Afgeleiden in meerdere variabelen 1. (a) f (x, y ) = (b) f (x, y ) = √ √ y + y −x √1 xy 1 (c) f (x, y ) = √ + x+y1−2 1−(x−1)2 −(y −1)2 √ (d) f (x, y ) = 1 − x − y √ (e) f (x, y ) = ln(1 − x 2 − y 2 ) + 1 − x − y q 2 (f) f (x, y ) = ln(x 3 − y ) + x4 + y − 1 p (g) f (x, y ) = ln(4 − x 2 − y 2 ) + |x| + |y | − 1 √ √ (h) f (x, y ) = y − ln x + e x − y q (i) f (x, y ) = ln(1 − |x|) + | sin(πx)| − |y + 12 | + ln(x(y + 12 )) 2. (a) a (e) d (i) l (b) k (f) e (j) j (c) h (g) c (k) b (d) i (h) g (l) f (f) 1/4 (k) bestaat niet (padentest) 3. (a) 0 (b) −1 (g) bestaat niet (padentest) (c) 1/2 (h) bestaat niet (padentest) (d) 2 (i) bestaat niet (padentest) (e) 4 (j) bestaat niet (padentest) (n) bestaat niet (padentest) 4. (a) kies δ ≤ √ 1 (l) bestaat niet (padentest) (m) bestaat niet (padentest) (b) kies δ ≤ (c) kies δ ≤ /2 (d) kies δ ≤ /2 5. (a) fx (x, y ) = 4x en fy (x, y ) = −3 (b) fx (x, y ) = 2xy + 4x en fy (x, y ) = x 2 − 1 (c) fx (x, y ) = 5y − 14x + 3 en fy (x, y ) = 5x − 2y − 6 (d) fx (x, y ) = 2y (xy − 1) en fy (x, y ) = 2x(xy − 1) (e) fx (x, y ) = 4(2x − 3y ) en fy (x, y ) = −6(2x − 3y ) (f) fx (x, y ) = √ x x 2 +y 2 en fy (x, y ) = √ y x 2 +y 2 (g) fx (x, y ) = 2x 2 (x 3 + y /2)−1/3 en fy (x, y ) = 13 (x 3 + y /2)−1/3 (h) fx (x, y ) = −(x + y )−2 en fy (x, y ) = −(x + y )−2 (i) fx (x, y ) = −x 2 +y 2 (x 2 +y 2 )2 (j) fx (x, y ) = −y 2 −1 (xy −1)2 (k) fx (x, y ) = (l) fx (x, y ) = en fy (x, y ) = en fy (x, y ) = −2xy (x 2 +y 2 )2 −x 2 −1 (xy −1)2 −y x x 2 +y 2 en fy (x, y ) = x 2 +y 2 e x+y +1 en fy (x, y ) = e x+y +1 (m) fx (x, y ) = e −x (cos(x + y ) − sin(x + y )) en fy (x, y ) = e −x cos(x + y ) (n) fx (x, y ) = (o) fx (x, y ) = 1 1 x+y en fy (x, y ) = x+y y e xy ln y en fy (x, y ) = e xy (x ln y + 1/y ) (p) fx (x, y ) = 2 sin(x − 3y ) cos(x − 3y ) en fy (x, y ) = −6 sin(x − 3y ) cos(x − 3y ) (q) fx (x, y ) = −6 cos(3x − y 2 ) sin(3x − y 2 ) en fy (x, y ) = 4y cos(3x − y 2 ) sin(3x − y 2 ) (r) fx (x, y ) = x y ln x en fy (x, y ) = y x y −1 (s) fx (x, y ) = 1 x ln y en fy (x, y ) = − ln x y ln2 y 6. (a) fx = y 2 en fy = 2xy en fz = −4z (b) fx = y + z en fy = x + z en fz = x + y (c) fx = 1 en fy = √ −y 2 y +z 2 en fz = √ −z 2 y +z 2 (d) fx = −x(x 2 + y 2 + z 2 )−3/2 en fy = −y (x 2 + y 2 + z 2 )−3/2 en fz = −z(x 2 + y 2 + z 2 )−3/2 2 (e) fx = √ yz 1−(xy z)2 (f) fx = √ −1 1−(x+y z)2 (g) fx = (h) fx = 1 x+2y +3z yz x en fy (i) fx = −2xe en fy = √ xz 1−(xy z)2 en fy = √ en fy = en fz = √ −z 1−(x+y z)2 2 x+2y +3z xy 1−(xy z)2 en fz = √ en fz = −y 1−(x+y z)2 3 x+2y +3z = z + z ln(xy ) en fz = y ln(xy ) −(x 2 +y 2 +z 2 ) en fy = −2y e −(x 2 +y 2 +z 2 ) en fz = −2ze −(x 2 +y 2 +z 2 ) (j) fx = −y ze −xy z en fy = −xze −xy z en fz = −xy e −xy z 7. (a) wxy = −6 (2x+3y )2 (c) wxy = (b) wxy = 2y + 6xy 2 + 12x 2 y 3 8. (a) fxy = cos y (b) fxy = 0 1 y + 1 x (d) wxy = cos y + cos x + 1 (c) fxy = − y12 (e) fxy = 5 (d) fxy = 2x (f) fxy = 9. (a) 0 (c) 0 (b) 0 (d) 0 10. (a) 0 (d) 1 y 16 1+16t (b) 0 (e) 4tBgtant + 1 (c) 1 (f) cos(t ln t)(−1 − ln t) + e t−1 (c) −4/5 11. (a) 4/3 (d) −2 − ln 2 (b) 2 12. 13. 14. (a) (−1, 1) (b) (1, 1) 15. (a) −4 (b) −4 (c) 31/13 √ (c) ( 2, −1) (d) (3, 2, −4) (e) (−11/2, −6, 1/2) √ √ (f) ( 3/2+1, 3/2, −1/2) −3 (d) 2√ 13 (e) 3 (g) 2 (f) 0 (h) 2 3 16. De richting waarin de functie het snelst stijgt is steeds de richting van de gradi¨entvector, met als afgeleide de norm van deze vector. Analoog wordt de richting waarin de functie het snelst daalt gegeven door de tegengestelde van de gradi¨entvector, met als afgeleide het tegengestelde van de norm van de gradi¨entvector. We geven ter controle telkens de norm van de gradi¨ent: √ √ √ (a) 2 (c) 3 3 (e) 2 3 (b) 2 (d) 3 (f) 7 17. (a) x + y + z = 3 (e) 2x + 2y + z = 4 (b) 3x + 5y + 4z = 18 (f) x + y + z = 1 (c) −2x + z = −2 (d) 2y + 3z = 7 (g) 9x − 7y − z = 21 18. (a) x + xy + 12 xy 2 (b) xy (c) (d) 19. (a) lokaal minimum in (−3, 3) (b) lokaal maximum in (2/3, 4/3) (c) zadelpunt in (−2, 1) (d) zadelpunt in (6/5, 69/25) (e) zadelpunt in (2, 1) (f) lokaal minimum in (2, −1) (g) zadelpunt in (1, 2) (h) zadelpunt in (0, 0) (i) zadelpunt in (0, 0) en lokaal maximum in (−2/3, 2/3) (j) lokaal minimum in (0, 0) en zadelpunt in (1, −1) (k) zadelpunt in (0, 0) en lokaal minimum in (4/9, 4/3) (l) zadelpunten in (0, 0) en (−2, 2), lokaal maximum in (−2, 0), lokaal minimum in (0, 2) (m) zadelpunt in (0, 0), lokale maxima in (1, 1) en (−1, −1) 4 (n) lokaal maximum in (0, 0) (o) lokaal minimum in (1, 1) (p) geen zadelpunten, geen extrema √ √ √ √ 20. (a) maxima in ( 2/2, 1/2) en (− 2/2, −1/2), minima in (− 2/2, 1/2) en ( 2/2, −1/2) √ √ √ √ √ √ √ √ (b) maxima in ( 5, 5) en (− 5, − 5), minima in (− 5, 5) en ( 5, − 5) (c) maximum in (1, 3) 21. 22. 23. 24. (d) lokaal minimum in (0, 3) en lokaal maximum in (2, 1) p p p p p p (e) maxima in ( 10/3, 20/3) en ( 10/3, − 20/3), minima in (− 10/3, 20/3) p p en (− 10/3, − 20/3) √ √ √ √ (f) maximum in (6/ 10, −2/ 10) en minimum in (−6/ 10, 2/ 10) √ √ (3, 3 2) en (3, −3 2) √ √ √ √ (1/ 3, 1/ 3) en (−1/ 3, −1/ 3) liggen het dichtst bij de oorsprong, (1, −1) en (−1, 1) liggen het verst van de oorsprong √ √ r = a/ 2 en h = a 2, de maximale oppervlakte is 2πa2 √ √ de afmetingen van de rechthoek zijn 4 2 en 3 2 25. de afmetingen van de rechthoek zijn 2 √ a a2 +b2 en 2 √ b a2 +b2 26. de minimale temperatuur is 0◦ , de maximale temperatuur is 125◦ 27. (a) minimum in (81/59, 123/59, 9/59) (b) extremum in (2/3, 4/3, −4/3) √ √ √ √ √ √ √ √ (c) maxima in ( 6, 3, 1) en (− 6, 3, 1), minima in ( 6, − 3, 1) en (− 6, − 3, 1) 28. (2, 4, 4) 29. (0, 1/2, 1) 5
© Copyright 2024 ExpyDoc