In onze taal wordt veelvuldig gebruikt gemaakt van letterlijke en figuurlijke taal. Eén onderdeel daarvan, waar we in groep 7 aandacht aan besteden, is het uitbeelden van spreekwoorden en de betekenis daarvan. vb. Als twee druppels water. Verder komen de werkwoorden elk blok aan bod. Hieronder een voorbeeld van een les uit thema 4. opdracht: Zoek het onderwerp en de persoonsvorm in de zin. Kleur ‘de rest’. vb. Joris loopt op de stoep. onderwerp: Joris persoonsvorm: loopt ‘de rest’: op de stoep. De komende tijd een drukke periode: Sinterklaas en Kerst. Al hebben we ook al erg leuke activiteiten gehad, maar ook vooral gedaan! De Kinderboekenweek met als thema Feest. En Schaatsen voor water. Ook techniek krijgt de nodige aandacht, zoals: Wetsus. Deze foto’s vindt u op onze site. In week 46 namen we deel aan het evenement Technics4U in Heerenveen. Een erg leuke doe-ochtend op het Friesland College. En natuurlijk werken we ook aan rekenen, taal en alle andere vakken! Alle ouders die op enige wijze hebben geholpen deze maanden. Bedankt! Zonder hulp lukt dit alles niet. Natuurlijk is het ook de bedoeling dat naast alle pretjes en verzetjes er wordt gewerkt. Hoe iserde juiste schrijfwijze van de werkwoorden? Soms moet worden samengewerkt, maar ook zelfstandig een Maak gebruik van de denkstappenkaart. taak uitvoeren hoort erbij. Zeer belangrijk in groep 7 is het kunnen toepassen van de tafels in de sommen. Elke dag maken we hier gebruik van. De komende twee blokken zijn de voornaamste onderwerpen: optellen /aftrekken tot 1.000.000 vlot vermenigvuldigen vb. 10 x € 3,60 delen vb. 2389 : 17 kommagetallen vb. welk kommagetal ligt het dichtste bij de 1 0,9;0,95;1,02 of 1,1 en kommagetallen met drie cijfers achter de komma gelijkwaardigheid van breuken vb. ½ = 2/4 maar ook 3/6 procenten. vb. percentages inkleuren in een cirkeldiagram meten: aandacht voor het berekenen van afstanden op een kaart vb. schaal 1:20.000. De relatie tussen schaal en afstand. oppervlakte van o.a. driehoeken inhoud: samenhang tussen liter, deciliter en centiliter gewicht. De bekendste herleidingen worden nog een geoefend. vb. 1 ½ kg = …..g en 2500 g = …kg Thema 2 Om ons heen Jij woont in een dorp of een stad in een provincie van Nederland. En wat heb jij nu met het werelddeel Europa te maken? steeds meer! Je gaat naar andere landen in Europa en je kunt daar met de euro betalen. Dat is in Europa afgesproken. Je koopt hier bijvoorbeeld eten en speelgoed uit andere Europese landen. Dat voedsel en speelgoed moet veilig zijn. Over dit soort afspraken wordt in het Europese Parlement gepraat. Begrippen die aan de orde komen: regering, internationaal, Europese Unie, kandidaat-lid, Europese Commissie, Europees Parlement, open grenzen, binnengrenzen, buitengrenzen, invoerrechten. Thema 2 Het Romeinse Rijk De Romeinen hadden een wereldrijk. Door hun goede legers en slimme generaals veroverden ze bijna heel Europa en delen van Afrika en Azië. Met de volken die ze tegenkwamen, werden ze vrienden. Bijvoorbeeld met de Germanen. zo konden ze de baas blijven in een groot gebied. De Romeinen waren de baas in Noord-Afrika, het grootste deel van Europa en een deel van Azië. de hoofdstad van het Romeinse Rijk was Rome: een stad die groter was dan het Amsterdam van nu. Begrippen die aan de orde komen: Julius Caesar, senaat, Augustus, Forum, Pax Romana, aquaduct, Colosseum, gladiator, Jupiter, christenen
© Copyright 2024 ExpyDoc