Zaaknummer : 2013/185 Rechter[s] : mrs. Borman, Lubberdink

Zaaknummer
Rechter[s]
Datum uitspraak
Trefwoorden
Artikelen
Uitspraak
Hoofdoverwegingen
:
:
:
:
:
:
:
2013/185
mrs. Borman, Lubberdink, Hoogvliet
17 maart 2014
Informatieverstrekking, [verschoonbare] termijnoverschrijding
Awb artikel 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11
Ongegrond
2.3. Vaststaat dat het beroepschrift tegen de beslissing van
10 juli 2012 buiten de daarvoor geldende termijn is ingediend. Het
door appellant aangevoerde leidt niet tot het oordeel dat
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is
geweest, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Uit de door hem
bij verweerder en bij het College ingediende beroepschriften blijkt
dat hij, om hem moverende redenen, welbewust bijna acht
maanden heeft gewacht met het instellen van beroep tegen de
waardering van zijn afstudeerwerk. Deze redenen vormen echter
geen grond om een termijnoverschrijding als de onderhavige
verschoonbaar te achten. Dat, naar niet in geschil is, geen
rechtsmiddelenclausule bij de beslissing van 10 juli 2012 is
vermeld, maakt dit niet anders, nu redelijkerwijs moet worden
aangenomen dat appellant wist dat binnen een bepaalde termijn
beroep moest worden ingesteld. Hierbij wordt van belang geacht
dat appellant eerder beroep bij verweerder heeft ingesteld en dat
zowel in het Studentenstatuut als op de website van de universiteit
informatie over het instellen van beroep is opgenomen. Nu
verweerder gezien het voorgaande het bij hem ingestelde beroep
terecht niet-ontvankelijk heeft geacht, wordt aan hetgeen
appellant inhoudelijk heeft aangevoerd over de waardering van
zijn afstudeerwerk niet toegekomen.
Uitspraak in de zaak tussen:
[naam], wonend te [naam woonplaats], appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft,
verweerder.
1.
Procesverloop
Bij beslissing van 10 juli 2012 heeft de examencommissie van de Master Applied
Physics van de universiteit (hierna: de examencommissie) het afstudeerwerk van
appellant met het cijfer 6 gewaardeerd.
Bij beslissing van 5 september 2013 heeft verweerder het daartegen door
appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beslissing heeft appellant beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2014, waar appellant
en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.G.K. Dibbet, werkzaam bij de universiteit,
zijn verschenen.
2.
Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn
voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na
die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend
indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn
ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan
achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim
is geweest.
2.2.
Aan de beslissing van 5 september 2013 heeft verweerder ten grondslag gelegd
dat het door appellant ingestelde beroep op 8 maart 2013 en daarmee buiten de
daarvoor geldende termijn is binnengekomen. De door hem aangevoerde
omstandigheden maken deze overschrijding niet verschoonbaar, aldus verweerder.
Appellant betoogt dat verweerder heeft miskend dat de termijnoverschrijding in zijn
geval verschoonbaar is. Hiertoe voert hij aan dat, samengevat weergegeven, hij vreesde
dat, indien hij direct beroep zou instellen tegen de waardering van zijn afstudeerwerk,
zijn afstudeerbegeleider het cijfer alsnog zou intrekken. Deze vrees werd mede
ingegeven doordat hij in de inleiding van zijn afstudeerwerk een fout van een andere
docent van de universiteit aan de orde had gesteld, maar zijn afstudeerbegeleider hem
dwong deze fout niet te vermelden. Eerst nadat hij op 30 oktober 2013 zijn diploma had
gekregen en hij vervolgens een boek had uitgebracht waarin hij voormelde fout alsnog
aan de orde heeft gesteld, heeft hij beroep ingesteld. Appellant stelt dat hem niet
duidelijk was dat hij binnen zes weken beroep moest instellen tegen de waardering van
zijn afstudeerwerk. Van een rechtsmiddelenclausule was volgens hem geen sprake en
zijn afstudeerbegeleider heeft hem ook niet op gewezen op een bepaalde beroepstermijn.
Ten slotte voert appellant aan dat de waardering van zijn afstudeerwerk niet juist is en
wijst hij daarbij op hetgeen hij bij verweerder ter zake heeft aangevoerd.
2.3.
Vaststaat dat het beroepschrift tegen de beslissing van 10 juli 2012 buiten de
daarvoor geldende termijn is ingediend. Het door appellant aangevoerde leidt niet tot het
oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest, als
bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Uit de door hem bij verweerder en bij het College
ingediende beroepschriften blijkt dat hij, om hem moverende redenen, welbewust bijna
acht maanden heeft gewacht met het instellen van beroep tegen de waardering van zijn
afstudeerwerk. Deze redenen vormen echter geen grond om een termijnoverschrijding
als de onderhavige verschoonbaar te achten. Dat, naar niet in geschil is, geen
rechtsmiddelenclausule bij de beslissing van 10 juli 2012 is vermeld, maakt dit niet
anders, nu redelijkerwijs moet worden aangenomen dat appellant wist dat binnen een
bepaalde termijn beroep moest worden ingesteld. Hierbij wordt van belang geacht dat
appellant eerder beroep bij verweerder heeft ingesteld en dat zowel in het
Studentenstatuut als op de website van de universiteit informatie over het instellen van
beroep is opgenomen. Nu verweerder gezien het voorgaande het bij hem ingestelde
beroep terecht niet-ontvankelijk heeft geacht, wordt aan hetgeen appellant inhoudelijk
heeft aangevoerd over de waardering van zijn afstudeerwerk niet toegekomen.
Het betoog faalt.
2.4.
Het beroep is ongegrond.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.
Beslissing
Het College
Rechtdoende:
verklaart het beroep ongegrond.