Uitwerking eindtoets Calculus voor het schakelprogramma van B (2XB03), 21 januari 2014 (1) 3 log(x + 4) − 3 log(x − 1) = 1. Dus 3 log x+4 x−1 = 3 log(3). x+4 Dus x−1 = 3, dus x + 4 = 3x − 3, dus 2x = 7, dus x = 72 . De oplossing x = 72 voldoet, want het is in het definitiegebieden van 3 log(x − 1). Dus x = 72 is de enige oplossing. 3 log(x + 4) en (2) Teken een rechthoekige driehoek met overstaande zijde ter lengte 3 en schuine zijde ter lengte 5. Dan is sin(ϕ) = 35 . Dus ϕ = arcsin( 35 ). Volgens de stelling van Pythagoras heeft √ √ de aanliggende zijde lengte 52 − 32 = 16 = 4. Dus cos(arcsin( 35 )) = cos(ϕ) = 54 , dat is de aanliggende zijde gedeeld door de schuine zijde. (3) Er geldt x3 + 2x + 1 x3 (1 + 2/x2 + 1/x3 ) x3 (1 + 2/x2 + 1/x3 ) √ p =p = x6 + 5x + 4 x6 (1 + 5/x5 + 4/x6 ) |x3 | 1 + 5/x5 + 4/x6 Nu is x3 /|x3 | = −1 als x < 0. Dus lim x→−∞ 1 + 2/x2 + 1/x3 1+0+0 x3 + 2x + 1 √ = −1 = lim − p = −√ 1+0+0 x6 + 5x + 4 x→−∞ 1 + 5/x5 + 4/x6 (4a) Het minimum van f (x) = ln(x2 + e2 ) is f (0) = ln(e2 ) = 2. Verder is limx→∞ ln(x2 + e2 ) = ∞. Dus het bereik van f (x) is [2, ∞). Het definitiegebied van f −1 (x) is gelijk aan het bereik van f (x) is gelijk aan [2, ∞). (4b) Er geldt y = f −1 (x) dan en slechts dan als x = f (y). Stel x = f (y), √ dan is x = ln(y 2 + e2 ). Dus ex = y 2 + e2 . Dus y 2 = ex − e2 . Derhalve is y = ± ex − e2 . Het bereik van f −1√ (x) is gelijk aan het definitiegebied van f (x) en dat is gelijk aan [0, ∞). Dus f −1 (x) = y = ex − e2 . 1 (5a) De kritieke punten van f (x) zijn die punten in het domein van f (x) waar f (x) niet √ √ 4 1 3 gedefinieerd is of waar de afgeleide van f (x) nul is. Nu is f (x) = x4 − 3 x = x 3 − x 3 , dus : 1 2 2 √ f 0 (x) = 43 x 3 − 13 x− 3 = 13 x− 3 (4x − 1) = 34x−1 3 2. x Dus f (x) is overal gedefinieerd, en niet differentieerbaar in 0. Het nulpunt van f 0 (x) is 14 . De kritieke punten zijn derhalve 0 en 14 . (5b) De (lokale) maxima/minima van f (x) zijn kritieke punten. De afgeleide f 0 (x) is negatief op de intervallen (−∞, 0) en (0, 41 ), en positief op het interval ( 14 , ∞). De functie f (x) is dus dalend op het interval (−∞, 41 ), en stijgend op het interval ( 41 , ∞). Dus 41 is een minimum. Het kritieke punt 0 is een verticale raaklijn. (6) De afgeleide van f (x) = f 0 (x) = sin(π(x2 −1)) cos(π(x2 +1)) is met de quotientregel: cos(π(x2 + 1)) cos(π(x2 − 1))2πx + sin(π(x2 − 1)) sin(π(x2 + 1))2πx . cos2 (π(x2 + 1)) Dus f 0 (1) = cos(2π) cos(0)2π + sin(0) sin(2π)2π = 2π. cos2 (2π) De vergelijking van de raaklijn aan de kromme in (1, 0) is derhalve y = 2π(x − 1). (7) Pas in de gevraagde integraal de substitutie u = x4 + 2x2 + 1 toe. Dan geldt du = (4x3 + 4x) dx. Dus Z Z R 3 x4 +2x2 +1 1 x4 +2x2 +1 (x + x)e dx = e (4x3 + 4x) dx = 14 eu du = 4 1 u e 4 + C = 41 ex 4 +2x2 +1 + C. (8) Pas parti¨ele integratie toe. Dan is Z R 2x sin(3x) dx = 2x(− 13 cos(3x)) − 2(− 31 cos(3x)) dx = − 23 x cos(3x) + 29 sin(3x) + C. Dus Z 0 1 π 2 1 π 2x sin(3x) dx = [−x 32 cos(3x) + 92 sin(3x)]|02 = − 92 . 2 (9a) Het gebied R in het xy-vlak wordt gegeven door x2 − 3x ≤ y ≤ 0. De snijpunten van de x-as met de grafiek van f (x) = x2 − 3x zijn (0, 0) en (3, 0). De oppervlakte A van het gebied R wordt dus gegeven door: Z 3 Z 3 A= |f (x)| dx = (3x − x2 ) dx = [ 32 x2 − 13 x3 ]|30 = 27 − 27 = 92 . 2 3 0 0 (9b) De x-co¨ordinaat van het zwaartepunt van het gebied is R3 R3 x¯ = A1 0 x|f (x)|dx = 29 0 (3x2 − x3 )dx = 29 [x3 − 14 x4 ]|30 = 92 (27 − 81 ) 4 = 32 . Een alternatief om aan te tonen dat x¯ = 32 wordt gegeven door op te merken dat het gebied spiegel symmetrisch is ten opzichte van de lijn met vergelijking x = 23 , de symmetrie-as van de parabool met vergelijking x2 − 3x = 0. Dus ligt het zwaartepunt op die lijn. De y-co¨ordinaat van het zwaartepunt van het gebied is R3 R3 1 y¯ = 2A −(f (x))2 dx = − 19 0 (9x2 − 6x3 + x4 )dx = − 91 [3x3 − 32 x4 + 51 x5 ]|30 = 0 − 91 [34 − 35 2 + 35 ] 5 = − 19 · 9 Het zwaartepunt is dus ( 23 , − 10 ). 3 81 10 9 = − 10 .
© Copyright 2024 ExpyDoc