MHHC-14/41-VK - Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege
Arrest MHHC-14/41-VK van 18 juni 2014
In de zaak van
de NV […]
met maatschappelijke zetel te […]
hierna de verzoekende partij te noemen,
tegen
het VLAAMSE GEWEST,
vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering,
voor wie optreedt mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de
Vlaamse overheid,
hierna de verwerende partij te noemen,
ingeschreven in het register van de beroepen op 11 oktober 2013 onder nummer 13/MHHC/81-M,
MHHC-14/41-VK
18 juni 2014
1
heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen:
1.
Voorwerp van het beroep
Het beroep is gericht tegen de beslissing 10/AMMC/709-M/AVR van 2 augustus 2013. Met deze
beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke
geldboete op van 2.312 euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de
feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op 12.716 euro.
De bestreden beslissing sanctioneert een schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985
betreffende de milieuvergunning, van artikel 43, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6
februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en
van artikel 4.2.3.1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene
en sectorale bepalingen betreffende de milieuhygiëne door overschrijding van de emissiegrenswaarden voor de parameters zwevende stoffen, BZV (biologisch zuurstofverbruik), CZV (chemisch
zuurstofverbruik), totaal fosfor, totaal stikstof en p-cresol/fenolen bij de lozing van bedrijfsafvalwater.
2.
Verloop van de rechtspleging
2.1.
Voor wat betreft het voorafgaand verloop van de rechtspleging verwijst het Milieuhandhavingscollege naar hetgeen desbetreffend is uiteengezet in het tussenarrest MHHC-13/107-VK van 19
december 2013. In dit tussenarrest besluit het college dat geen toepassing kan gemaakt worden van
de vereenvoudigde procedure en dat het beroep, in gewijzigde kamersamenstelling, verder zal
behandeld worden volgens de regels van de gewone rechtspleging.
2.2.
De verwerende partij dient op 10 februari 2014 een memorie van antwoord in.
2.3.
Bij beschikking 13/MHHC/81-M/B2 van 26 maart 2014 heeft de kamervoorzitter de
behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 8 mei 2014.
De verzoekende partij is vertegenwoordigd door de heer […], bestuurder, ter zitting bijgestaan door de
heer Fried VAN OPSTAL, haar raadsman.
De verwerende partij is vertegenwoordigd door mevrouw Tania VAN LAER, beleidsmedewerker van
de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur
en Energie van de Vlaamse overheid.
Bestuursrechter Peter SCHRYVERS brengt verslag uit.
De partijen worden gehoord.
De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen.
3. Ontvankelijkheid
3.1.
De verwerende partij werpt in haar memorie van antwoord twee excepties van onontvankelijkheid op, wegens schending van enerzijds artikel 16.4.39 van het decreet van 5 april 1995 houdende
algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM), en anderzijds artikel 7, §1, 5°, van het
besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor
het Milieuhandhavingscollege (hierna Procedurebesluit).
MHHC-14/41-VK
18 juni 2014
2
3.2.1. De verwerende partij voert in haar eerste exceptie in essentie aan dat, conform artikel 16.4.39
DABM, enkel degene aan wie de alternatieve bestuurlijke geldboete werd opgelegd, beroep kan
indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Zij meent dat in voorliggend dossier “het verzoekschrift niet
werd ingediend door de rechtspersoon zelf, maar wel door één van haar bestuurders die daarvoor niet
beschikte over de nodige bevoegdheid, noch over een eventuele volmacht tot vertegenwoordiging” en
dat “evenmin een beslissing voor[ligt] om beroep in te stellen, genomen door het rechtens daartoe
bevoegd orgaan”.
3.2.2. Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat het verzoekschrift is ondertekend door “[…],
manager” en dat de brief ter indiening van de stukken, in het kader van de regularisatieprocedure, is
ondertekend door “[…], Bestuurder, Voorzitter van de Raad van Bestuur” en door “[…], Bestuurder”.
Tijdens de zitting van 5 december 2013, in het kader van de vereenvoudigde procedure, legt de heer
[…] een document neer met de “notulen van de vergadering van de Raad van Bestuur” van 22
november 2013. Tijdens deze vergadering worden onder meer volgende besluiten genomen:
- “De Raad van Bestuur bevestigt dat het in het belang van de Vennootschap is dat dit Verzoekschrift is ingediend en beslist derhalve dit Verzoekschrift te bekrachtigen.”
- “De Raad van Bestuur verleent bijzondere volmacht aan de heer […], met mogelijkheid van
indeplaatsstelling, om alle nodige en nuttige handelingen te stellen en documenten te ondertekenen om de Vennootschap te vertegenwoordigen voor het Milieuhandhavingscollege en
tijdens de hele beroepsprocedure met betrekking tot de Beslissing, inclusief doch niet beperkt
tot het vertegenwoordigen van de Vennootschap op de zittingen van het Milieuhandhavingscollege, het indienen en ondertekenen van stukken, verzoekschriften, besluiten en memories,
het vertegenwoordigen van de Vennootschap tijdens een eventueel deskundige-onderzoek.”
Volgens artikel 14 van de statuten van de verzoekende partij, vastgelegd bij akte van 19 december
2012, gelden volgende regels voor de vertegenwoordiging van de verzoekende partij:
“De Raad van Bestuur vertegenwoordigt de Vennootschap jegens derden en in rechte als eiser of als
verweerder.
Onverminderd deze algemene vertegenwoordigingsmacht van de Raad van Bestuur als college,
handelend bij meerderheid van zijn leden, zal zowel voor alle handelingen van dagelijks bestuur als
deze die er buiten vallen, de Vennootschap tegenover derden geldig vertegenwoordigd en verbonden
zijn door twee (2) Bestuurders samen.
Binnen het dagelijks bestuur kan de Vennootschap bovendien worden vertegenwoordigd door de
daartoe aangestelde Gedelegeerd Bestuurder en/of andere personen belast met het dagelijks bestuur,
die alleen of gezamenlijk optreden zoals bepaald bij hun aanstelling.
De organen die overeenkomstig het voorgaande de Vennootschap vertegenwoordigen, kunnen
gevolmachtigden aanstellen. Alleen bijzondere volmachten voor bepaalde of voor een reeks bepaalde
rechtshandelingen zijn geoorloofd. De gevolmachtigden verbinden de Vennootschap binnen de
perken van hun verleende volmacht, onverminderd de verantwoordelijkheid van de volmachtgever in
geval van overdreven volmacht.”
3.2.3. Luidens artikel 16.4.39 DABM is enkel degene aan wie een alternatieve bestuurlijke geldboete
is opgelegd, gerechtigd om hiertegen bij het Milieuhandhavingscollege beroep in te dienen. Wat de
rechtspersonen betreft, vergt deze bepaling dat de beslissing om beroep in te stellen genomen is door
het rechtens daartoe bevoegde orgaan van de rechtspersoon, en dat, bij ontstentenis van
vertegenwoordiging door een advocaat, de vertegenwoordiging gebeurt door de persoon of de
personen die hier statutair toe bevoegd zijn of rechtsgeldig zijn aangesteld.
Luidens artikel 7, tweede lid, Procedurebesluit moet het verzoekschrift “(...) op straffe van
onontvankelijkheid, door de verzoekende partij [worden] ondertekend”.
3.2.4. Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat de vertegenwoordiging in rechte van de
verzoekende partij, luidens artikel 14 van haar statuten, enkel kan gebeuren door de Raad van
Bestuur, tenzij deze hiervoor een bijzondere gevolmachtigde heeft aangesteld. Noch bij het
verzoekschrift, noch in het kader van de regularisatie bezorgde de verzoekende partij een dergelijke
volmacht.
Op het ogenblik van de beslissing tot het instellen van beroep bij het Milieuhandhavingscollege is de
Raad van Bestuur van de verzoekende partij samengesteld uit verschillende bestuurders. Het
MHHC-14/41-VK
18 juni 2014
3
verzoekschrift, dat enkel is ondertekend door één bestuurder, is dan ook niet rechtsgeldig
ondertekend. Artikel 7, tweede lid, Procedurebesluit is bijgevolg geschonden.
De afgifte ter zitting, in het kader van de vereenvoudigde procedure, van de laattijdige beslissing van
de Raad van Bestuur van 22 november 2013 (de kennisgeving van de bestreden beslissing aan de
verzoekende partij gebeurde reeds op 21 augustus 2013), vermag niet de vastgestelde onontvankelijkheid van het verzoekschrift ongedaan te maken.
Het beroep is onontvankelijk.
3.3.
Gelet op de reeds vastgestelde onontvankelijkheid ratione personae van het beroep, is een
onderzoek van de tweede exceptie overbodig.
4.
Kosten
De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich
gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is.
Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege:
Het door de verzoekende partij ingestelde beroep is onontvankelijk.
Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 18 juni 2014 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit:
Luk JOLY
Ludo DE JAGER
Josef NIJS
Peter SCHRYVERS
Johan CEENAEME
Bart PAESHUYSE
voorzitter
bestuursrechter
bestuursrechter
bestuursrechter
plaatsvervangend bestuursrechter, wettig verhinderd bij de uitspraak
plaatsvervangend bestuursrechter
bijgestaan door
Xavier VERCAEMER
griffier.
De griffier,
De voorzitter,
Xavier VERCAEMER
Luk JOLY
MHHC-14/41-VK
18 juni 2014
4