Woordpakketten groep 7 Thema 1 Woorden met ng tong, goedkeuring, hervorming, hulpverlening, medewerking, opvatting, overtuiging, tegenstelling, uitdrukking, uitwering, voldoening, vordering, vormgeving, waardering, waarneming Woorden met cht lucht, echtgenoot, evenwicht, onzichtbaar, oprichting, rechtstreeks, reusachtig, slachtoffer, voorlichting, waarachter, wellicht Woorden met i die klinkt als ie liter, bioscoop, centimeter, dirigent, dominee, horizon, kabinet, kandidaat, kapitaal, kardinaal, limonade, linie, minister, officier, politiek, positief, president Werkwoorden Kleuren: bellen,belonen,benoemen,dreigen,gillen,gooien,groeien,huilen,kleuren. Werken: bakken, bedanken,boksen,botsen,danken,dansen,drukken,eisen,fietsen,werken. Roepen: beginnen,begrijpen,breken,buigen,beginnen,duiken,drinken,klimmen,kruipen, ruiken,roepen. Zoeken: bezoeken,brengen,denken,komen,kopen,moeten,verdenken,verkopen,verliezen, zoeken. Thema 2 Woorden met ei reis, bereikbaar, eigendom, eigenschap, feitelijk, inleiding, neiging, opleiding, spreiding, terrein, uitbreiding Woorden met ij ijs, aanwijzing, anderzijds, batterij, enerzijds, loterij, magazijn, ongetwijfeld, schijnbaar, uitgeverij, wijziging Woorden met c die klinkt als s cel, centra, circa, concentratie, concert, decimeter, directrice, leverancier, principe, procent, provincie Woorden met c die klinkt als k actief, acteur, advocaat, categorie, conclusie, contract, cultuur, discussie, perfect, plastic, respect Werkwoorden: Reizen: blozen,bonzen,glanzen,grazen,niezen,peinzen,prijzen,razen,reizen,vrezen. Leven: beven,draven,durven,erven,hoeven,leven,proeven,streven,verven,zweven. Kiezen: bewijzen,blazen,genezen,kiezen,lezen,pluizen,prijzen,verkiezen,verwijzen,wijzen. Schrijven: blijven,drijven,geven,graven,schrijven,schuiven,sterven,stuiven,wrijven,zwerven. Thema 3 Woorden met th die klinkt als t thee, althans, katholiek, methode, thans, thema, theater, theorie, therapie, thuis Woorden met c die klinkt als k actief, aspect, camera, collega, competitie, componist, inspecteur, lectuur, redacteur, secretaris, tactiek Woorden met b die klinkt als p club, absoluut, abstract, eb, krab, objectief, observatie, rib, subsidie, web Woorden met sz enigszins, alleszins, anderszins, danszaal, geenszins, graszaad, halszaak, langszij, raszuiver, vuilniszak Werkwoorden: Antwoorden: bloeden,branden,broeden,landen,luiden,melden,raden,redden,schudden. Praten: feesten,groeten,kaarten,planten,praten,rusten,sporten,starten,storten,wachten. Rijden: bieden,binden,glijden,rijden,schelden,snijden,strijden,vinden,worden,zenden. Fluiten: bijten,eten,fluiten,gieten,laten,schieten,sluiten,smelten,vechten,zitten. Thema 4 Woorden met stomme e (niet in voor- of achtervoegsel) de, akte, apostel, datgene, degene, ergernis, gave, hoogstens, karakter, tevergeefs, weduwe, zodoende Woorden met het voorvoegsel be bezoek, bediening, behoud, benoeming, bewerking, bewustzijn Woorden met het voorvoegsel ge getal, gebod, gemeenschap, genot, gevangene, gewest, gezag Woorden met het voorvoegsel ver verkeer, verbazing, verbeelding, verbetering, verdeling, vereniging, vergadering, vergelijking, vergunning Woorden met het achtervoegsel ig jarig, aandachtig, gebrekkig, nadelig, matig, rechtvaardig, regelmatig, toekomstig, volledig, vrijwillig, willekeurig Werkwoorden: Kleuren: halen,horen,kleuren,luisteren,rollen,spelen. Reizen: blozen,glanzen,niezen,reizen,verhuizen. Leven: beloven,draven,hoeven,leven,verven. Werken: knikken,lachen,maken,pakken,schoppen,werken. Thema 5 Woorden met het achtervoegsel –lijk Vrolijk, aanzienlijk, gebruikelijk, geleidelijk, gemeentelijk, herhaaldelijk, lichamelijk, namelijk, noodzakelijk, noordelijk, openlijk, schriftelijk, vermoedelijk, verschrikkelijk, voortreffelijk. Woorden met het achtervoegsel –heid. Snelheid, afwezigheid, bijzonderheid, eenzaamheid, verlegenheid, voorzichtigheid. Woorden met het achtervoegsel –teit Majesteit, activiteit, kwaliteit, puberteit, universiteit. Woorden met –tie die klinkt als tsie Politie, combinatie, definitie, demonstratie, gratie, informatie, justitie, organisatie, publicatie. Woorden met –ctie die klinkt als ksie Directie, actie, functie, infectie, injectie, productie, reactie, redactie. Werkwoorden: Kleuren: plagen,rekenen,rennen,roeien,ruilen,spelen,trouwen,zwaaien. Reizen: blozen,grazen,niezen,verbazen,verhuizen,verwaarlozen,vrezen. Leven: beloven,draven,durven,geloven,handhaven,leven,proeven,verven. Antwoorden: branden,broeden,kleden,laden,landen,luiden,melden,voeden. Werken: plaatsen,raken,schoppen,slikken,snoepen,straffen,vereisen,verwerken,werken. Praten: begroeten,groeten,oogsten,planten,praten,richten,starten,verplichten,wachten. Thema 6 Woorden met -age of -oge garage, etage, etalage, horloge, lekkage, massage, passage, percentage, stage. Woorden met -isch elektrisch, automatisch, communistisch, fantastisch, historisch, medisch, praktisch, romantisch, technisch, theoretisch. Woorden met eind -d of midden -d die klinkt als t hond, beschaafd, denkbeeld, gemeenteraad, indertijd, kameraad, spannend, tegenstand, voortdurend, wereldoorlog, zogenaamd. Woorden met gesloten lettergreep fietsen, aanwijzingen, argumenten, aspecten, herinneringen, inlichtingen, presidenten, producten, tegenstellingen, toepassingen, voorschriften Werkwoorden: Roepen: buigen,dragen,duiken,helpen,kijken,klinken,krijgen,kruipen,liegen,nemen,roepen, slapen,spreken,trekken,vallen,verzinnen,vliegen,vragen,werpen,zingen,zwemmen. Kiezen: bewijzen,blazen,genezen,kiezen,lezen,pluizen,prijzen,verkiezen,verwijzen,wijzen. Schrijven: blijven,drijven,geven,graven,schrijven,schuiven,sterven,stuiven,wrijven,zwerven. Thema 7 woorden met -iaal liniaal, materiaal, sociaal, speciaal. woorden met –iale(n) materialen, sociale, speciale. woorden met -ueel actueel, eventueel, seksueel. woorden met -uele actuele, eventuele, seksuele woorden met een open lettergreep in het midden jager, aantekening, alcohol, basis, begroting, berekening, beschaving, bovenop, drama, energie, enzovoort, evenmin, historie, integendeel, kolonel, kolonie, momenteel. meervouden met open lettergreep apen, advocaten, apparaten, hoofdsteden, kandidaten, organen, piloten, profeten, sieraden, sigaren, uitspraken. Werkwoorden: Rijden: bestrijden,bevinden,bidden,bieden,binden,gebieden,gelden,glijden,lijden,rijden, schelden,verbieden,verbinden,vermijden. Fluiten: besluiten,bezitten,fluiten,genieten,gieten,ontbijten,schieten,sluiten,smelten, snuiten,spuiten,vechten,vergeten,verwijten. Zoeken: bedenken,bevriezen,bezoeken,brengen,denken,komen,kopen,moeten,verdenken, verkopen,verliezen,verzoeken,vriezen,zoeken. Thema 8 Woorden met open lettergreep in het midden jager, moraal, nagenoeg, overeenkomst, profeet, professor, republiek, resultaat, rubriek, tevoren. Woorden met verdubbeling van de medeklinker bakker, beschikking, herinnering, hoeverre, inmiddels, klassiek, koppeling, middelbaar, missie, monnik, onmiddellijk. Meervouden met verdubbeling, van de medeklinker ballen, begrippen, eigenschappen, gezelschappen, kanonnen, kennissen, leraressen, pakketten, processen, raketten, vonnissen. Woorden met meervoud op's piano's, agenda's, camera's, collega's, diploma's, pony's, programma's, risico's, schema's, taxi's, zebra's. Werkwoorden: Roepen: bedriegen,blijken,blinken,lopen,ontwerpen,roepen,schijnen,schrikken,sluipen, steken,vangen. Rijden: bidden,gelden,rijden,vinden,worden. Fluiten: bijten,eten,fluiten,laten,schieten,zitten. Kiezen: blazen,kiezen,lezen,pluizen,wijzen. Schrijven: blijven,geven,graven,schrijven,schuiven,sterven. Zoeken: doen,hebben,houden,kunnen,staan,weten,zeggen,zien,zijn,zullen,zoeken. Thema 9 Afkortingen Woorden met –heden hoeveelheden eenheden gelegenheden minderheden moeilijkheden mogelijkheden omstandigheden overheden plechtigheden zekerheden Woorden met –ieën industrieën kopieën melodieën knieën calorieën categorieën drieën harmonieën bijv. a.u.b. ca. dr. jl. m.a.w. mr. n.a.v nl. nr. prof. zgn. z.g.a.n. Woorden met –iën oliën bacteriën koloniën Woorden met –eeën tweeën feeën ideeën moskeeën reeën weeën zeeën Werkwoorden: Kleuren: bellen, betalen, bouwen, dromen, fluisteren, gebeuren, kleuren, rekenen. Reizen: bonzen, grazen, niezen, peinzen, reizen, verbazen, verhuizen, vrezen Leven: beleven, beloven, durven, geloven, handhaven, leven, proeven, verven, Antwoorden: beantwoorden, bloeden, branden, melden, redden, verbranden, verkleden. Werken: bedanken, boksen, dansen, fietsen, gebruiken, snoepen, straffen, werken. Praten: begroeten, feesten, groeten, praten, starten, uitrusten, verplichten. zie volgend blad voor ‘werkwoorden’
© Copyright 2024 ExpyDoc