Uitwerking uniforme inkoopcriteria

Uitwerking uniforme inkoopcriteria
Criterium
Integrale benadering
Formulering
‘De zorgaanbieder komt in 2015 met partijen uit het veld tot een
oplossing voor een actueel regionaal knelpunt op het gebied van
integrale zorg of een verbeterd integraal aanbod voor WlZ cliënten
(door samen te werken over de domeinen Wlz, Wmo en Zvw heen)
met een complexe zorgvraag. De zorgaanbieder verbindt zich
hiertoe door het aangaan van niet-vrijblijvende
samenwerkingsafspraken waarin de inbreng en
verantwoordelijkheid van de deelnemende partijen zijn
afgesproken en is opgenomen wat de concrete opbrengst van de
samenwerking gaat zijn.
Het zorgkantoor kan voor haar regio(’s) reeds een aantal
aandachts- of knelpunten gedefinieerd hebben die vragen om een
oplossing. Deze punten kunnen zijn opgenomen in het
inkoopdocument van het zorgkantoor. Zorgaanbieders worden
uitgenodigd om oplossingen aan te dragen voor deze benoemde
punten, maar ook om eigen ervaren knelpunten of kansen voor
verbeteringen van een integraal aanbod aan te dragen.
De zorgaanbieder dient een plan van aanpak in bij de inschrijving
waarin SMART geformuleerd is;

wat het regionale knelpunt/de verbetering is m.b.t. integrale
zorg voor cliënten;

welke oplossing de zorgaanbieder voorstelt;

voor welke doelgroep dit is;

met welke partijen de zorgaanbieder deze oplossing
vormgeeft;

wat het beoogde resultaat van de samenwerking is;

hoe het tijdspad van de implementatie inclusief
evaluatiemomenten eruit ziet.
De inzet en de oplossing moet passend zijn bij de omvang van de
aanbieder. Dit is ter vrije beoordeling aan het zorgkantoor. Het
zorgkantoor toetst in 2015, of het plan van aanpak is uitgevoerd
conform het tijdspad dat daarin is opgenomen en de inhoud ervan
is gerealiseerd, om het criterium als voldoende te beoordelen.
Innovatie (best
practices)
‘De aanbieder kan één of meerdere best practices of elders
bewezen innovatieve concepten in het jaar 2015 implementeren
binnen de eigen organisatie.
Het gaat hierbij om best practices die direct bijdragen aan een
doelmatige inzet van zorg, toename van de arbeidsproductiviteit en
een betere kwaliteit van zorg en die zijn gericht op één van de
volgende thema’s:

bevorderen van de eigen regie en/of zelf/samenredzaamheid;

vitaliteit;

integrale benadering

meer inzet van mantelzorg of zelfzorg;

vermindering van complexe zorgvraagstukken.
Om als een best practice te gelden stellen zorgkantoren als
voorwaarde dat er wordt samengewerkt met een universiteit,
hogeschool of ander kennisinstituut. Dit blijkt uit het plan van
aanpak van de aanbieder.
Innovaties waarvan verwacht mag worden dat de aanbieder deze
uitvoert vanuit de reguliere bedrijfsvoering, vallen niet onder dit
criterium. Een voorbeeld hiervan is het digitaliseren van het
zorgplan. Ook innovaties die via andere fondsen worden
gefinancierd vallen hier buiten. Beoordeling hiervan is aan het
zorgkantoor.
Voorwaarden:

De zorgaanbieder dient een plan van aanpak in waarin hij
aantoont dat de best practice wordt geïmplementeerd op
het gebied van één van de eerder genoemde thema’s en
bijdragen aan doelmatige inzet van zorg, toename van de
arbeidsproductiviteit en een betere kwaliteit van de zorg.

Zorgaanbieders die een best practice implementeren,
stimuleren intercollegiale werkbezoeken en
meeloopstages.

Het plan van aanpak moet bij inschrijving worden
ingediend volgens een door het zorgkantoor beschikbaar
gesteld format.

Het plan van aanpak moet met de cliëntenraad zijn

De zorgaanbieder geeft voor een door het zorgkantoor te
besproken.
bepalen datum inzicht in de voortgang van de
implementatie van de best practice.
Het zorgkantoor zal het plan van aanpak bovendien toetsen op de
volgende uitgangspunten:

Betreft het de implementatie van één of meerdere bestpractises en/of elders bewezen innovatieve concepten
gericht op één van de eerder genoemde thema’s.

De beoogde resultaten zijn gericht op de cliënt en zijn
zorgvraag.

Het project vindt plaats in 2015, en moet in principe zijn
geïmplementeerd in het jaar 2015. Indien dit niet wordt
gehaald, wordt dit besproken met het zorgkantoor.

Het plan van aanpak zoals geformuleerd door de
zorgaanbieder is SMART en voldoende ambitieus
2
passend bij de ambitie en de mogelijkheden van de
zorgaanbieder.

De kosten van het project moet minimaal in verhouding
staan tot de incentive die er tegenover staat.
Kwaliteit GZ
Achtergrond
Voor de inkoop gehandicaptenzorg 2015 is er voor gekozen
om het uniforme criterium van 2014 op basis van het
kwaliteitskader GZ te continueren. De selectie van vragen
uit pijler 1 en 2a is gelijk gebleven. Om een meer
transparante werkwijze te hanteren is de vergelijking ten
opzichte van branchegemiddelden losgelaten. Uitgangspunt
is het openbare databestand van 2013.
Selectie vragen
De selectie van vragen uit pijler 1 en 2a heeft
plaatsgevonden aan de hand van de onderstaande
uitgangspunten en zijn gelijk aan de vragen van 2014. Het
gaat daarbij om vragen die:
- niet wettelijk of in de WMG-overeenkomst zijn
vastgelegd;
- voor alle zorgaanbieders gelden. Wanneer een vraag
niet van toepassing is voor een aanbieder wordt deze
niet meegeteld.
- geen betrekking hebben op enkel de bedrijfsvoering
van zorgaanbieders;
- zijn voorzien van een normering en zijn opgenomen in
het openbaar databestand.
Zie onderstaande voor een overzicht van de geselecteerde
vragen.
Inkoopcriterium
De zorgaanbieder voldoet aan het criterium kwaliteit voor de
GZ indien deze aan elk van de volgende vier onderdelen
voldoet:
a. op pijler 1 op de selectie van vragen geen enkele rode
score heeft;
b. op pijler 2a voor de dimensie ‘Zorgafspraken en
ondersteuningsplan’ tenminste 98% groen scoort.
c. in 2014 aantoonbaar gebruik maakt of een keus heeft
gemaakt voor een instrument uit de waaier van pijler 2b
voor de eerst volgende cliëntenraadpleging;
d. bereid is de gegevens uit pijler 2a over 2013 op
regioniveau met het zorgkantoor te delen. Wij
veronderstellen dat indien u hiertoe bereid bent u met uw
inkoper bespreekt wanneer deze informatie gedeeld wordt.
Alle zorgkantoren stellen zorgaanbieders die niet voldoen
aan onderdeel a,b en/of c van het gestelde criterium in de
gelegenheid een verbeterafspraak te maken voor 2015. Een
plan van aanpak voor alle onderdelen waar niet aan wordt
voldaan wordt hiertoe bij de inschrijving ingediend. Indien
zorgaanbieders na evaluatie van de verbeterafspraken
3
alsnog niet blijken te voldoen staat in het beleid van de
individuele zorgkantoren beschreven wat de consequentie is
die het individuele zorgkantoor daaraan verbindt.
De score van de aanbieders op geselecteerde vragen van
pijler 1 en 2a is voor de zorgaanbieders zichtbaar in de
Cerium rapportagemodule. De zorgkantoren gebruiken de
scores van de zorgaanbieders uit het openbare databestand
2013 om de beantwoording van de zorgaanbieders te
toetsen.
Geselecteerde vragen pijlers
Pijler 1:
De volgende vragen uit pijler 1 worden meegenomen. De nummers
verwijzen naar de nummering in het openbaar databestand zoals
dat op 23 mei 2013 beschikbaar is gekomen.
Thema 1: medezeggenschap
1.3
Geeft de cliënten- of verwantenraad advies op een
voorgenomen besluit van de Raad van Bestuur op de
verbeterplannen binnen uw organisatie?
1.4
Geeft de cliënten- of verwantenraad advies op een
voorgenomen besluit van de Raad van Bestuur op de
uitkomsten van het cliëntervaringsonderzoek binnen uw
organisatie?
1.5
Kan de organisatie aantonen dat zij op ieder advies van
de cliëntenraad heeft gereageerd en gemotiveerd heeft
aangegeven als zij daarvan is afgeweken?
Thema 2: klachten
2.3
Ontvangen cliënten en/of hun vertegenwoordigers
systematisch op een voor hen begrijpelijke wijze,
informatie over de klachtenregeling?
Thema 3: vertrouwensregeling/vertrouwenspersoon
3.1
Beschikt uw organisatie over een vertrouwensregeling
voor cliënten?
3.2
Heeft uw organisatie een vertrouwenspersoon voor
cliënten?
3.4
Heeft uw organisatie de bevindingen en aanbevelingen
van de vertrouwenspersoon in 2012 aantoonbaar in
behandeling genomen?
Thema 5: zorg- en ondersteuningsplan
5.1
Heeft uw organisatie de zorg- en
ondersteuningsplansystematiek beschreven?
5.2
Wordt deze zorg- en ondersteuningsplansystematiek
periodiek (volgens een intern vastgestelde frequentie)
geëvalueerd en bijgesteld?
4
Thema 6: Risico-inventarisatie
6.1
Heeft uw organisatie beleid opgesteld op het gebied
van cliëntveiligheid?
6.2
Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde
frequentie) geëvalueerd en bijgesteld?
6.3
Maakt het uitvoeren van een risico-inventarisatie op
cliëntniveau (al dan niet bij een bepaalde doelgroep)
onderdeel uit van uw beleid?
6.4
Maakt de risico-inventarisatie onderdeel uit van uw
zorg- en ondersteuningsplansystematiek?
6.5
Heeft uw organisatie voor alle cliënten een risicoinventarisatie uitgevoerd?
6.6
Worden de uitkomsten van de risico-inventarisatie op
cliëntniveau vastgelegd?
Thema 7: registratie van incidenten
7.1
Heeft uw organisatie beleid opgesteld voor registratie
en evaluatie van incidenten?
7.2
Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde
frequentie) geëvalueerd en bijgesteld?
7.3
Heeft uw organisatie een systeem beschikbaar waarmee
de prevalentie (het vóórkomen) van incidenten op
cliëntniveau inzichtelijk is?
7.4
Kunt u aantonen dat de geregistreerde incidenten op
organisatieniveau geanalyseerd worden?
7.6a
Kunt u aantonen dat de geregistreerde incidenten op
cliëntniveau geanalyseerd worden?
Thema 8: vrijheidsbeperkende maatregelen
8.1
Heeft uw organisatie beleid opgesteld op het gebied
van vrijheidsbeperkende maatregelen?
8.2
Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde
frequentie) geëvalueerd en bijgesteld?
8.3
Heeft uw organisatie beleid opgesteld over het
verminderen en voorkómen (preventie) van
vrijheidsbeperkende maatregelen?
8.6
Kunt u aantonen dat u de verantwoordelijkheidstoedeling
heeft geregeld bij het toepassen van vrijheidsbeperkende
maatregelen in het kader van de BOPZ?
8.7
Kunt u aantonen dat in uw organisatie de toegepaste
vrijheidsbeperkende maatregelen in het kader van de
BOPZ periodiek (volgens intern vastgestelde frequentie)
worden geëvalueerd?
Thema 9: medicatieveiligheid
9.2
Heeft uw organisatie beleid opgesteld op het gebied
van medicatie?
9.3
Wordt dit beleid periodiek (volgens intern vastgestelde
frequentie) geëvalueerd en bijgesteld?
9.4
Heeft uw organisatie een persoon of commissie
aangesteld die verantwoordelijk is voor het
5
medicatiebeleid?
9.5
Heeft u op cliëntniveau in het ondersteuningsplan
beschreven voor welke onderdelen van de medicatie u
verantwoordelijk bent?
9.6
Worden medicatiefouten conform beleid, binnen uw
organisatie op cliëntniveau geregistreerd?
9.7a
Kunt u aantonen dat in uw organisatie de geregistreerde
medicatiefouten periodiek worden geëvalueerd op
organisatieniveau?
9.7b
Kunt u aantonen dat in uw organisatie de geregistreerde
medicatiefouten periodiek worden geëvalueerd op
cliëntniveau?
9.8a
Kunt u aantonen dat er verbeteracties zijn uitgevoerd naar
aanleiding van evaluatie van medicatiefouten op
organisatieniveau?
9.8b
Kunt u aantonen dat er verbeteracties zijn uitgevoerd naar
aanleiding van evaluatie van medicatiefouten op
organisatieniveau?
Thema 10: (vermoeden van) seksueel misbruik
10.1
Heeft uw organisatie aantoonbaar beleid opgesteld op het
gebied van seksualiteit en seksueel misbruik?
10.2
Wordt dit beleid periodiek (minimaal eens per 4 jaar)
10.3
Heeft uw organisatie in haar beleid opgenomen dat
geëvalueerd?
medewerkers, in dienst van uw organisatie, standaard
een VOG-verklaring moeten overleggen?
10.5
Heeft uw organisatie in haar beleid opgenomen dat
vrijwilligers van uw organisatie standaard een VOGverklaring moeten overleggen?
10.7
Is in de zorg- en ondersteuningsplansystematiek van uw
organisatie het onderwerp seksualiteit (lichaamsbeleving,
intimiteit en seksualiteit) opgenomen?
Thema 11: kenmerken medewerkers
11.5
Is er binnen uw organisatie een scholingsbeleid waarin
actief wordt ingespeeld op scholingsvragen en -behoeften
van medewerkers?
11.8
Wordt bovengenoemd (scholings)beleid periodiek
(volgens intern vastgestelde frequentie) geëvalueerd en
bijgesteld?
Thema 12: medewerkersonderzoek
12.1
Wordt in uw organisatie een medewerkersonderzoek
uitgevoerd?
12.2
Hoe vaak voert u het medewerkersonderzoek uit?
Pijler 2a:
Uit pijler 2a wordt de indicatorscore van 'Zorgafspraken en
ondersteuningsplan' meegenomen.
6
Kwaliteit VV
‘Zorgkantoren hanteren in de zorginkoop 2015 een uniforme
norm voor de beoordeling van de score op de
kwaliteitsindicatoren in de sector V&V. Door middel van een
uniforme normering van de ‘zorg voor kwaliteit’-indicatoren
krijgen organisatorische eenheden (ontsluitingsniveau van
gegevens binnen de VVT) bij alle zorgkantoren dezelfde
waardering. De zorgkantoren baseren zich daarbij op een
door Mediquest ontwikkelde methodiek. MediQuest heeft
een methodiek ontwikkeld, om per OE tot een waardering te
komen voor de zorginhoudelijke kwaliteit en een waardering
voor de cliëntervaringen. Op concernniveau wordt het
percentage groene, oranje en rode OE’s inzichtelijk
gemaakt. De CQ-scores van zorgaanbieders over de jaren
2012 en 2013 zijn door Mediquest bewerkt. Informatie over
de data en toegang tot de data hebben zorgaanbieders
medio juli 2014 ontvangen.
De uiteindelijke score op de kwaliteitsindicatoren op
instellingsniveau wordt vervolgens vertaald in een
kleurtoekenning:
• Groen (boven het branchegemiddelde);
• Oranje (overeenkomstig het branchegemiddelde);
• Rood (beneden het branchegemiddelde).
In het inkoopbeleid hebben zorgkantoren als norm
opgenomen:
‘De zorgaanbieder voldoet aan het criterium kwaliteit voor
de V&V indien op concernniveau voor de CQ indicatoren
minimaal 80 % van de intramurale OE’s groen hebben
gescoord’.
Zorgkantoren beogen om via de normering de levering van
excellente zorg te belonen in de inkoop 2015. Na het
beschikbaar komen van de data is echter gebleken dat
slechts een zeer beperkt aantal zorgaanbieders als concern
voldoet aan de norm. Dit doet geen recht aan de
zorgaanbieders die aanzienlijk hoger dan het
branchegemiddelde zorg leveren, maar waarvan de score
net in de kleurtoekenning Oranje valt.
In overleg met Actiz en BTN is daarom gekozen voor een
andere normering:
‘De zorgaanbieder voldoet aan het criterium kwaliteit voor
de V&V indien 65% van de intramurale OE’s onderdeel
uitmaakt van de beste 25% van alle OE’s’.
Op deze manier belonen de zorgkantoren die
zorgaanbieders waarvan 65% van de intramurale OE’s
vallen in het beste kwartiel qua kwaliteit (de beste 25% van
alle OE’s).
Om te kunnen voldoen aan het criterium moet een instelling
alle intramurale OE’s geaccordeerd hebben voor
7
doorlevering aan de zorgkantoren. Instellingen die nog niet
geaccordeerd hebben, kunnen dit alsnog doen bij
Mediquest, mits dit ten tijde van inschrijving gebeurt, zodat
de gegevens verwerkt kunnen worden in de normering
voordat de productieafspraken 2015 definitief gemaakt zijn.
De kosten die gepaard gaan met alsnog accorderen komen
voor rekening van de zorgaanbieder.
Zorgkantoren hanteren hun eigen inkoopmethodiek die
maakt dat het effect van de aangepaste normering voor
zorgaanbieders per zorgkantoorregio verschillend kan zijn.
De aangepaste normering maakt echter in algemene zin
beloning van excellente zorg beter mogelijk.
Doorontwikkeling van kwaliteitsnormering richting 2016
(en verder)
Zorgkantoren erkennen dat het van belang is om cijfers
altijd in hun context te duiden. Actiz bepleit dat het
gefundeerde gesprek over kwaliteit en de indicatoren
wellicht een formelere, objectievere status en vorm kan
krijgen. Sommige zorgkantoren hebben dit al expliciet
verwerkt in hun zorginkoopbeleid. Voornemen is om dat
element nadrukkelijker mee te nemen voor de nabije
toekomst. Zorgkantoren en Actiz zullen richting 2016 waar
mogelijk gezamenlijk optrekken bij de doorontwikkeling van
kwaliteitsnormering in de V&V.’
8