Zaaknummer : 2014/070 Rechter(s) : mrs.Nijenhof, Kleijn en

Zaaknummer
Rechter(s)
Datum uitspraak
Partijen
Trefwoorden
Artikelen
Uitspraak
Hoofdoverwegingen
:
:
:
:
:
:
:
:
2014/070
mrs.Nijenhof, Kleijn en Hoogvliet
29 juli 2014
Appellant tegen CvB Hogeschool van Amsterdam
Inschrijven, machtiging, Studielink, bekendmaking
Ongegrond
2.2.2. Niet in geschil is dat verweerder de regels voor
inschrijving op deugdelijke wijze bekend heeft gemaakt.
Evenmin is in geschil dat appellant, nadat hij via Studielink
een verzoek tot inschrijving had gedaan, er per e-mail op is
gewezen dat hij de machtiging voor het collegegeld moest
bevestigen. Verder heeft verweerder ter zitting gemotiveerd
toegelicht dat het niet mogelijk was om appellant, nadat hij
de machtiging voor het collegegeld te laat had bevestigd,
alsnog per 1 september 2013 in te schrijven, omdat de
examencommissie nog onderzoek diende toe doen naar de
door appellant bij een andere onderwijsinstelling behaalde
studieresultaten. Onder deze omstandigheden biedt hetgeen
appellant heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat
verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem per 1
september 2013 in te schrijven.
Voor zover appellant stelt dat hem de inschrijvingsprocedure
niet duidelijk was, leidt dat niet tot een ander oordeel. Het
was aan verweerder om de regels voor inschrijving op
deugdelijke wijze bekend te maken. Vervolgens was het de
verantwoordelijkheid van appellant om daar kennis van te
nemen en, indien hem de procedure niet duidelijk was,
verweerder om nadere uitleg te vragen. Verder bestaat geen
grond voor het oordeel dat de medewerkers met wie
appellant stelt contact te hebben gehad ervan op de hoogte
hadden moeten zijn dat appellant de machtiging voor het
collegegeld nog niet had bevestigd en hem daarop hadden
moeten wijzen.
Het betoog faalt
Uitspraak in de zaak tussen:
[naam], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
verweerder.
1.
Procesverloop
Bij beslissing van 17 oktober 2013 heeft verweerder geweigerd appellant per
1 september 2013 in te schrijven voor de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening.
Bij beslissing van 11 februari 2014 heeft verweerder het door appellant daartegen
gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen die beslissing heeft appellant beroep ingesteld.
Verweerder een verweerschrift ingediend.
Het College heeft het beroep ter zitting behandeld op 3 juli 2014, waar appellant,
bijgestaan door mr. R.F. Bakker, advocaat te Amsterdam, en verweerder,
vertegenwoordigd door mr. C.L. Koppenol, zijn verschenen.
2.
Overwegingen
2.1.
Verweerder heeft geweigerd appellant per 1 september 2013 in te schrijven,
omdat hij niet tijdig een machtiging heeft bevestigd voor de betaling van het collegegeld.
2.2.
Appellant betoogt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem in te
schrijven. Volgens hem is zijn aanmelding via Studielink in twee e-mails bevestigd.
Slechts in een daarvan is hij erop gewezen dat de machtiging voor het collegegeld moest
worden bevestigd. Verder voert hij aan dat hem de inschrijvingsprocedure niet duidelijk
was en dat, ondanks uitvoerig contact met diverse medewerkers van de hogeschool na
de aanmelding via Studielink in augustus, op geen enkel moment naar voren is gekomen
dat de inschrijving nog niet rond was.
2.2.1. Het College stelt voorop dat deze procedure uitsluitend betrekking heeft op de
weigering van verweerder om appellant per 1 september 2013 in te schrijven en derhalve
niet op de vraag of appellant tussentijds had kunnen worden ingeschreven.
2.2.2. Niet in geschil is dat verweerder de regels voor inschrijving op deugdelijke wijze
bekend heeft gemaakt. Evenmin is in geschil dat appellant, nadat hij via Studielink een
verzoek tot inschrijving had gedaan, er per e-mail op is gewezen dat hij de machtiging
voor het collegegeld moest bevestigen. Verder heeft verweerder ter zitting gemotiveerd
toegelicht dat het niet mogelijk was om appellant, nadat hij de machtiging voor het
collegegeld te laat had bevestigd, alsnog per 1 september 2013 in te schrijven, omdat de
examencommissie nog onderzoek diende toe doen naar de door appellant bij een andere
onderwijsinstelling behaalde studieresultaten. Onder deze omstandigheden biedt hetgeen
appellant heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte
heeft geweigerd hem per 1 september 2013 in te schrijven.
Voor zover appellant stelt dat hem de inschrijvingsprocedure niet duidelijk was,
leidt dat niet tot een ander oordeel. Het was aan verweerder om de regels voor
inschrijving op deugdelijke wijze bekend te maken. Vervolgens was het de
verantwoordelijkheid van appellant om daar kennis van te nemen en, indien hem de
procedure niet duidelijk was, verweerder om nadere uitleg te vragen. Verder bestaat
geen grond voor het oordeel dat de medewerkers met wie appellant stelt contact te
hebben gehad ervan op de hoogte hadden moeten zijn dat appellant de machtiging voor
het collegegeld nog niet had bevestigd en hem daarop hadden moeten wijzen.
Het betoog faalt.
2.3.
Het beroep is ongegrond.
2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.
Beslissing
Het College
Rechtdoende:
verklaart het beroep ongegrond.