Hoofdstuk 1 Meetkunde en Lineaire Algebra Vraag 1.1 De verzameling van de spoorvrije symmetrische matrices in Rn×n (n > 1) vormt een vectorruimte van dimensie (n+2)(n−1) over R. 2 waar Vraag 1.2 Zij A, B, C ∈ Fn×n , dan geldt er tr(ABC) = tr(BCA) = tr(CAB). waar Vraag 1.3 Zij A, B matrices in C2×2 waarvoor geldt dat det(A+ iB) = det(A) − det(B), dan zal er eveneens gelden dat det(3A + 5iB) = 9 det(A) − 25 det(B) waar Vraag 1.4 Zij A en B antisymmetrische matrices in R9×9 , dan geldt er dat det(A + B) = det(A) + det(B). 1 waar Vraag 1.5 Zij x, y ∈ R1×n met x ⊥ y (n > 1), dan is det(xT y) = 0. waar Vraag 1.6 Er bestaan antisymmetrische matrices A in Rn×n (n > 1) waarvoor de afbeelding T : Rn×n → Rn×n : X 7→ AX + XA injectief is. vals Vraag 1.7 Er bestaat een homomorfisme T : R3×3 → R4 [x] waarvan de kern bestaat uit alle antisymmetrische matrices in R3×3 . vals Vraag 1.8 Zij α ∈ R gegeven. Dan zal de kromme met parametervoorstelling (cos(t) cos(αt), cos(t) sin(αt), sin(t)), t ∈ R gesloten zijn als en slechts dan als α ∈ Q. waar Vraag 1.9 Als een kromme wordt bekomen als baan van een punt op een cirkel met straal r, die rolt zonder glijden aan de binnenkant van een grotere cirkel met straal R (r, R ∈ N), dan zal de kromme zich voor de eerste keer sluiten als het punt kgv(R,r) keer rond het middelpunt van de kleine cirkel heeft r gedraaid. 2 waar Vraag 1.10 Het oppervlak met cartesiaanse vergelijking 3x2 − 2y 2 − 2z 2 = 1 kan worden voorgesteld door de parametervoorstelling P (u, v) = ( cosh(u) sinh(u) cos(v) sinh(u) sin(v) √ , √ √ , ), 3 2 2 met (u, v) ∈ [0, +∞[×[0, 2π]. vals 3 Hoofdstuk 2 Wiskundige Analyse II Vraag 2.1 Voor alle punten (x, y) in het vlak waarvoor xy > 1 geldt x+y = arctan(x) + arctan(y) − π arctan 1 − xy vals 2 2 2 Vraag 2.2 De oppervlakken xy = √ y +z −x = 1 snijden √ 2 en elkaar orthogonaal in het punt ( 2, 2, 1). waar Vraag 2.3 Een temperatuursdistributie in het vlak wordt gegeven door f (x, y) = 10 + 6 cos(x) cos(y) + 3 cos(2x) + 4 cos(3y) Dan wordt de eenheidsvector volgens de welke de temperatuur het snelst afneemt vanuit het punt ( π3 , π3 ) gegeven door (− √310 , − √110 ). vals 4 Vraag 2.4 Beschouw de re¨eelwaardige functie f van e´e´n re¨ele variabele, die overal afleidbaar wordt ondersteld. Definieer F (x1 , . . . , xn ) = f (x21 + x22 + . . . + x2n ) Dan geldt er dat ∂F (1, . . . , 1) = 2f 0 (n) ∂xi waar Vraag 2.5 Beschouw de re¨eelwaardige functie f van e´e´n re¨ele variabele, die overal afleidbaar wordt ondersteld. Definieer F (x1 , . . . , xn ) = f (x1 .x2 . . . . .xn ) Dan geldt er dat ~ (~x · ∇)(F )(1, . . . , 1) = f 0 (1) vals Vraag 2.6 Zij f : Rn → R homogeen van graad k in Ω en bovendien behorend tot C m (Ω). Dan geldt er in Ω dat ~ mf = kmf (~x · ∇) waar Vraag 2.7 Zij f een tweemaal continu differentieerbare, homogene functie van graad 4 in de variabelen (x, y), dan geldt er dat ∆((x2 + y 2 )f ) = (x2 + y 2 )∆f + 20f 5 waar Vraag 2.8 De Laplaciaan in R2 is rotatie-invariant. waar Vraag 2.9 De transformatieformules x = r cos θ y = r sin θ sin φ z = r sin θ cos φ zijn inverteerbaar in elk open deelgebied van {(r, φ, θ) : r ≥ 0, 0 < φ < 2π, 0 < θ < π} waar Vraag 2.10 De parabolische co¨ordinatentransformatie {x = 2uv, y = u2 − v 2 } vormt een bijectie tussen {(u, v)|v > 0} en R2 \ {(0, 0)}. vals 6
© Copyright 2024 ExpyDoc