Mensenrechten Mensenrechten Vakgroep staatsrechtelijke vakken RUL Algemeen Langzamerhand groeit het begrip voor gewetensbezwaren tegen militaire dienst. Nadat de Assemblee van de Raad van Europa al in 1977 terzake een aanbeveling had gedaan 816 (1977), volgde tien jaar later het Comité van Ministers R (87) 8. Door de VN-Commissie voor de mensenrechten is nu op 6 maart 1989 een resolutie aanvaard (E/CN.4/1989/L.69) waarin deze erkent dat dienstweigering een legitieme uitoefening is van de vrijheid van gedachte, geweten of godsdienst. Aanbevolen wordt een vervangende dienstplicht te introduceren en af te zien van oplegging van gevangenisstraf. De voortgaande ontdooiing van de oostwest betrekkingen heeft merkbaar invloed op de mensenrechten. Voor het IVBPR was het een doorbraak, dat een oosteuropese staat, Hongarije, op 7 september 1988 het individueel klachtrecht heeft aanvaard. Zeer frappant is ook de gaststatus die Hongarije, Polen de USSR en Joegoslavië hebben gekregen in de Raad van Europa. Officieel is deze status in het Statuut van de Raad niet voorzien; wel is een geassocieerd lidmaatschap mogelijk, doch dat is voorbehouden aan democratische landen (niet-zijnde staten). President Gorbatsjov heeft in de Parlementaire Vergadering van (wat hij noemde) de 'Sovjet van Europa' gepleit voor een gemeenschappelijk Europees huis. Voorwaarde daarvoor is de eerbiediging van het soevereine recht van elk volk om naar eigen inzicht zelf zijn 1352 KATERN 32 Mensenrechten maatschappelijk stelsel te kiezen. Die voorwaarde verhindert dat Oost-Europa op korte termijn deelneemt in het westeuropese systeem van rechtsbescherming, in ieder geval wat de vrijheidsrechten van het EV betreft. In dit opzicht valt meer te verwachten van de akkoorden van Helsinki. Die zijn sinds kort uitgebreid met een statenklachtrecht in verband met mensenrechten (zie Katern 31 p. 1305), dat al enige malen is beproefd. Overigens lijkt het onjuist, dat aangeklaagde staten zich verweren met tegenklachten. Afzonderlijke procedures over en weer zijn zeker toelaatbaar; tegenklachten bij wijze van exceptie daarentegen niet. Voor internationale mensenrechten geldt niet de regel van wederkerigheid, maar behoort het algemeen belang te prevaleren. Het Europees Sociaal Handvest, de wat onderkomen tegenhanger van het EV, dreigt concurrentie te krijgen van een Europees handvest van de werknemers van de EG. Ofschoon men op de laatste EG-topconferentie in Madrid daarover nog verdeeld was, kan dit het zwaartepunt op den duur van Straatsburg naar Brussel doen verschuiven. De Raad van Europa groeit weliswaar — sinds mei is Finland de 23e Lid-Staat — maar de EG doet dat ook getuige de Oostenrijkse aanvrage voor het EG-lidmaatschap. Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten Tijdens zijn 35e zitting deed het Mensenrechtencomité met betrekking tot zes klachten uitspraak over de hoofdzaak en verklaarde het acht zaken niet-ontvankelijk. Zaak nr. 196/1985 (Gueye en anderen v. Frankrijk) had betrekking op de pensioenrechten van 743 Senegalezen, die in het Franse leger hadden gediend. Zij ontvingen lagere pensioenen dan ex-militairen met de Franse nationaliteit. Het Comité achtte dit verschil in behandeling in strijd met artikel 26 IVBPR. De gevoegde zaken nr. 210/1986 en 225/ 1987 (Pratt en Morgan v. Jamaica) waren aanhangig gemaakt door twee ter dood veroordeelde Jamaïcanen. Hoewel de doodstraf ingevolge artikel 6 niet in strijd met het IVBPR is, dient deze naar het oordeel van het Comité niet te worden voltrokken, indien tijdens de procedure andere bepalingen geschonden zijn. Aangezien i.c. de artikelen 14 (3) (e) en 7 IVBPR niet wa- ren nageleefd, drong het Comité er bij Jamaica op aan de straf aan te passen. In zaak nr. 218/1986 (Vos v. Nederland) stond artikel 32 (1) (b) AAW centraal. Hierin is bepaald dat de AAW-uitkering van een vrouw wordt ingetrokken, wanneer zij recht verkrijgt op een weduwenpensioen ingevolge de AWW. Klaagster, op wie deze bepaling was toegepast, waardoor haar inkomen behoorlijk was gedaald, achtte deze bepaling in strijd met artikel 26 IVBPR. Weduwnaren behouden namelijk hun recht op een AAW-uitkering. De meerderheid van het Comité meende evenwel dat artikel 26 niet was geschonden. In zaak nr. 265/1987 (Vuolane v. Finland) kwam het Comité tot de conclusie, dat sancties in het militaire tuchtrecht onder bepaalde omstandigheden moeten worden aangemerkt als vrijheidsbeneming in de zin van artikel 9 (4) IVBPR. In een dergelijk geval heeft de gestrafte het recht om voorziening te vragen bij een rechter. Aangezien het Finse recht slechts een interne beklagprocedure kent, achtte het Comité artikel 9 (4) geschonden. Amerikaanse Conventie voor de rechten van de mens De Amerikaanse Conventie die al enkele sociale rechten bevatte is in november 1988 uitgebreid met een protocol inzake economische, sociale en culturele rechten. Dit wordt van kracht na ratificatie door 11 staten; het introduceert voor deze rechten een rapportage-systeem en voor sommige zelfs een individueel klachtrecht. Het Amerikaanse Hof heeft op 29 juli 1988 Honduras veroordeeld in een zaak voorgelegd door de Commissie (zie EuGRZ 1989 pp. 157177). Vastgesteld wordt dat het recht op persoonlijke vrijheid, menselijke behandeling en op leven van een slachtoffer van een 'verdwijning' zijn geschonden. Jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens — Neves e Silva t. Portugal, 27 april 1989 — Klacht over schadevergoeding wegens verwijtbaar gedrag van de administratie. De rechter had weliswaar geoordeeld dat de wet een schadevergoeding uitsloot, maar aldus werd een KATERN 32 1353 Belastingrecht 'geschil' beslist. Het recht op schadevergoeding is een 'eivil right,' niettegenstaande de oorsprong van het geschil en de rechtsmacht van de administratieve gerechten. Artikel 6 (1) is toepasselijk. Overschrijding van de redelijke termijn, nu de definitieve rechterlijke beslissing pas na zes jaar en zeven maanden werd genomen. — Hauschildt t. Denemarken, 24 mei 1989 — Rechterlijke onafhankelijkheid is mede te be oordelen door middel van een objectieve test: biedt de rechterlijke organisatie voldoende waarborgen om iedere gerechtvaardigde twijfel uit te sluiten? I.c. kan niet gezegd worden dat de betrokken rechters onpartijdig waren; zij hadden hun beslissingen dat verzoeker in voor lopige hechtenis diende te blijven gebaseerd op een wettelijke bepaling die eist, dat de rechter ervan overtuigd moet zijn dat er een bijzonder zware verdenking op de verdachte rust. Dezelf de rechters hadden tevens zitting in de hoofd zaak. Schending artikel 6 (1). — Langhorger t. Zweden, 22 juni 1989— Huurgeschillencommissie die is samengesteld uit on der andere vertegenwoordigers van eigenaars en huurders i.c. geen onpartijdige instantie. Het geschil betrof namelijk een contractuele clausu le die de vaststelling van de huur aan verenigin gen van eigenaars en huurders opdroeg. — Eriksson t. Zweden 22 juni 1989 — Klacht, dat na opheffing van ontzetting uit de ouder lijke macht het kind niet werd teruggeplaatst bij de moeder; over het beperkt bezoekrecht en het gebrek aan rechterlijke voorziening tegen dit laatste. Schending van artikelen 8 en 6 (1) ten aanzien van zowel moeder als kind. — Bricmont t. België, 7 juli 1989 — Strafproce dure waarbij prins van den bloede civiele partij was. Grieven met betrekking tot wijze waarop deze werd gehoord door rechter-commissaris en het feit dat met hem, ondanks verzoek van klager, geen confrontatie had plaats gevonden. Het eerste is wegens objectieve redenen voor een bijzondere regeling van het verhoor van ho ge ambtsdragers niet in strijd met artikel 6, het laatste echter wel. — Gaskin t. Verenigd Koninkrijk, 7 juli 1989 — Klacht over weigering van de autoriteiten om klager inzage te geven in het dossier betreffende zijn eigen voogdij. Strijd met artikel 8. 1354 KATERN 32
© Copyright 2025 ExpyDoc