Bijlage bij de budgetaanvraag voor het onderzoek van de Rekeningcommissie Onderzoek kwijtscheldingsbeleid Delfland 1. Inleiding Het Hoogheemraadschap van Delfland kan blijkens de kwijtscheldingsregeling Delfland 2013 kwijtschelding verlenen voor: a) b) c) de watersysteemheffing, als bedoeld in artikel 117, aanhef en onder a, van de Waterschapswet; de zuiveringsheffing ter zake van het afvoeren van stoffen vanuit een woonruimte (ten behoeve van het zuiveren van afvalwater) als bedoeld in artikel 122d, eerste en tweede lid onder a, van de Waterschapswet; de verontreinigingsheffing ter zake van lozen vanuit een woonruimte als bedoeld in artikel 7.2, derde lid onder a, van de Waterwet. De kwijtscheldingen zijn vooral gericht op personen met een inkomen op bijstandsniveau of lager. Getracht wordt bij te dragen aan het oplossen van financiële noodsituaties van minder draagkrachtigen. Vanaf 2013 kunnen ZZP-ers met een BBZ-uitkering ook voor kwijtschelding in aanmerking komen. Om in aanmerking te komen voor kwijtschelding moet echter voldaan worden aan een aantal voorwaarden. Blijkens de ontwerpversie van de programmabegroting 2014 voor het Hoogheemraadschap Delfland komt in 2014 10% van het aantal huishoudens voor kwijtschelding in aanmerking 2. Aspecten van het kwijtscheldingsbeleid Elk waterschap is vrij om binnen de grenzen van wet- en regelgeving1 te bepalen of, en zo ja in welke mate er kwijtschelding wordt verleend. Ondanks deze vrijheid is het kwijtscheldingsbeleid van de waterschappen op dit moment goeddeels uniform. Er is ook een grote mate van uniformiteit met het kwijtscheldingsbeleid van de gemeenten. Op het niveau van de Unie van Waterschappen2 is wel gesteld dat er vermoedelijk een correlatie bestaat tussen het aantal oninbare vorderingen en het kwijtscheldingsbeleid van de waterschappen. Zo zou bij een strenger kwijtscheldingsbeleid of een andere toetsing van kwijtscheldingsverzoeken er een opwaartse druk op het aantal invorderingen kunnen zijn. Vandaar dat het kwijtscheldingsbeleid vaak in samenhang wordt gezien met het beleid ten aanzien van de invorderingen. Verder bestaat er een vrees dat wijzigingen van het kwijtscheldingsbeleid ten nadele van burgers maatschappelijk en politiek op weerstand en onbegrip zal stuiten en het imago van waterschappen schaden. In het genoemde rapport is verder aangegeven; a. De aanhoudende financieel-economische crisis zal naar verwachting tot een toename van de kosten van kwijtschelding leiden; 1 Op grond van artikel 144 Waterschapswet zijn de waterschappen bij het verlenen van kwijtschelding gebonden aan de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De daarin opgenomen kwijtscheldingsnorm bedraagt 90% van de bijstandsnorm. Dit betekent dat kwijtschelding wordt verleend als het netto-besteedbaar inkomen minus de kwijtscheldingsnorm, nul of negatief is. Artikel 144 Waterschapswet geeft waterschappen echter de mogelijkheid om in strakkere of in ruimere zin van de 90% kwijtscheldingsnorm af te wijken. Afwijkingen in ruimere zin zijn toegestaan tot maximaal 100% van de bijstandsnorm. 2 Unie van Waterschappen: kwijtschelding van waterschappen, 2 april 2013 (Uit de vergadering van de Rekeningcommissie gehouden op 28 november 2013 voor de VV) Bijlage bij de budgetaanvraag voor het onderzoek van de Rekeningcommissie b. Het is verstandig dat de waterschappen terughoudend omgaan met het benutten van de verruimingsmogelijkheden; c. De gezamenlijke waterschappen moeten naar een zo uniform mogelijk kwijtscheldingsbeleid streven. Aan het kwijtscheldingsbeleid zijn voor- en nadelen te onderkennen. Tot de voordelen wordt wel gerekend: Het is een instrument om bij te dragen aan het oplossen van financiële noodsituaties bij de sociaal zwakkeren in het waterschapsgebied (armoedebeleid). Hiermee kan het waterschap zijn 'sociale' gezicht tonen. De maatschappelijke weerstand tegen de waterschapsbelastingen kan daardoor afnemen. Dit kan het draagvlak voor de waterschapbelastingen vergroten. Een ruim kwijtscheldingsbeleid kan voorkomen dat bij belastingschuldigen met betalingsproblemen invorderingswerkzaamheden moeten plaatsvinden. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat in theorie belastingschulden verhaalbaar zijn, maar dat dit de facto gezien de financiële positie van de belastingschuldige vaak een illusie is. Als nadelen worden wel genoemd: Een ruim kwijtscheldingsbeleid betekent dat grote groepen belastingschuldigen die belang en zeggenschap hebben bij de taakuitoefening van het waterschap daarvoor niet betalen. De trits 'belang-betaling-zeggenschap' wordt min of meer geweld aangedaan. Het verlenen van kwijtschelding van belastingen staat op gespannen voet met het uitgangspunt dat de bijstand voldoende wordt geacht om lokale belastingen te kunnen betalen. Het is waterschappen niet toegestaan om inkomenspolitiek te voeren. Dit laatste is voorbehouden aan de Rijksoverheid. Naarmate het kwijtscheldingsbeleid ruimer is, zullen de belastinginkomsten afnemen. Omdat waterschappen financieel volledig afhankelijk zijn van de belastinginkomsten is bekostiging van een verruimd kwijtscheldingsbeleid uitsluitend mogelijk via tariefsverhoging. Aldus leidt dit tot belastingdrukverschuiving naar de andere belastingplichtigen, dus ook naar hen die net boven de kwijtscheldingsgrens leven. Een ruime kwijtstellingsregeling bevordert misbruik. 3. Probleemstelling Omdat met het kwijtscheldingsbeleid inmiddels een relatief groot bedrag aan heffingen gemoeid is, is tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde voor- en nadelen de vraag gerezen is of het huidige beleid doelmatig is en voor zover dat niet het geval is welke wijzigingen in het beleid aanbeveling verdienen. Om eventueel niet uit de pas te lopen met nabuurwaterschappen en met gemeenten in het gebied van het hoogheemraadschap is het voor de aanpak van deze problematiek zinvol ook de relatieve situatie ten opzichte van deze overheden te bezien. Deze probleemstelling leidt tot de volgende te beantwoorden deelvragen: 1. Wat is de achtergrond van de vigerende kwijtscheldingen bij Delfland? 2. a. Wat is de feitelijke ontwikkeling van de opbrengsten van de waterschapsheffingen bij Delfland voor burgers en bedrijven in de periode 2008-2013? b. Welke bedragen waren naar schatting gemoeid met de kwijtscheldingen in de periode 20082013 ? c. Hoe was de ontwikkeling van de oninbaarheid (om welke bedragen ging het in de genoemde periode)? (Uit de vergadering van de Rekeningcommissie gehouden op 28 november 2013 voor de VV) Bijlage bij de budgetaanvraag voor het onderzoek van de Rekeningcommissie 3. Welke invloeden gaan uit van het huidige kwijtscheldingsbeleid op de totale heffingsopbrengsten? 4. Welke zijn de effecten van de kwijtscheldingen in de praktijk voor de verschillende doelgroepen? 5. Welke zijn de gevolgen van de huidige kwijtscheldingen voor de tariefstelling voor de verschillende heffingen van het Hoogheemraadschap Delfland? 6. In hoeverre kan er sprake zijn van misbruik van de kwijtscheldingsregeling, hoe kan dit misbruik worden vastgesteld en is een dergelijk misbruik met eenvoudige middelen te verminderen? 7. Hoe ziet het kwijtscheldingsbeleid er uit bij de waterschappen Rijnland, Hollandse Delta en Schieland- Krimpenerwaard respectievelijk de inliggende gemeenten, in ieder geval de deelnemers aan de Regionale Belastinggroep (RBG) en Rotterdam. 8. Wat zijn de voor- en nadelen van de door Delfland gehanteerde methodiek? 9. Welke zijn de mogelijke netto opbrengsten als het kwijtscheldingsbeleid wordt aangepast (bijvoorbeeld de grenzen sterk opgetrokken) dan wel afgeschaft en hoe moet het risico van oninbaarheid dan worden ingeschat . 10. Welke verbeteringen in de uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid zijn er te onderkennen? 4. Offerteaanvraag en Plan van Aanpak Het onderzoek zal moeten plaatsvinden in de periode februari tot en met jul 2014 en een doorlooptijd van maximaal vier maanden hebben. Er is een begeleidingsgroep bestaande uit twee leden van de rekeningcommissie van Delfland en de concerncontroller en wordt geassisteerd door de bestuursassistente. Deze begeleidingsgroep selecteert een onafhankelijke onderzoeker van buiten en zal op een tweetal momenten voortgangsgesprekken voeren met deze onderzoeker. Deze levert daartoe voortgangsrapportages aan en uiteindelijk het rapport. Dit op te leveren rapport wordt met de begeleidingsgroep besproken en indien goedgekeurd door de begeleidingscommissie voorgelegd aan de rekeningcommissie. De rekeningcommissie voorziet het rapport van haar oordeel en advies ten behoeve van de Verenigde Vergadering van Delfland. Een drietal externe partijen wordt uitgenodigd op basis van de hiervoor genoemde probleemstelling en deelvragen een offerte in te dienen. Partijen deskundig op het gebied van de openbare financiën en of fiscaliteit in het bijzonder waterschapsheffingen worden daartoe benaderd. Te denken valt daarbij met name aan Mr.Dr. A.W. Schep (Erasmus universiteit, Erasmus school of Law) Dr. Corine Hoeben,( COELO, Universiteit Groningen) Mr G.Groenewegen (part-time verbonden aan de capaciteitsgroep belastingrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam) Voorzien is dat in januari 2014 selectiegesprekken plaatsvinden, waarna afspraken worden gemaakt en het onderzoek kan aanvangen. De concerncontroller legt de eventueel noodzakelijke contacten met buurtwaterschappen en de eerder genoemde gemeenten. Als leden uit de rekeningcommissie worden uitgenodigd de heren Cees Kuijvenhoven en Ruud Reijn. Eerst genoemde zal optreden als voorzitter. Aangenomen mag wordt dat voor het onderzoek, dat vooral zal bestaan uit bureauonderzoek en interviews, een budget van maximaal € 40.000 tot € 50.000 nodig zal zijn. (Uit de vergadering van de Rekeningcommissie gehouden op 28 november 2013 voor de VV)
© Copyright 2024 ExpyDoc