Uitwerking eindtoets Calculus voor het schakelprogramma van B (2XB03), 23 jun 2014 (1) Na toepassing van de identiteit sin2 (x) = 1 − cos2 (x) op de vergelijking 2 sin2 (x) + 5 cos(x) = 4 krijgen we 2(1 − cos2 (x)) + 5 cos(x) = 4 ofwel 2 cos2 (x) − 5 cos(x) + 2 = 0. 1 punt Substitueer u = cos(x). Dan geldt: 2u2 − 5u + 2 = 0, 1 punt ofwel (2u − 1)(u − 2) = 0. Dus u = 12 of u = 2. 1 punt Dus cos(x) = 12 of cos(x) = 2. Er geldt | cos(x)| ≤ 1, dus cos(x) = 2 heeft geen oplossing. 1 punt Uit cos(x) = 12 volgt x = 31 π +2kπ of x = − 31 π +2kπ met k een geheel getal. De oplossingen in het interval [0, 2π] zijn dus x = 13 π en x = 53 π. 1 punt (2a) arctan(tan(ϕ)) = ϕ voor alle − 12 π < ϕ < 21 π, want de functie tan(x) met definitiegebied (− 12 π, 12 π) heeft arctan(x) als inverse functie. 1 punt π − 4π = − 14 π. Dus tan( 15 π) = tan(− 41 π). De functie tan(ϕ) is periodiek modulo π en 15 4 4 Dus arctan(tan( 15 π)) = arctan(tan(− 41 π)) = − 14 π. 1 punt 4 √ (2b) arccos( 12 3) = 16 π 1 punt en sin( 61 π) = √ Dus sin(arccos( 12 3)) = 12 . (3) Er geldt Dan geldt x−4 √ 4−2 x = x−4 √ . 2(2− x) 1 2 1 punt . √ Vermenigvuldig teller en noemer beide met 2 + x. 1 punt √ √ (x − 4)(2 + x) (x − 4)(2 + x) x−4 √ = √ √ = . 2(4 − x) 4−2 x 2(2 − x)(2 + x) Deel teller en noemer beide door x − 4. Dan is √ √ (x − 4)(2 + x) −(2 + x) = = . 2(4 − x) 2 Dus x−4 −(2 + √ = lim lim x→4 4 − 2 x x→4 2 1 √ x) = −2. 1 punt 1 punt 1 punt (4a) De kritieke punten van f (x) zijn die punten in het domein van f (x) waar f (x) niet gedefinieerd is of waar de afgeleide van f (x) nul is. Nu is f (x) = cosh(6x2 − 5πx + π 2 ), dus : f 0 (x) = sinh(6x2 − 5πx + π 2 ) · (12x − 5π). 1 punt Dus f (x) is overal gedefinieerd en differentieerbaar. Uit f 0 (x) = 0 volgt 12x − 5π = 0 of 5 π of 6x2 − 5πx + π 2 = 0. 1 punt sinh(6x2 − 5πx + π 2 ) = 0, dus x = 12 Nu is 6x2 − 5πx + π 2 = (3x − π)(2x − π). Dus x = 31 π en x = 12 π zijn de nulpunten van 6x2 − 5πx + π 2 en dus ook van sinh(6x2 − 5πx + π 2 ). 5 De kritieke punten van f (x) zijn dus x = 13 π, x = 21 π en x = 12 π. 1 punt (4b) De (lokale) maxima/minima van f (x) zijn kritieke punten. De functie sinh(x) is echt stijgend. Dus het tekenverloop van f 0 (x) is hetzelfde als (6x2 − 5πx + π 2 ) · (12x − 5π) = (3x − π)(2x − π)(12x − 5π) 5 π) en ( 12 π, ∞), en negatief op de inDe afgeleide f 0 (x) is positief op de intervallen ( 13 π, 12 5 tervallen (−∞, 31 π) en ( 12 π, 12 π, ). 1 punt 5 De functie f (x) is dus stijgend op de intervallen ( 13 π, 12 π) en ( 12 π, ∞) en dalende op de 5 intervallen (−∞, 31 π) en ( 12 π, 12 π, ). 5 π is een maximum. 1 punt Dus x = 31 π, x = 21 π zijn minima en x = 12 (5) Voor de afgeleide van de inverse functie g(x) in x = b geldt: g 0 (b) = 1 f 0 (g(b)) 1 punt . Verder is g(1) = x dan en slechts dan als f (x) = 1 ofwel x3 + 4x + 1 = 1. Door wat getallen te proberen zien we dat x = 0 de (unieke) oplossing is. De afgeleide van f (x) = x3 + 4x + 1 is f 0 (x) = 3x2 + 4. 1 punt Dus f 0 (0) = 4 en g 0 (1) = f 01(0) = 14 . 1 punt 1 punt (6) Er geldt f (x) = e−x ln(x2 + 3x + 1). Dus f 0 (x) = −e−x ln(x2 + 3x + 1) + e−x x2 2x + 3 . + 3x + 1 2 punten (De afgeleide kan ook met de quotientregel worden berekend.) Dus f 0 (0) = −e0 ln(1) + e0 · 3 =3 1 1 punt De vergelijking van de raaklijn aan de kromme in (0, 0) is derhalve y = 3x. 2 1 punt R (7) Pas in de integraal cos2 (x) sin(x) dx de substitutie u = cos(x) toe. Dan geldt du = − sin(x) dx. 1 punt √ Verder is u(0) = cos(0) = 1 en u( 41 π) = cos( 41 π) = 12 2. 1 punt Dus Z 1 Z 1√ 4 π 2 3 cos2 (x) sin(x) dx = 0 2 −3u2 du = 1 punt 1 1 [−u3 ]|12 √ 2 √ = − 14 2 + 1. 1 punt (8) De noemer van de gevraagde integraal is te ontbinden in x2 + 2x − 3 = (x − 1)(x + 3). 1 punt Partieel breuksplitsen geeft: x2 x+7 A B A(x + 3) + B(x − 1) = + = . 1 punt + 2x − 3 x−1 x+3 (x − 1)(x + 3) Vergelijk de tellers: x + 7 = A(x + 3) + B(x − 1). Substitutie van x = 1 geeft A = 2 en van x = −3 geeft B = −1. 1 punt Dus Z Z x+7 2 1 dx = − dx = 2 ln |x − 1| − ln |x + 3| + C. x2 + 2x − 3 x−1 x+3 1 punt (9a) Het gebied R in het xy-vlak wordt gegeven door x2 ≤ y ≤ x. De snijpunten van de lijnen met vergelijkingen y = x en y = x2 zijn (0, 0) en (1, 1). 1 punt De oppervlakte A van het gebied R wordt dus gegeven door: Z 1 (x − x2 ) dx = [ 12 x2 − 31 x3 ]|‘0 1 = ( 12 − 31 ) = 16 . 1 punt A= 0 (9b) De x-co¨ordinaat van het zwaartepunt van het gebied is R1 x¯ = A1 0 x(x − x2 dx = 1 punt 6[ 31 x3 − 14 x4 ]|10 = 6( 31 − 14 ) = 12 . 1 punt De y-co¨ordinaat van het zwaartepunt van het gebied is R1 2 1 y¯ = 2A (x − x4 )dx = 1 punt 0 3[ 31 x3 − 15 x5 ]|10 = 3( 31 − 15 ) = 25 . 1 punt Het zwaartepunt is dus ( 12 , 25 ). 3
© Copyright 2024 ExpyDoc