voor wie JA zegt tegen actief en inspirerend onderwijs * Dolf Janson * gesproken taal * alleen persoonsvormen * pas tegen het eind van de basisschool * houd het simpel! * 1 * Welke woorden staan steeds bij elkaar? * Welke woorden horen bij elkaar? * Welke woorden zeggen iets over elkaar? * Welke woorden reageren op elkaar? De oranjegekleurde toeschouwer moedigde de schaatsers voortdurend luidruchtig aan. * * Leerlingen zijn aan zet * Op onderzoek door vergelijken uitproberen beredeneren voorspellen toetsen * Doel: Leren herkennen wat de rol van woorden en zinsdelen is. * * nieuwsgierig maken * uitdagen en problematiseren * aanmoedigen en mee genieten * hardop redeneren * vragen terugspelen * het zoeken en beredeneren in deze fase belangrijker maken dan het antwoord * * herkennen persoonsvorm aan de functie in een zin * daardoor ook: herkennen onderwerp 2 * * Ga eens even aan de kant! * Loop eens door! * Roer alles goed door elkaar. * Duw de pinnetjes in de voorgeboorde gaatjes. * * deel van de zin dat bepaalt - dat er iets gebeurt - wat er gebeurt * in lijdende vorm: deel van de zin - waarmee iets gebeurt Wat houdt/houd je bezig? * 3 * * woord uit een zin dat mee verandert met de persoon van het onderwerp: 1e persoon over jezelf ik, wij 2e persoon tegen een ander jij, jullie 3e persoon over een ander hij, zij * namen (naamwoorden) zijn te vervangen door een (persoonlijk) voornaamwoord in de 3e persoon. * * De bal is rond. Hij is rond. Ik ben rond. Door de persoon te veranderen, verandert de persoonsvorm mee. Conclusie: ‘is’ moet de persoonsvorm zijn. * Is de bal rond? * * * * * alleen de persoonsvorm (pv) is van belang * daardoor is de pv essentiële voorkennis * *Werkwoorden als probleemcategorie *Werkwoorden = veranderlijke woorden *Introductie vanaf groep 5 *Discrepantie met rest spellingdidactiek * *Werkwoorden zijn geen (nieuw) probleem, tenzij... *Werkwoorden zijn niet ‘veranderlijk’ (=op meer manieren te spellen), behalve... *Uitstel tot groep (7) 8. *Andere basisdidactiek voor spelling. * *Leren spellen heeft altijd een auditieve start, ook bij werkwoordsvormen. *Niet het systeem van vervoegen, maar het herkennen van enkele knelpunten (=meer schrijfwijzen voor dezelfde klanken) is uitgangspunt voor werkwoorddidactiek. NB Vervoegingen zijn meestal al bekend vanuit spreektaal! * * Werkwoorden, waarvan de stam eindigt op –d. Hiervan bestaat in de tegenwoordige tijd een vorm die eindigt op –d (net als bij onveranderlijke woorden), maar ook een vorm op –dt. (word – wordt). * Werkwoorden waarvan de stam eindigt op –d of –t, die in de verleden tijd een extra –d of –t krijgen (die niet is te horen) en waarvan ook een vorm bestaat (vaak als zelfstandig naamwoord of infinitief (hele werkwoord) met maar één –d of – t. (Laadde naast lade, plantten naast planten). * Werkwoorden, waarvan de infinitief (hele werkwoord / wij-vorm) begint met een prefix als be-, ge-,ver- of onten het voltooid deelwoord eindigt op -d. Hierdoor ontstaat verwarring tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord. (Benoemt – benoemd; gebeurt – gebeurd; vermoedt – vermoed; ontvreemdt - ontvreemd). * *Introduceer werkwoordspelling niet als ‘moeilijk’ en niet eerder dan in groep 7. *Begin er pas mee als ze de persoonsvorm snappen en herkennen aan de functie in de zin (dus niet alleen door een trucje!). *Uitdaging: wie trapt niet in de instinkers?! *Samen (duo’s) oefenen in het herkennen en beredeneren. * * Welk aspect spreekt je het meest aan? * Wat wil je komende tijd eens gaan uitproberen? * Dolf Janson Op zoek naar letters En dan nu nog even de werkwoordspelling… lesbegeleiding leerjaar 7 en 8 www.jansonadvies.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc