Rapportage Waterkwaliteit Delfland 2009 Beleid en Onderzoek / team Watersysteemkwaliteit Waterkwaliteitsrapportage Delfland 2009 Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch waterkwaliteitsonderzoek 2009 …………………………………………….……………………………….…………………… Colofon Opdrachtgever: Hoogheemraadschap van Delfland, sector Beleid & Onderzoek Auteur: Anja Dijkstra, Ernst Raaphorst, Yora Tolman Gecontroleerd: Rob Hoefnagel Betrokken: Frank Barten, Joep de Koning, Marcel Keers Uitgave: Delft, april 2010 Hoogheemraadschap van Delfland Sector Beleid en Onderzoek / Team Watersysteemkwaliteit Kenmerk: Vrijgave: 850322 Chiel Cuypers 2 Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................. 7 1 Inleiding ......................................................................................... 11 1.1 Leeswijzer ............................................................................................. 12 2 Meetprogramma en methoden........................................................ 13 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2. 2.3.3 2.4 2.4.1 2.5 Meetprogramma .................................................................................... 13 Rapportage............................................................................................ 13 Fysisch-chemische beoordeling ............................................................. 14 Normering en toetsing aan het MTR ....................................................... 14 Normering en toetsing aan de KRW-normen........................................... 14 Normering en beoordeling functie zwemwater ....................................... 15 Ecologische beoordeling ........................................................................ 16 STOWA beoordeling................................................................................ 16 Beoordeling Kaderrichtlijn Water .......................................................... 16 3 Factsheets Fysisch/chemische waterkwaliteit ............................... 18 4 Zwemwaterkwaliteit ....................................................................... 53 5 Factsheets ecologische waterkwaliteit ........................................... 59 6 Kaderrichtlijn Water ....................................................................... 76 7 Conclusies ....................................................................................... 79 8 Literatuur........................................................................................ 81 3.1 Nutriënten ............................................................................................. 18 3.2 Doorzicht, zuurgraad, zuurstof, chloride, temperatuur .......................... 25 3.3 Zware metalen ...................................................................................... 30 3.4 PAK’s ..................................................................................................... 33 3.5 Gewasbeschermingsmiddelen ................................................................... 37 3.6 Gewasbeschermingsmiddelen en KRW ...................................................... 38 3.7 Vrachten stikstof en fosfaat .................................................................. 50 4.1 4.2 Bacteriologische Zwemwaterkwaliteit .................................................... 53 Blauwalgen ............................................................................................ 55 5.1 Beoordeling sloten en kanalen .............................................................. 60 5.2 Structuur ............................................................................................... 61 5.3 Waterchemie ......................................................................................... 62 5.4 Saprobie ................................................................................................ 63 5.5 Trofie..................................................................................................... 64 5.6 Toxiciteit ............................................................................................... 65 5.7 Brakkarakter ......................................................................................... 66 5.8 Zuurkarakter ......................................................................................... 67 5.9 Variant-eigenkarakter ........................................................................... 68 5.10 Totaal .................................................................................................... 69 5.11 Exoten ..................................................................................................... 70 5.12 Bijzondere soorten .................................................................................. 74 6.1 Chemie ...................................................................................................... 77 6.2 Ecologie ..................................................................................................... 78 7.1 Resultaten monitoring................................................................................ 79 7.2 Ambities en strategische keuzes 2010-2015 ............................................. 79 3 4 Factsheets nummering Factsheets fysisch-chemische waterkwaliteit Nutriënten 1 Totaal stikstof (MTR zomergemiddelde) 2 Totaal stikstof (KRW gebiedsspecifieke norm) 3 Totaal fosfaat (MTR zomergemiddelde) 4 Totaal fosfaat (KRW gebiedsspecifieke norm) Algemene parameters 5 Doorzicht (MTR zomergemiddelde) 6 Zuurgraad (MTR P10 en P90) 7 Zuurstof (MTR P10) 8 Chloride (MTR P90) 9 Temperatuur (MTR P90) Zware metalen 10 Koper (MTR P90) 11 Nikkel (MTR P90) 12 Zink (MTR P90) PAK’s 13 Benzo(a)anthraceen (MTR P90) 14 Benzo(b)fluorantheen (MTR P90) 15 Pyreen (MTR P90) Gewasbeschermingsmiddelen 16 Bitertanol 17 Carbendazim 18 Chloorfenvinfos 19 Diazinon 20 Imidacloprid 21 Methomyl 22 Methoxyfenocide 23 Pirimicarb 24 Pirimifos-methyl 25 Pymetrozine 26 Thiacloprid Zwemwater 27 Bacteriologische kwaliteit zwemwater 28 Blauwalgen zwemwater Factsheets ecologische waterkwaliteit STOWA 29 Beoordeling sloten en kanalen 30 Kanalen 2009 31 Karakteristiek Structuur 32 Karakteristiek Waterchemie 33 Karakteristiek Saprobie 34 Karakteristiek Trofie 35 Karakteristiek Toxiciteit 36 Karakteristiek Brakkarakter 37 Karakteristiek Zuurkarakter 38 Karakteristiek Variant Eigen Karakter 39 Ecologische beoordeling Totaal 40 Exotische kreeften en krabben 41 Overige exotische macrofauna 42 Woekerende invasieve macrofyten 43 Overige exotische macrofyten 44 Bijzondere macrofauna soorten 45 Bijzondere macrofyten soorten 5 Kaderrichtlijn Water 45 Chemie 46 Ecologie 6 Samenvatting In het waterbeheerplan 2010-2015 is aangegeven dat het water in Delfland in 2015 meetbaar schoner moet zijn en het beheergebied zichtbaar aantrekkelijker. In de voorliggende factsheets is een beeld geschetst van de huidige situatie van de waterkwaliteit binnen Delfland en de trends die zich de afgelopen jaren voorgedaan hebben. Met deze gegevens kan in 2015 ook worden vastgesteld of het water daadwerkelijk meetbaar schoner is. Om deze analyse te kunnen doen vindt er monitoring plaats op meetpunten uit het basismeetnet en een roulerend meetnet. Het basismeetnet bestaat uit een aantal punten die elk jaar bemonsterd worden. Voor het roulerend meetnet is Delfland opgedeeld in drie deelgebieden en wordt er elk jaar één van de drie deelgebieden bemonsterd. In 2009 was dit het oosten van Delfland. Het meetnet 2009 bestaat uit 21 routine meetpunten in Delfland Oost, 6 basismeetpunten in de boezem, 3 referentiemeetpunten en de 3 waterparel-meetpunten. In deze rapportage over 2009 wordt het volgende overzicht van de monitoringresultaten gegeven: • Nutriënten, inclusief beeld afgelopen 10 jaar • Algemene parameters als zuurstof en doorzicht • Metalen en gewasbeschermingsmiddelen die de norm overschrijden • De zwemwaterkwaliteit • Een vrachtenbalans van in- en uitgemalen nutriënten • Ecologische waterkwaliteit conform STOWA-beoordeling • Exoten en bijzondere soorten • Toetsing aan KRW-normen voor Chemie en Ecologie Nutrienten Totaal fosfaatconcentratie boezem 1994-2009 Totaal-stikstof concentratie boezem 1994-2009 MTR 6 punten basismeetnet KRW-norm 10 1 9 0,9 8 0,8 7 0,7 6 0,6 in mg P / l in mg N / l 6 punten basismeetnet 5 MTR KRW-norm 0,5 0,4 4 0,3 3 0,2 2 0,1 1 0 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 1994 2009 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Van de locaties die in 2009 gemeten zijn voldoet slechts 12% aan de KRW-norm voor stikstof en 10% aan de KRW-norm voor fosfaat. De stikstofconcentratie is iets lager geworden dan in voorgaande jaren. De fosfaatconcentratie fluctueert al jaren rond dezelfde waarde. Algemene parameters Zuurstofconcentraties in de wateren van Delfland zijn vaak te laag in de zomer en chlorideconcentraties zijn dan lokaal te hoog. Het eerste is te wijten aan een hogere temperatuur, snellere processen in de bodem en daardoor een hoger zuurstofverbruik. De hoge chlorideconcentraties zijn te vinden op de Schie. Dit komt voornamelijk door schut- en lekverliezen. De pH overschrijdt slechts op enkele plaatsen de norm en niet in ernstige mate. Zware metalen In 2009 komen de zware metalen koper, zink en nikkel op meerdere plaatsen normoverschrijdend voor. Koper en zink zijn probleemstoffen voor de KRW. 7 PAK’s De PAK’s Benzo(a)anthraceen, benzo(b)fluroantheen en pyreen overschreden het MTR in 2009. Dit is vrijwel altijd in de Oostboezem en gerelateerd aan de scheepvaart. Gewasbeschermingsmiddelen Hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen vormen een probleem in het beheergebied van Delfland. Het aantal gemeten gewasbeschermingsmiddelen dat de norm overschrijdt is afgenomen van 19 in 2007 tot 17 in 2008 tot 11 in 2009. Vergeleken met andere waterschappen heeft Delfland echter nog steeds hoge concentraties van een breed scala aan middelen in het water. Delfland heeft een meetnet om de waterkwaliteit in het glastuinbouwgebied te monitoren. Op deze meetlocaties worden maandelijks 80 gewasbeschermingsmiddelen gemonitord. Normoverschrijdingen gewasbeschermingsmiddelen aantal locaties met normoverschrijding 2 gemiddelde normoverschrijding 3.0 maximale normoverschrijding 4.7 2.5 stof bitertanol product Baycor Flow methoxyfenozide Runner 5 1.5 carbendazim Topsin M 9 3.0 5.4 chloorfenvinfos* Birlane 1 (22) 5.5 15.0 diazinon Basudine/ diazinon Admire/ Kohinor 1 2.0 2.0 19 98.2 496.2 6 2.6 4.1 imidacloprid methomyl pirimicarb Methomex/ Lannate Pirimor 11 5.0 17.7 pirimifos-methyl* Actellic 5 (22) 8.2 47.0 pymetrozine Plenum 3 1.8 2.4 thiacloprid Calipso 3 2.6 4.3 Nieuw in 2009 X *) Deze stoffen hebben een detectielimiet boven de MTR-norm en vormen in theorie bij alle 22 meetlocaties een probleem. De weergegeven probleemlocaties zijn gebaseerd op de metingen boven de detectielimiet. Vrachten stikstof en fosfaat De hoeveelheid nutriënten die ingemalen wordt in het beheersgebied van Delfland is vele malen lager dan de hoeveelheid nutriënten die uitgemalen wordt. Dit duidt erop dat het grootste gedeelte van de nutriënten stikstof en fosfaat (meer dan 95%) in het water komen in het gebied van Delfland. Zwemwaterkwaliteit In 2009 voldeden 9 van de 20 meetlocaties niet aan de bacteriologische normen van de EUzwemwaterrichtlijn. Op 8 locaties was er overlast van blauwalgen. De provincie heeft in 2009 acht maal een negatief zwemadvies gegeven en acht maal een zwemverbod uitgevaardigd. Ecologische watersysteemkaliteit In de STOWA-beoordeling scoort een groot deel (94%) van de locaties voldoende of hoger. Dit is conform de doelstelling in het provinciaal waterplan. Als er echter per ecologische karakteristiek gekeken wordt, voldoet een groot deel van de locaties nog niet aan de randvoorwaarden voor een ecologisch gezond watersysteem. De grootste knelpunten liggen bij de karakteristieken structuur en trofie1. Dit is in lijn met wat er afgelopen jaren gevonden is. 1 De karakteristiek Structuur staat voor de inrichting van het watersysteem. De karakteristiek Trofie staat voor mate van voedselrijkdom ofwel vermesting. 8 Exotische planten en dieren Dit jaar is voor het eerst expliciet gekeken naar de aanwezigheid van exotische dieren en planten in Delfland’s watergangen. Met name Amerikaanse Rivierkreeften en de plant Grote Waternavel zijn momenteel bezig met een sterke opmars. Daarnaast is er een 20-tal andere dier- en een 15-tal andere plantensoorten in ons water gesignaleerd, die daar door menselijke activiteiten zijn geïntroduceerd. Bijzondere soorten Er is een 20-tal bijzondere soorten macrofauna en een 5-tal bijzondere macrofyten aangetroffen. Een aantal van deze soorten is interessant, omdat ze zeldzaam zijn in Nederland of zelfs Europa. Enkele genieten een beschermde status, of hebben een notering op de rode lijst. Kaderrichtlijn Water Zowel de chemische als ecologische toestand van de officiële KRW-waterlichamen is nog niet in orde. PAK’s en gewasbeschermingsmiddelen vormen het grootste probleem bij de stoffen en ook de nutriënten voldoen op de meeste locaties nog niet aan de norm. De ecologische kwaliteit die in 2009 gemeten is ten behoeve van de KRW voldoet op nog geen enkele locatie aan het Goed Ecologisch Potentieel. Bronnen Watersysteemanalyses voor Delfland tonen aan dat de normoverschrijding van stikstof en fosfaat in belangrijke mate kan worden toegeschreven aan menselijke activiteiten als glastuinbouw en veehouderij (uitspoeling van meststoffen uit de bodem naar het oppervlaktewater). Berekeningen laten zien dat ongeveer 50% van de stikstofbelasting van het oppervlaktewater komt vanuit de glastuinbouwsector. Hetzelfde geldt ook voor de belasting met fosfaat. Een reductie van de emissies van stikstof en fosfaat vanuit de glastuinbouw levert dan ook een substantiële verbetering op van de waterkwaliteit en draagt bij aan het bereiken van de doelstellingen van de KRW. Normoverschrijding voor zware metalen is niet toe te schrijven aan één dominante oorzaak. Zo is bekend dat de belangrijkste bronnen van koper bouwmaterialen, remvoeringen, antifouling(recreatievaart), koperbaden (veehouderij), veevoer, mest en vuurwerk zijn. De belangrijkste bronnen van zink zijn bouwmaterialen, autobanden, antifouling, weg- en straatmeubilair, veevoer en mest. Normoverschrijding door gewasbeschermingsmiddelen is binnen Delfland vrijwel volledig toe te schrijven aan het gebruik van deze middelen in de glastuinbouw. Scheepvaart is een bekende bron van PAK’s vanwege het gebruik van PAK-houdende scheepscoatings, emissies van smeermiddelen, emissies via uitlaatgassen en bilgenwater. Ambities en strategische keuzes 2010-2015 Te hoge concentraties van verontreinigende stoffen (nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, metalen en PAK’s) belemmeren in Delfland de ontwikkeling van een watersysteem met een goede ecologische kwaliteit. Delfland gaat zich de komende jaren dan ook inzetten om de concentraties van verontreinigende stoffen omlaag te krijgen. Door samen met gemeenten, provincie en doelgroepen de bestaande afspraken in de waterketen uit te voeren, verwacht Delfland een flink deel van de verontreinigende stoffen, met name stikstof, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen, uit zijn watersysteem te kunnen houden. Concreet denken we aan het aanleggen van en aansluiten op de riolering van het buitengebied in het Westland en het tegengaan van lozingen. Deze maatregelen zullen in combinatie met het landelijk mestbeleid en het landelijke en provinciale stoffenbeleid en glastuinbouwbeleid, de waterkwaliteit naar verwachting flink verbeteren. Hiervoor is het wel nodig dat alle partijen de afgesproken bijdrage leveren aan een goede waterkwaliteit. Als dat niet gebeurt, blijft het water in Delfland sterk vervuild en worden de ecologische doelen voor de KRW niet gehaald. 9 10 1 Inleiding Eén van de kerntaken van het Hoogheemraadschap van Delfland is het zorgen voor een goede watersysteemkwaliteit. Delfland heeft zijn beleid om de watersysteemkwaliteit te verbeteren vastgelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015 (Delfland, 2009). Het beleid richt zich met ‘Schoon water’ op het terugdringen van emissies en op het verbeteren van de ecologische kwaliteit. Monitoring van de watersysteemkwaliteit is wettelijk verplicht en nodig om de actuele toestand te bepalen en deze te toetsen aan de normen. Daarnaast kunnen door monitoring van een vast meetnet de ontwikkeling van de watersysteemkwaliteit en het effect van maatregelen worden gevolgd. In dit rapport worden de resultaten van de routinematige monitoring in 2009 gepresenteerd aan de hand van factsheets. Op belangrijke parameters aangevuld met resultaten uit eerdere jaren. In dit rapport worden naast de monitoringsresultaten van 2009 ook die van 2007 en 2008 op de kaart gepresenteerd. Dit om een gebiedsdekkend beeld te krijgen. Delfland heeft een driejarige monitoringscyclus, waarbij elk jaar een ander deelgebied onder de loep wordt genomen: Den Haag en’s-Gravenzande (Haagland/Westland) 2007, Midden Delfland 2008 en Delfland-Oost (Oostland) 2009. Het meetnet 2009 waarop de rapportage is gebaseerd, bestaat uit de volgende meetpunten: Basismeetpunten 1 OW004-001 Zweth, Dorpskade Wateringen/Schipluiden 2 OW026-000 Vlaardingervaart, Vlaardingerschouw Vlaardingen 3 OW043-002 Verversingskanaal, Circulatiegemaal Den Haag 4 OW056-000 Groote Gantel, Zwartendijk Monster/Naaldwijk 5 OW062-002 De Schie, Kruithuisweg Delft 6 OW062-008 De Schie, Kerk Overschie Overschie, Rotterdam 7 OW090-000 Brielsemeer, inlaat gemaal Winsemius nvt 8 OW202-000 Pld Berkel, binnenboezem gemaal Lansingerland 9 OW203-111 Bieslandse bovenpld. Delfse Hout, midden/steiger Delft Routinematige meetpunten 2009 10 OW201-000 Ackerdijksche pld, gemaal Pijnacker-Nootdorp 11 OW202-100 Pld Berkel, Noordpolder, gemaal Lansingerland 12 OW202-211 Pld Berkel, Zuidpld, Grote Tocht achter gemaal Lansingerland 13 OW202-322 Pld Berkel, Westpld tocht brug spoorbaan Lansingerland 14 OW202-332 Pld Berkel, Noordpld, Gemaal Meerweg Lansingerland 15 OW207-002 Hoge Broekpolder, gemaal Zuiderweg Rijswijk 16 OW208-000 Lage Abtswoudsche pld, gemaal Schieweg Delft 17 OW208-001 Lage Abtswoudsche pld, gemaal Voorhof Delft 18 OW209-000 Lage Broekpolder, gemaal Sniplaan Rijswijk 19 OW210-002 Nw. of drgm. pld v. Pnckr, gemaal Thorbeckelaan Pijnacker-Nootdorp 20 OW212-000 Nrdpld.v.Delfgauw, gemaal Delfsestraatweg Pijnacker-Nootdorp 21 OW213B000 Oude Pld v.Pijnacker, gemaal Overgauwseweg 1 Pijnacker-Nootdorp 22 OW214-000 Polder van Biesland, gemaal Noordeindseweg Delfgauw(Pijn-Ntdrp) 23 OW215-026 Pld van Nootdorp, hwg kruising Middelweg Pijnacker-Nootdorp 24 OW217-000 Schieveen, gemaal Delftweg Rotterdam 25 OW218-100 Tedingerbroekpld, gemaal Broekweg hoog Leidschendam-Voorburg 26 OW218-200 Tedingerbroekpld, gemaal Broekweg laag Leidschendam-Voorburg 27 OW220-000 Pld Ypenburg, gemaal Den Haag 28 OW221A000 Zuidpld van Delfgauw, gemaal Rotterdamseweg Delft 29 OW221B000 Drgm.Zuidpld. v. Delfgauw, gemaal Wilgenweg Oude Leede (Pijn-Ntdrp) 30 OW227-011 Oost Abtpolder, Singel Matlingeweg Rotterdam 11 Waterparels 31 OW201-015 Ackerdijksche Plassen, Achterplas Pijnacker-Nootdorp 32 OW210-003 Nw. of drgm. pld.v. Pnckr, De Scheg Zuid Pijnacker-Nootdorp 33 OW390-011 Duinplas De Banken Arensduin Noord ‘s-Gravenzande In de rapportages zijn thema’s te onderscheiden, zoals de voedselrijkdom met de concentraties stikstof en fosfaat, de algemene kwaliteit, de zware metalen en normoverschrijdende PAK’s, de gewasbeschermingsmiddelen, de zwemwaterkwaliteit, de ecologische kwaliteit en de KRW. Per thema is de huidige toestand (2009) gepresenteerd. Voor stikstof en fosfaat is de trend over de periode 1994-2009 weergegeven. Per parameter wordt een conclusie en een korte toelichting gegeven. De rapportage is een vervolg op eerder verschenen jaarlijkse waterkwaliteitrapportages (Delfland, 1999, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008). Sinds 2006 wordt de jaarlijkse rapportage uitgevoerd aan de hand van factsheets; feitelijke overzichten op kaart van de huidige toestand in één oogopslag. 1.1 Leeswijzer In hoofdstuk 2 zijn de meetnetten, meetmethoden, normering, toetsmethodieken en beoordelingssystemen beschreven. In hoofdstuk 3, 4 en 5 zijn de factsheets gepresenteerd van i) de fysisch-chemische watersysteemkwaliteit, ii) de zwemwaterkwaliteit, iii) de ecologische watersysteemkwaliteit en de ecologische en chemische toestand ten aanzien van de KRW. Alleen de parameters die in het beheergebied van Delfland relevant of bepalend zijn voor de watersysteemkwaliteit en parameters die een duidelijke normoverschrijding laten zien, zijn weergegeven. Hoofdstuk 6 gaat specifiek in op de stoffen die zijn gemeten voor de Kaderrichtlijn Water. In dit hoofdstuk is een globaal overzicht gegeven van de toetsresultaten per waterlichaam. Hoofdstuk 7 presenteert de conclusies. 12 2 Meetprogramma en methoden Figuur 1: Beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland 2.1 Meetprogramma Als waterkwaliteitsbeheerder doet het Hoogheemraadschap van Delfland onderzoek naar de kwaliteit van oppervlaktewater en waterbodem in zijn beheergebied (fig 1). Het onderzoek heeft onder andere tot doel inzicht te verkrijgen in de actuele waterkwaliteit en het effect van maatregelen op de kwaliteit van oppervlaktewater en waterbodem. Het meetprogramma 2009 is opgebouwd uit circa 40-50 meetplannen (Hoefnagel 2009). Elk meetplan vertegenwoordigt een onderzoek of doel. Te denken valt hierbij aan de kwaliteit van zwemwater en de ecologische waterkwaliteit. Sinds 2007 is de monitoringsverplichting Europees geregeld in de Europese KaderRichtlijn Water (KRW). Dit betekent dat vanaf 2007 de monitoring moet voldoen aan de randvoorwaarden van de KRW. Naar aanleiding hiervan is het meetprogramma in 2007 aangepast. 2.2 Rapportage De waterkwaliteitrapportage is opgebouwd uit factsheets voor verschillende thema’s. Dit zijn bijvoorbeeld nutriënten, doorzicht of gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn alleen factsheets opgenomen van de thema’s die belangrijk zijn voor de watersysteemkwaliteit en thema’s waarvan duidelijk normoverschrijding plaats vindt. In de factsheets zijn sec de resultaten gepresenteerd. Er vindt geen verklarende analyse plaats. In 2009 is de waterkwaliteit gemonitord in deelgebied Delfland-Oost. Om een gebiedsdekkend beeld te krijgen zijn ook de resultaten uit Den Haag en ’s-Gravenzande (2007;groene vlak op kaart) en Midden Delfland (2008; roze vlak op kaart) gepresenteerd op de factsheets, zie figuur 2. 13 Figuur 2: deelgebieden van de driejarige monitoringscyclus 2.3 Fysisch-chemische beoordeling 2.3.1 Normering en toetsing aan het MTR De jaarreeksen van chemische metingen zijn gestandaardiseerd (standaardwater) en getoetst aan de normen (streefwaarde en MTR; zie kader Fysisch/chemische beoordeling) uit de “Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren” (ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat, 2004). Voor stoffen die niet zijn genoemd in deze regeling is de norm uit de 4e nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998) gehanteerd, aangevuld met de normen vermeld op www.helpdeskwater.nl. Voor toetsing aan de streefwaarde en het MTR zijn het 90- of 10-percentiel of het zomergemiddelde nodig, afhankelijk van de parameter. Voor toetsing aan de KRW-normen is het jaargemiddelde of de MAC-waarde nodig. De toetsing is uitgevoerd met behulp van het programma iBever versie 3.6. Voor een nadere toelichting op de fysisch/chemische beoordeling, zie kader. 2.3.2. Normering en toetsing aan de KRW-normen In de factsheets wordt zowel aan het MTR als aan de KRW-normen getoetst (Besluit Kwaliteitseisen en monitoring water, 2009). De KRW-normen wijken voor veel stoffen af van de MTR-normen. Bovendien wordt bij het MTR uitgegaan van zomergemiddelde, 10percentiel of 90-percentiel. De KRW-normen zijn gebaseerd op jaargemiddelden en toetsing van individuele meetwaarden gebeurt aan MAC (Maximaal Aanvaardbare Concentratie)waarden. In de waterkwaliteitsrapportage van 2010 vindt de toetsing dan ook in eerste instantie plaats aan de KRW-normen en de normen voor prioritaire stoffen. Stoffen waarvoor deze normen niet beschikbaar zijn, worden aan het MTR getoetst. 14 Dit is het gevolg van de invoering van de Waterwet per 1 januari 2010. Omdat de MTRnormen in 2009 nog wel gelden voor àlle stoffen, wordt in de rapportage over 2009 nog wel getoetst aan het MTR. 2.3.3 Normering en beoordeling functie zwemwater Delfland controleert elk zomerhalfjaar de toestand van zwemwateren en kandidaatzwemwaterlocaties (16 zwemwaterlocaties in 2009). De bacteriologische kwaliteit wordt uitgedrukt in vier kwaliteitsklassen van uitstekend tot slecht. Dit gebeurt op basis van de Europese Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG), die op 24 maart 2006 in werking is getreden. Het doel van deze richtlijn is het beschermen van de gezondheid van zwemmers in oppervlaktewateren. In de waterkwaliteitsrapportage van 2008 is er voor het eerst aan getoetst. In de zwemwateren is ook de aanwezigheid van blauwalgen onderzocht, alsmede het doorzicht, pH en afwijkingen in kleur, geur, etc. Nederland heeft tot 2015 de tijd om de zwemwaterkwaliteit naar minimaal de klasse 'aanvaardbaar' te brengen. In de richtlijn is ook een inspanningsverplichting opgenomen om op termijn naar de kwaliteitsklasse 'goed' of ‘uitstekend’ toe te werken. Als zich gezondheidsrisico's voordoen door ophoping van blauwalgen vereist de Zwemwaterrichtlijn dat passende maatregelen worden genomen om blootstelling te voorkomen. KADER Fysisch/chemische beoordeling MTR (maximaal toelaatbaar risicoconcentratie): De maximaal toelaatbaar risicoconcentratie is een berekende waarde voor de concentratie van een bepaalde stof, waarbij 95% van de levende organismen geen waarneembare nadelen van die stof ondervinden. De berekeningen zijn gebaseerd op toxiciteitsgegevens voor verschillende type organismen. MTR-waarden worden regelmatig herzien als er nieuwe kennis beschikbaar komt over de gevolgen van bepaalde stoffen in het milieu. Als er te weinig bekend is over de effecten van een bepaalde stof, dan wordt een indicatieve MTR (ad hoc MTR) vastgesteld. Streefwaarde: De streefwaarde voor de concentratie van een bepaalde stof geeft het niveau aan waar het beleid op de langere termijn naar toe wil. Vaak wordt de streefwaarde vastgesteld door de MTR door 100 te delen. Toetswaarde: De toetswaarde is een kengetal van een kalenderjaar dat wordt berekend uit de (meestal maandelijks) gemeten concentraties. Voor de meeste stoffen wordt als toetswaarde het zomergemiddelde of het 90-percentiel van de betreffende jaarreeks genomen. • Zomergemiddelde: Het gemiddelde over de periode april t/m september. • 90-percentiel: 90% van de waarnemingen liggen onder deze waarde. • 10-percentiel: 10% van de waarnemingen liggen onder deze waarde. CIW-klassen (Commissie Integraal Waterbeheer): Indeling van toetswaarde in relatie tot de MTR en/of streefwaarde. Klasse 1: Toetswaarde < streefwaarde (blauw) Klasse 2: Streefwaarde < toetswaarde < MTR (groen) Klasse 3: MTR < toetswaarde < 2 x MTR (geel) Klasse 4: 2 x MTR < toetswaarde < 5 x MTR (oranje) Klasse 5: Toetswaarde > 5 x MTR (rood) Geen klasse: Niet toetsbaar als gevolg van waarden onder de detectiegrens (wit), waarbij ook het MTR onder de detectiegrens ligt (wit)*) Standaard water: De normen voor oppervlaktewater gelden voor oppervlaktewater met een zwevend stof gehalte van 30 mg/l. Dit (standaard) zwevend stof bevat 20% organisch stof en 40% lutum. Voor toetsing worden de gemeten concentraties omgerekend naar dit standaardwater. 15 2.4 Ecologische beoordeling 2.4.1 STOWA beoordeling Voor de toetsing van de ecologische waterkwaliteit worden de beoordelingssystemen van de STOWA gebruikt voor de watertypen: kanalen, sloten, meren en plassen, en diepe gaten (STOWA 1993, 1994). De beoordelingscriteria zijn ontwikkeld als toetsingskader voor de ecologische doelstellingen. In de beoordeling speelt de samenstelling van de levensgemeenschap in het water een belangrijke rol. Aan de hand van biologische en fysisch/chemische parameters wordt een uitspraak gedaan over de toestand waarin het water zich bevindt, gerelateerd aan het landelijk referentiebeeld. De systemen zijn landelijk opgezet. De beoordeling is verdeeld over de karakteristieken beheer (structuur en chemie), saprobie, trofie, toxiciteit, brakkarakter, variant-eigen-karakter en zuurkarakter. De beoordeling voor elke karakteristiek wordt uitgedrukt in een niveau variërend van 1 (zeer slecht) tot 5 (zeer goed). Bij beoordeling volgens dit systeem is het ‘middelste niveau’ de norm. De manier van beoordelen geeft inzicht in de oorzaken van een eventueel slechte ecologische kwaliteit. Voor een nadere toelichting op de ecologische beoordeling, zie Kader Ecologische Beoordeling. Bemonstering en determinatie van de biologische groepen zijn gedaan volgens de landelijke richtlijnen (STOWA 1993, 1994). De onderzochte groepen zijn macrofauna, watervegetatie, fytoplankton, epifytische diatomeeën en zoöplankton. Voor een uitgebreide beschrijving van de methoden wordt verwezen naar rapporten van de Werkgroep Hydrobiologie Holland (1989 en 2000) en het Hoogheemraadschap van Delfland (2000). Voor beoordeling met de STOWA-systemen zijn ook chemische gegevens vereist. De chemisch analyses worden volgens de geldende NEN-normen uitgevoerd. De toetsing is uitgevoerd met behulp van het programma EBEOsys versie 2.0 (STOWA, 2006). 2.5 Beoordeling Kaderrichtlijn Water In 2006 en 2007 is ervaring opgedaan met de KRW-monitoring. Deze ervaring is gebruikt bij het opstellen van het meetprogramma 2008 en 2009 (Hoefnagel). Ook de KRW vraagt om beoordeling van de toestand van het oppervlaktewater. De uitkomst bepaalt of er maatregelen nodig zijn. De chemische normen zijn wettelijk vastgesteld in het protocol toetsen en beoordelen (LBOW, 2009) en in de regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren (2004). Deze regeling vervangt voor alle in de regeling genoemde stoffen de MTR waarde uit 4e Nota waterhuishouding. De Ecologische oordelen voor 2009 zijn getoetst met QBWAT. Bij deze methode wordt er per maatlat (vis, macrofyten, macrofauna, fytoplankton) een score bepaald. Deze score geeft aan hoe ver het water van een Goed Ecologisch Potentieel verwijderd is. 16 KADER Ecologische beoordeling De beoordeling van de ecologische waterkwaliteit is verdeeld over een aantal karakteristieken: Beheer: De karakteristiek beheer heeft met name betrekking op de inrichting en het onderhoud van de oevers en het water, die van grote invloed zijn op de ecologische waterkwaliteit. Zo krijgen oever- en waterplanten meer ruimte bij de inrichting van natuurvriendelijk oevers. De meeste waterdieren zijn afhankelijk van planten. De karakteristiek bestaat uit 2 componenten: structuur: zijn talud, inrichting en onderhoud van de oevers natuurvriendelijk, komen er oeverplanten voor en organismen die afhankelijk zijn van deze planten; chemie: is er gebiedseigen water (meestal wenselijk) of gebiedsvreemd water? Saprobie: De mate van zuurstofverbruik door afbraak van organisch materiaal. Door overmatige afbraak van organisch materiaal kan zuurstofgebrek ontstaan. Te lage zuurstofgehalten in het water kunnen levensbedreigend zijn en bijvoorbeeld leiden tot vissterfte. Trofie: De mate van voedselrijkdom (stikstof en fosfaat). Wanneer het water te eutroof (voedselrijk) is, neemt de hoeveelheid algen toe, waardoor het doorzicht minder wordt. Door verminderd doorzicht verdwijnen de ondergedoken waterplanten. Dit kan leiden tot lage zuurstofgehalten. Waterplanten zijn een belangrijk onderdeel van de natuurlijke levensgemeenschap. Als er geen waterplanten zijn, is de leefomgeving doorgaans ook ongeschikt voor veel waterdieren. Toxiciteit: De mate van giftigheid. Deze karakteristiek geeft aan of de macrofauna-samenstelling beïnvloed wordt door giftige stoffen, zoals gewasbeschermingsmiddelen. Deze karakteristiek wordt alleen beoordeeld in sloten. Brakkarakter: Deze karakteristiek geeft aan of er sprake is van ongewenste verzilting. Variant-eigenkarakter: Deze karakteristiek geeft aan of er plantensoorten aanwezig zijn die passen bij het bodemtype (klei, veen of zand). Zuurkarakter: Deze karakteristiek geeft aan of er ongewenste verzuring of alkalisering plaats vindt. Wateren die vallen in de klasse 3 of hoger voldoen aan de norm die gesteld is door de provincie. Biologische groepen De biologische groepen die bij de ecologische beoordeling een rol spelen zijn macrofauna, macrofyten en fytoplankton. Macrofauna: dit is de verzamelnaam voor ongewervelde dieren die met het blote oog kunnen worden waargenomen, zoals (larven van) insecten, wormen, kreeftachtigen en slakken. Macrofauna komt voor in het water, op substraat (o.a. planten) en in waterbodems. De aanwezige macrofaunasamenstelling is een indicatie van type water, substraat én waterkwaliteit. Macrofyten: dit zijn de hogere planten. De eencellige algen behoren niet tot deze groep. Voor de ecologische beoordeling worden vegetatie-opnames van de aanwezige wateren oeverplanten gemaakt. Fytoplankton: dit is een ander woord voor algen. Fytoplankton is een voedselbron voor veel waterorganismen. Aanwezigheid, samenstelling en aanbod van deze in het water zwevende, plantaardige organismen bepalen deels de waterkwaliteit. Een belangrijke groep algen in het fytoplankton zijn de eencellige diatomeeën (kiezelwieren). 17 3 Factsheets Fysisch/chemische waterkwaliteit 3.1 Nutriënten 1 Conclusie: Van de locaties is 10% niet toetsbaar en 10% voldoet aan het MTR. Daarmee voldoet zo’n 80% van alle gemeten locaties niet aan het MTR. Hiervan betreft het merendeel een lichte overschrijding van 1-2 x MTR. Toelichting: In Delfland Oost, gemonitord in 2009, zijn er geen locaties die meer dan vijfmaal het MTR scoren op de stikstofconcentratie. Delfland-Oost wijkt daarmee positief af van de andere twee deelgebieden die zijn gemeten in 2007 en 2008. Zo was in Midden Delfland in 2008 de stikstofconcentratie op nog zo’n 20% van de meetpunten > 5 x MTR. 18 2 Conclusie: Bij toepassing van de gebiedsspecifieke KRW-norm van 1,8 mg/l voldoet 12% van de locaties aan deze norm. Volgens de KRW voldoet in Delfland-Oost echter 88% van de meetpunten niet aan de gebiedsspecifieke norm. De meeste locaties (55%) overschrijden met minder dan een tweevoud de KRW-norm. Toelichting: In de boezem is de stikstofconcentratie jarenlang afgenomen. De laatste jaren stagneert deze afname echter. De KRW richt zich voor haar ecologische doelen vooral op het terugdringen van de stikstof- en fosfaatconcentraties. De KRW-norm is echter strenger dan het tot nu toe gebruikte MTR: 1,8 mg/l tegenover een MTR van 2,2 mg/l. Stikstofconcentraties tov KRW-norm Stikstofconcentraties tov MTR Voldoet aan streefwaarde (geldt niet voor KRW) Voldoet aan norm > norm tot 2x norm > 2 x norm en < 5 x norm > 5 x norm Niet toetsbaar Figuur 3: Classificatie van de locaties naar het aantal malen overschrijding van de norm (conform de CIW-classificatie) 19 3 20 Conclusie: Het merendeel van de locaties in Delfland heeft overschrijdingen van meer dan 5 maal het MTR. Slechts één locatie in Delfland-Oost (waterparel De Scheg) voldoet wel aan het MTR. Opvallend is de zeer hoge zomergemiddelde concentratie in de (veenrijke) Achterplas van de Ackerdijkse Plassen. De Achterplas steekt met haar zomergemiddelde fosfaatconcentratie met kop en schouders uit boven de andere locaties (3,2 mg/l): ruim 10 maal de KRW-norm en ruim 20 maal het MTR. Toelichting: Hoge stikstof- en fosfaatconcentraties leiden tot waterkwaliteitsproblemen. De bekendste zijn blauwalgen en kroosgroei. Figuur 4: Dicht kroosdek en blauwalgen Er vindt vermesting plaats door verschillende bronnen als glastuinbouw, af- en uitspoeling uit de grond naar het water, riooloverstortingen, landbouw, nalevering van fosfaat uit de waterbodem en oxidatie van veen. 4 Conclusie: Opmerkelijk is dat de concentratie in de scheepvaartgebonden Schie bij Overschie aan de KRW-norm voldoet (net niet aan het MTR). 21 In Delfland-Oost (2009) voldoen alle locaties niet aan de KRW-norm voor fosfaat van 0,3 mg/l (MTR = 0,15 mg/l), met één uitzondering: Alleen de locatie in moeraszone De Scheg, één van de drie waterparels, voldoet (met 0,14 mg/l) aan de KRW-norm. Dit geldt ook voor de referentielocatie buiten Delfland: het Brielse Meer (0,08 mg/l). De meeste overschrijdingen in Delfland-Oost liggen op 2-5 maal de KRW-norm. Een klein aantal van de overschrijdingen is meer dan 5 maal de KRW-norm. De waterparel De Banken voldoet tevens niet aan de KRW-norm, met een zomergemiddelde van 0,49 mg/l. Toelichting: Het beeld voor fosfaat is overwegend negatief. Er vindt vermesting plaats door verschillende bronnen als glastuinbouw, af- en uitspoeling uit de grond naar het water, nalevering van fosfaat uit de waterbodem en oxidatie van veen, riooloverstortingen, landbouw. De mate waarin nalevering vanuit de waterbodem en oxidatie van veen bijdragen aan de nutriëntenconcentratie in het oppervlaktewater wordt onderzocht in het KRWonderzoeksprogramma. Fosfaatconcentraties tov KRW-norm Fosfaatconcentraties tov MTR Voldoet aan streefwaarde (geldt niet voor KRW) Voldoet aan norm > norm tot 2x norm > 2 x norm en < 5 x norm > 5 x norm Niet toetsbaar Figuur 4: Classificatie van de locaties naar het aantal malen overschrijding van de norm (conform de CIW-classificatie) 22 Totaal-stikstof concentratie boezem 1994-2009 6 punten basismeetnet MTR KRW-norm 10 9 8 7 in mg N / l 6 5 4 3 2 1 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: Over de afgelopen 15 jaar is op de basismeetpunten van Delfland vooruitgang geboekt in de stikstofconcentratie. Na flinke dalingen in de jaren ’90, is de concentratie stikstof blijven schommelen rond de 4,8-4,5 mg/l in het begin van de 21e eeuw. Daarna zet de daling zich voort in 2008 en 2009 naar gemiddeld 3,8 mg/l. Dit is een overschrijding van minder dan tweemaal het MTR van 2,2 mg/l en iets meer dan tweemaal de gebiedsspecifieke KRW-norm van 1,8 mg/l. Toelichting: De grafiek geeft het jaarlijks gemiddelde van de zomergemiddelden van de basismeetpunten weer. Deze punten bevinden zich in de boezem van het Westland en Den Haag, in de Schie en in de Vlaardingervaart. Het is daarmee een diversiteit aan locaties die dit gemiddelde bepalen. 23 Totaal fosfaatconcentratie boezem 1994-2009 6 punten basismeetnet MTR KRW-norm 1 0,9 0,8 0,7 in mg P / l 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusies: Anders dan de stikstofconcentratie laat de fosfaatconcentratie een grillig beeld zien. Daalde de fosfaatconcentratie in 2000 en 2006 behoorlijk, hij steeg net zo hard weer in het jaar daarop. Ook in 2009 stijgt de concentratie ten opzichte van 2008. Met een gemiddelde van 0,77 mg/l over de 6 basismeetpunten in het zomerhalfjaar van 2009 ligt de concentratie op vijfmaal het MTR van 0,15 mg/l. Bij hantering van de ruimere KRWnorm van 0,3 mg/l zit het zomerse gemiddelde nog altijd op ruim een tweevoud van de norm. Toelichting: Hoge concentraties fosfaat veroorzaken in combinatie met hoge concentraties stikstof vermesting van het oppervlaktewater. Om de vermesting terug te dringen, richt Delfland zich in eerste instantie op stikstof (Waterbeheerplan 2010-2015). De aansluiting van het glastuinbouwgebied op de riolering is daarbij een cruciale maatregel. Figuur 5: Glastuinbouw 24 3.2 Doorzicht, zuurgraad, zuurstof, chloride, temperatuur 5 Conclusie: Het doorzicht voldoet in 2009 in Delfland-Oost op de meeste locaties aan de norm van minimaal 40 cm. Dit is anders dan in Midden Delfland, waar het doorzicht overwegend tekort schoot toen hier werd gemonitord in 2008. Toelichting: Doorzicht is van belang voor de ontwikkeling en groei van onderwaterplanten en op zicht jagende vissen zoals snoek. Wanneer er veel turbulentie en opwerveling is of wanneer er veel algen in het water aanwezig zijn, kan het doorzicht beperkt zijn. 25 6 Conclusie: De zuurgraad is in 2009 in Delfland Oost vrijwel overal binnen de norm van 6,5 < pH < 9,0. Bij de afwijkende locaties gaat het om een te basische (niet zure) omgeving (hoge pH). Hiertoe behoort ook natuurgebied De Banken. Dit maakt onderdeel uit van het basismeetnet. Toelichting: Enkele jaren geleden werd over De Banken nog gerapporteerd van de invloed van zure, atmosferische depositie. Om die reden is het bijzonder dat de pH hier juist hoog ligt en een aantal malen waarden van meer dan 9,0 vertoont. Een te hoge zuurgraad wordt vaak gerelateerd aan sterke algenbloei met een hevig dag- en nachtritme. Ook lozingen kunnen invloed hebben op de pH van het oppervlaktewater. Veel waterorganismen zijn gevoelig voor een te hoge of te lage pH. Bij een hoge pH kan het aanwezige ammonium omgezet worden in het voor vissen en andere organismen giftige ammoniak. 26 7 Conclusie: Van de algemene parameters vormt zuurstof de belangrijkste normoverschrijdende, of in dit geval, normonderschrijdende parameter. Opvallend is dat het 10-percentiel vrijwel nergens voldoet op de meetlocaties in de Oostboezem (Schie, Vliet). Dit kanaal is relatief diep en breed en kent enige stroming. Daarmee zou het minder onderhevig moeten zijn aan lage zuurstofgehalten. Toelichting: Zuurstofgehalten voldoen vaak niet aan de norm. Vooral in de zomer kan als gevolg van opwarming en ondiep water een tekort aan zuurstof ontstaan voor met name vissen. Ook riooloverstortingen hebben een sterke invloed op het zuurstofgehalte. Afbraak van organisch materiaal (bladval, afgestorven biomassa) leidt ook tot zuurstofopname door micro-organismen, waardoor er minder zuurstof beschikbaar is voor vissen. Tot slot kunnen dichte kroosdekken de zuurstoftoevoer vanuit de lucht en de zuurstofproductie door onderwaterplanten sterk beperken. Ook de aanvoer van zuurstofarm water (stilstaande water uit leidingen en duikers, lozingen) kan leiden tot zuurstofarme locaties. Een zuurstofgehalte van 3 mg/l wordt gezien als het minimale gehalte waarbij vissen niet in serieuze problemen komen. Het MTR is echter een minimumgehalte van 5 mg/l. Zuurstofloosheid kan in het ergste geval leiden tot dode vissen en bij hoge temperaturen in de zomer en de aanwezigheid van een vogelkadaver zelfs tot botulisme. 27 8 Conclusie: Het chloridegehalte in Delfland voldoet op de meeste locaties aan de normen. In Delfland Oost is het de Schie die verhoogde concentraties chloride heeft. Het hoogst gemeten gehalte was bij Overschie: een meting van 360 mg/l. Het laagste gehalte in de Achterplas van de Ackerdijkse plassen: een meting van 38 mg/l. Toelichting: Vooral locaties langs de kering van de Nieuwe Waterweg en in de Schie vertonen verhoogde gehalten. De zee en de Nieuwe Waterweg hebben via kwel invloed op locaties achter de waterkering in de waterweggemeenten. Door uitwisseling van water bij het schutten van schepen en lekkage via sluizen, is er zoutindringing vanuit de Nieuwe Waterweg op de Schie. Voor bedrijfstakken als de tuinbouw en veeteelt is het belangrijk dat het zoutgehalte van het gietwater of drenkwater uit de sloot aan de norm voldoet. 28 9 Conclusie: De norm voor het 90-percentiel voor de temperatuur van het water wordt zelden overschreden, ook in hete zomers. In 2009 was dit niet anders dan in 2007 en 2008: geen overschrijdingen van de norm van 25˚C. Toelichting: De temperatuur van oppervlaktewater mag niet hoger zijn dan 25° C. Boven deze temperatuur kan water niet genoeg zuurstof bevatten, waardoor vissterfte kan optreden. Te warm water kan vooral optreden in ondiep oppervlaktewater of bij onvoldoende doorstroming. In water van meer dan 25˚C, in combinatie met zuurstofloosheid en de aanwezigheid van een vogel- of viskadaver, bestaat de kans op het ontstaan van botulisme. Figuur 7: botulismeslachtoffer 29 3.3 Zware metalen 10 Conclusie: In 2009 voldoet in Delfland Oost zo’n 50% van de locaties aan de normen. Op de andere 50% van de locaties blijven de overschrijdingen overal minder dan een vijfvoud van het MTR. Met name het Koperen dak Schiekanaal heeft kopergehalten die normoverschrijdend zijn. De hoogste concentraties in 2009 doen zich voor in de Noordpolder van Delfgauw, voor het gemaal. Het 90percentiel is hier 11 ųg/l. Het MTR is 3,8 ųg/l. Toelichting: Koper kent diverse bronnen: verkeer, glastuinbouw, uitloging vanuit koperen toepassingen in de woning- en utiliteitsbouw (verduurzaamd hout, bouwmetalen), uitspoeling uit de bodem als gevolg van bemesting en ook vuurwerk. Een relatief klein deel van het koper van straatoppervlakken, wegen en gebouwen komt in het water terecht via de riooloverstorten. In de Schie, waar de overschrijdingen vooral plaatsvinden, kan de scheepvaart een rol spelen. Koper is een probleemstof voor de KRW. 30 11 Conclusie: Nikkel is op de meeste locaties een MTR-overschrijdende stof. Het is echter geen KRW-probleemstof in Delfland. Toelichting: Een bron van nikkel is mest en daarmee uit- en afspoeling van de landbouwbodem. Ook bouwmetalen en atmosferische depositie zijn bronnen. 31 12 Conclusie: De zinkconcentratie in 2009 in Delfland Oost kent een bescheiden aantal overschrijdingen: op drie locaties vindt een overschrijding plaats. Alleen de locatie voor het gemaal in de Noordpolder van Delfgauw overschrijdt de norm van 40 ug/l ruim twee maal, met een 90-percentiel van 103 ug/l. De waterkwaliteit op de meetpunten in Delfland Oost, gemeten in 2009, vertonen een lagere zinkconcentratie ten opzichte van Midden Delfland in 2008 en ’s-Gravenzande en Den Haag in 2007. Toelichting: De belangrijkste bronnen van zink zijn bouwmaterialen, verkeer (autobanden), antifouling, weg- en straatmeubilair en mest. Figuur 9: vangrails en dakgoten van zink 32 3.4 PAK’s 13 Conclusie: De concentratie benzo(a)anthraceen overschrijdt het MTR in de Schie. Dit is gerelateerd aan de scheepvaart. Toelichting: Behalve scheepvaart kan ook het wegverkeer en indringing van buitenwater uit de Nieuwe Waterweg bijdragen aan de concentratie in de Schie. Benzo(a)anthraceen heeft mogelijk kankerverwekkende eigenschappen. PAK’s hechten zich aan de waterbodem en zwevend stof. In de waterbodem vormen ze dan ook regelmatig een klassebepalende parameter, waardoor de bagger afgevoerd en gestort moet worden. Figuur 10: binnenvaart 33 14 Conclusie: Evenals in 2008 worden op de twee meetpunten in de Schie concentraties benzo(b)fluorantheen boven de detectiegrens aangetroffen die niet voldoen aan het MTR. Op de overige punten wordt wel voldaan aan het MTR of liggen de waarden onder de detectiegrens, waardoor ze niet toetsbaar zijn. Toelichting: Benzo(b)fluorantheen is kankerverwekkend. 34 15 Conclusie: De pyreenconcentratie overschrijdt het ad hoc MTR in de Schie in hoge mate. Het MTR is zeer laag met een 90-percentiel van 0,00003 ug/l. Op de basismeetpunten vindt een flinke overschrijding plaats, niet alleen in Delfland-Oost, maar ook in ’s-Gravenzande in de Groote Gantel en bij gemaal Vlotwatering. De hoogste concentraties doen zich voor in de Schie. Toelichting: Pyreen is een PAK waar weinig over bekend is, behalve dat het uit koolteer (minerale olie) afkomstig is. Zoals de meeste PAK’s is pyreen schadelijk voor de gezondheid. Bij waterbodemonderzoek komt pyreen ook regelmatig als normoverschrijdend naar voren. 35 36 3.5 Gewasbeschermingsmiddelen Hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen vormen een probleem in het beheergebied van Delfland. Gezien de belangrijkste bron, de glastuinbouwbedrijven, is het niet verrassend dat de concentraties in het glastuinbouwgebied hoger zijn dan in de rest van het beheergebied. Het aantal stoffen dat de norm overschrijdt is afgenomen van 19 in 2007 tot 17 in 2008 en 11 in 2009. Delfland heeft een meetnet om de waterkwaliteit van het kassengebied te volgen. Op de meetlocaties worden maandelijks 80 gewasbeschermingsmiddelen gemeten. De toetswaarde wordt bepaald op basis van 12 metingen in het jaar. Indien een stof onder de detectiegrens gemeten wordt, wordt de helft van deze grens gebruikt in de berekening van de toetswaarden. Tabel 1. Normoverschrijdingen gewasbeschermingsmiddelen in 2009 stof bitertanol methoxyfenozide carbendazim Chloorfenvinfos* gemiddelde normoverschrijding 3.0 maximale normoverschrijding 4.7 product Baycor Flow toegelaten ja aantal locaties met normoverschrijding 2 Runner ja 5 1.5 2.5 Topsin M ja 9 3.0 5.4 Birlane nee 1 (22) 5.5 15.0 Basudine/ diazinon Admire/ Kohinor Methomex/ Lannate Pirimor nee 1 2.0 2.0 ja 19 98.2 496.2 nee 6 2.6 4.1 ja 11 5.0 17.7 pirimifos-methyl* Actellic ja 5 (22) 8.2 47.0 pymetrozine Plenum ja 3 1.8 2.4 thiacloprid Calipso ja 3 2.6 4.3 diazinon imidacloprid methomyl pirimicarb Nieuw in 2009 X * Deze stoffen hebben een detectielimiet boven de MTR-norm en vormen in theorie bij alle 22 meetlocaties een probleem. De weergegeven probleemlocaties zijn gebaseerd op de metingen die boven de detectielimiet gevonden zijn. De stoffen abamectine, dichloorvos, ethylparathion, heptenofos, spinosad en triazofos vertonen in tegenstelling tot 2008 geen overschrijdingen in 2009 en staan dus niet in bovenstaande tabel vermeld. Beperkingen op het gebied van analysemethoden zorgt ervoor dat er 11 stoffen die geanalyseerd worden nog een detectielimiet hebben die boven de norm ligt. Dit zorgt ervoor dat deze stoffen niet nauwkeurig getoetst kunnen worden. Het gaat om de volgende stoffen: abamectine, methylbromofos, ethylparathion, dichloorvos, fenthion, mevinfos, pyridaben, spinosad, tetrachloorvinfos. In figuur 5 is het percentage meetpunten met normoverschrijdingen grafisch weergegeven. Imidacloprid, pirimicarb en carbendazim worden het meest aangetroffen met hoge overschrijdingen van het MTR. % van totaal maximale normoverschrijding 100% 80% 70% 100.0 60% 50% 40% 10.0 30% 20% 37 thiacloprid pymetrozine pirimifos-methyl pirimicarb methomyl iprodion imidacloprid 1.0 diazinon carbendazim methoxyfenozide 0% chloorfenvinfos 10% bitertanol percentage meetpunten met overschrijding 90% hoogte overschrijding (aantal x MTR) logaritmisch 1000.0 Figuur 5: normoverschrijdende gewasbeschermingsmiddelen in Delfland, 2009/ 3.6 Gewasbeschermingsmiddelen en KRW De gewasbeschermingsmiddelen zijn in 2009 getoetst aan de MTR waarden (90-percentiel) vanaf 2010 zal er getoetst worden aan de KRW-normen. Deze normen zijn gebaseerd op gemiddelden en maximale waarden. Voor sommige stoffen is nog geen KRW-norm vastgesteld. Doordat er op een andere manier getoetst wordt en omdat de hoogte van de norm voor enkele stoffen veranderd is, zullen er in 2010 andere probleemstoffen gevonden worden. Om een inzicht te krijgen in wat dat voor Delfland betekent zijn de data van 2009 ook getoetst aan de KRW-normen. Uit de resultaten hiervan komt naar voren dat er meer stoffen normoverschrijdend aangetroffen zullen worden. In tabel 2 is een overzicht gegeven van de stoffen die op één van de toetsmethoden normoverschrijdend aangetroffen worden. Tabel 2 Aantal normoverschrijdingen doorgewasbeschermingsmiddelen met verschillende toetsmethoden stof product 90-Percentiel Jaargemiddelde Bitertanol Methoxyfenozide Methylazinfos Ethylazinfos Carbendazim Diazinon Baycor Flow Runner Gusathion Niet bekend Topsin M Basudine/ diazinon Dedevap/ dichloorvos Dimethoaat Hostaquick Methomex/ Lannate Phosdrin/ mevinfos vloeibaar Pirimor Actellic Plenum Carex Curamil Calipso 2 5 0 0 9 1 x x 1* 1* 4 x Maximaal aanvaardbare concentratie x x 1* 1 x x 0* 2* 2* 0 0 6 2 3* x 1 3* x 0* 2* 2* 11 5 4 0* 0 3 x 12* x 1* 5* x x 12* x 1* 5* x Dichloorvos Dimethoaat Heptenofos Methomyl Mevinfos Pirimicarb Pirimifos-methyl Pymetrozine Pyridaben Triazofos Thiacloprid * De detectiegrens ligt boven de norm, alleen de overschrijdingen op basis van metingen boven de detectiegrens worden genoemd. X voor deze stof is (nog) geen KRW-norm. In 2010 komt er een gedetailleerdere analyse van de waterkwaliteitgegevens in het glastuinbouwgebied. Ook wordt er in 2010 op enkele locaties 4 maal per jaar een brede screening gedaan om te achterhalen of er stoffen in het water voorkomen die nog niet in het huidige analysepakket geanalyseerd worden. 38 16 Conclusie: De norm van bitertanol wordt op 2 locaties overschreden in 2009: in de Oranjepolder en in de Oude Campspolder. Toelichting: De hoogste waarde gemeten in de Oranjepolder is 0,68 µg/l in de Oude Campspolder is 3,6 µg/l. Het ad-hoc MTR (90-percentiel) is 0,31 µg/L. Bitertanol is afkomstig van (onder andere) het product Baycor Flow. 39 17 Conclusie: Carbendazim overschrijdt in 2009 op 9 plaatsen de norm. De hoogste concentratie (17 µg/L) is getroffen in de polder Nieuwland en Noordland. Toelichting: Carbendazim is een fungicide dat vooral in de bloementeelt wordt gebruikt. Carbendazim is toegelaten voor bestrijding van schimmels in diverse gewassen via gewas-, dompel-, grond-, of zaadbehandeling. Carbendazim hecht goed aan de bodem, hierdoor kunnen overschrijdingen ook het gevolg zijn van een historische belasting. Er zijn geen gegevens over de concentratie carbendazim in de waterbodem. Het MTR voor carbendazim is 0,5 µg/l. Carbendazim is afkomstig van (onder andere) het product Topsin M. 40 18 Conclusie: Vrijwel alle meetwaarden liggen het hele jaar onder de detectiegrens van 0,02 µg/l. Deze meetwaarden zijn niet toetsbaar*. In de Oranjepolder echter wordt het wel drie keer aangetroffen. De maximale concentratie is 0,07 µg/l. In 2008 was dezelfde locatie het enige punt waar deze stof de norm overschreed. Toelichting: Chloorfenvinfos wordt beperkt toegelaten als insecticide. De stof is vrij persistent en apolair, waardoor nalevering ze goed bindt aan de waterbodem kan bijdragen aan de concentraties in het oppervlaktewater. Deze stof wordt vooral in de rozenteelt en radijsteelt gebruikt. Het MTR voor chloorfenvinfos ligt op 0,002 µg/l. Chloorfenvinfos is afkomstig van (onder andere) het product Birlane. *) Niet toetsbaar: Een reeks meetwaarden is niet toetsbaar wanneer de meetwaarden onder de detectiegrens liggen en waarbij ook het MTR onder die detectiegrens ligt. 41 19 Conclusie: Net als in 2008 is diazinon alleen in de polder van Nootdorp in normoverschrijdende hoeveelheden aangetroffen. De maximaal gemeten waarde is 0,1 µg/l. Toelichting: Diazinon is een insecticide dat giftig is voor waterorganismen, waaronder vissen. In veel landen, waaronder Nederland, is de werkzame stof al jaren verboden. Het MTR van diazinon is 0,037 µg/l. Diazinon is afkomstig van (onder andere) het product Basudine/diazinon. 42 20 Conclusie: Op elke meetlocatie, met uitzondering van de drie ‘refentielocaties’ (Delftse Hout, Brielse Meer en de Leidse Vliet), wordt imidacloprid in overschrijdende mate gevonden. Dit was in voorgaande jaren ook al het geval. De hoogst gemeten concentratie van 11 µg/l is twee keer voorgekomen. Eenmaal in de Woudse Droogmakerij en éénmaal in de Oude Campspolder. Toelichting: Imidacloprid kent als insecticide een brede toepassing in de glastuinbouw. In bijna alle teelten is het toegelaten en het wordt dan ook regelmatig aangetroffen. De MTR van imidacloprid is 0,013 µg/l. Imidacloprid is afkomstig van (onder andere) het product Admire/Kohinor. 43 21 Conclusie: Methomyl overschrijdt op 6 meetlocaties het MTR in 2009. De polder van Nootdorp is de enige locatie waar dit jaar wel een overschrijding gevonden is en in 2008 niet. De hoogst gemeten concentratie is 0,24 µg/l in de polder van Nootdorp. Toelichting: Methomyl is een breedwerkend insecticide, uitsluitend toegelaten in de glastuinbouw. Volgens ‘Schone bronnen, nu en in de toekomst’ is de totale verkoop van methomyl de laatste jaren licht gedaald. Het ad hoc MTR voor methomyl is 0,08 µg/l. Methomyl is afkomstig van (onder andere) het product Methome/Lannate. 44 22 Conclusie: Op 5 locaties overschrijdt methoxyfenozide in 2009 het MTR. In 2008 was dit het geval op vier locaties. De hoogst gemeten concentratie is 1,2 µg/l in het Oranjekanaal. Toelichting: Methoxyfenozide is een insecticide dat onder glas voornamelijk wordt toegepast ter bestrijding van rupsen in de groenten- en bloementeelt en heeft een ad hoc MTR van 0,18 µg/l. Methoxyfenozide is afkomstig van (onder andere) het product Runner. 45 23 Conclusie: Op 11 locaties overschrijdt pirimicarb het MTR. In 2008 werden ongeveer evenveel overschrijdingen aangetroffen. De hoogst gemeten concentratie in 2009 is 4,1 µg/l in polder Noordland. Toelichting: Pirimicarb is een bekende probleemstof binnen Delfland en wordt in een groot aantal teelten toegepast. Van de stof is bekend dat ze in lage concentratie al giftig is voor macrofauna. Het MTR voor pirimicarb is 0,09 µg/l. Pirimicarb is afkomstig van (onder andere) het product Pirimor. 46 24 Conclusie: Op vijf locaties wordt de stof in normoverschrijdende concentraties gevonden. Op de meeste locaties wordt er echter onder de detectielimiet gemeten, deze locaties zijn niet toetsbaar*. De detectielimiet is 0,01 µg/l. Toelichting: Het ad hoc MTR voor pirimifosmethyl is 0,002µg/l. Pirimifos-methyl is afkomstig van (onder andere) het product Pirimor. *) Niet toetsbaar: Een reeks meetwaarden is niet toetsbaar wanneer de meetwaarden onder de detectiegrens liggen en waarbij ook het MTR onder die detectiegrens ligt. 47 25 Conclusie: Pymetrozine overschrijdt in 2009 op drie locaties het MTR. In 2008 was dit ook het geval, de locaties zijn wel anders. De hoogst gemeten concentratie is 2 µg/l in polder Nieuwland. Toelichting: Pymetrozine is een insecticide dat onder meer wordt toegepast in de groenteen sierteelt. Pymetrozine heeft een ad hoc MTR van 0,5 µg/l. Pymetrozine is afkomstig van (onder andere) het product Plenum. 48 26 Conclusie: Thiacloprid overschrijdt in 2009 op drie locaties het MTR, in polder Nieuwland, de Oude Campspolder en in de Woudse Droogmakerij. Deze laatste locaties is nieuw in vergelijking met de overschrijdingen in 2008. De hoogste gemeten concentratie is 0,3 µg/l in de polder Nieuwland. Toelichting: Thiacloprid is een insecticide met toepassingen voor de sierteelt en een verscheidenheid aan andere teelten. Thiacloprid heeft een ad hoc MTR van 0,025 µg/l. Bitertanol is afkomstig van (onder andere) het product Calipso. 49 3.7 Vrachten stikstof en fosfaat UIT- EN INGEMALEN FOSFAAT PER MAAND IN 2009 25 Winsemius Dolk Scheveningen Vlotwatering Westland Zaaijer V3-sluizen Schiegemaal Parksluizen 20 in ton fosfaat 15 10 UIT 5 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec IN -5 UIT- EN INGEMALEN FOSFAAT PER GEMAAL IN 2009 35000 dec nov 30000 okt 25000 sep aug kg fosfaat 20000 jul jun UIT 15000 mei apr 10000 mrt 5000 feb jan W in se m iu s D ol k n Sc he ve ni ng e IN Vl ot w at er in g W es tla nd Za ai je r V3 -s lu iz en Sc hi e -5000 ge m Pa rk sl u iz en aa l 0 gemaal IN- OF UITGEMALEN DEBIET EN HOEVEELHEID FOSFAAT PER GEMAAL IN 2009 debiet gemaal in 1000 m3 fosfaat in kg 40000 50000 35000 40000 30000 UITGEMALEN 30000 25000 10000 15000 in 1000 m3 kg fosfaat 20000 20000 0 10000 INGEMALEN -10000 5000 -20000 k iu s W in se m Do l ng en Sc he ve ni at er in g ot w Vl W es t la nd Za ai je r n ui ze V3 -s l ge m -5000 Sc hi e Pa rk slu iz en aa l 0 -30000 gemaal Figuur 6: kilogrammen in- en uitgemalen fosfaat en debieten per maand en per gemaal in 2009 50 IN- EN UITGEMALEN STIKSTOF PER MAAND IN 2009 700000 Winsemius Dolk Scheveningen Vlotwatering Westland Zaaijer V3-sluizen Schiegemaal Parksluizen 600000 500000 in kg stikstof 400000 300000 UIT 200000 100000 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec debiet in 1000 m3 IN -100000 maand IN- EN UITGEMALEN STIKSTOF PER MAAND IN 2009 250000 dec nov 200000 okt sep aug 150000 in kg stikstof UIT jul jun 100000 mei apr mrt 50000 feb jan 0 Parksluizen Schiegemaal V3-sluizen Zaaijer W estland Vlotwatering Scheveningen Dolk W insemius IN -50000 maand IN- OF UITGEMALEN DEBIET EN HOEVEELHEID STIKSTOF PER GEMAAL IN 2009 debiet gemaal in 1000 m3 stikstof in kg 250000 50000 40000 200000 30000 UITGEMALEN 150000 10000 50000 in 1000 m3 kg stikstof 20000 100000 0 m iu s in se W ni ng ve -10000 -20000 Sc he D ol k en g at er in d Vl ot w W es tla n je r Za ai m aa l ui ze n V3 -s l -50000 Sc hi eg e Pa rk sl ui ze n 0 INGEMALEN -100000 -30000 gemaal Figuur 7: kilogrammen in- en uitgemalen stikstof en debieten per maand en per gemaal in 2009 Toelichting: De vrachtenanalyse voor stikstof en fosfaat laat zien hoeveel stikstof en fosfaat Delfland via de diverse boezemgemalen het gebied in- en uitpompt. De gemalen Parksluizen, Schie, Zaaijer, Westland, Vlotwater en Scheveningen malen boezemwater op het buitenwater uit. De gemalen Dolk en Winsemius malen water in, wanneer nodig. 51 De analyse maakt duidelijk dat de uitgemalen hoeveelheid stikstof en fosfaat de ingelaten hoeveelheid vele malen overtreft. De hoge nutriëntenconcentraties in het oppervlaktewater zijn daarmee vooral te wijten aan interne belasting in Delfland. Mede gezien het feit dat in ons inlaatwater in het Brielse Meer zeer lage concentraties stikstof en fosfaat tot onder of rond de norm worden gemeten. Met name gemaal Zaaijer en Westland malen in de wintermaanden grote hoeveelheden water en nutriënten uit. 52 4 Zwemwaterkwaliteit Vanaf 2006 is de nieuwe Europese Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG) van kracht. Deze richtlijn vervangt de oude richtlijn 76/160/EEG. In de oude richtlijn werd de bacteriologische kwaliteit getoetst aan de norm voor totaal coli en thermotolerante E.coli. In de nieuwe richtlijn wordt de bacteriologische kwaliteit getoetst aan de normen voor de nieuwe parameters intestinale enterokokken en Escherichia coli. Ook de klasse-indeling is veranderd van de 4 klassen uitstekend, voldoende, verdacht en slecht naar een indeling in de 4 nieuwe kwaliteitsklassen uitstekend, goed, aanvaardbaar en slecht. De invoering van deze nieuwe richtlijn zorgt voor een trendbreuk met de opgebouwde bacteriologische kwaliteitshistorie. Het jaar 2008 is de 0-situatie. 4.1 Bacteriologische Zwemwaterkwaliteit 27 Conclusie: De zwemwateren vallen slechter uit op bacteriologische kwaliteit dan in 2008: toen voldeed 5% niet, in 2009 voldoet 40% niet. Het zwemwater had gedurende een deel van het zwemseizoen een slechte kwaliteit op de locaties Plas Prinsenbos, Plas Madestein, zuidzijde Oostmadeplas, zwemplas van de Krabbeplas, oostzijde Delftse Hout, waterspeeltuin Tanthof, de avonturenspeelplaats in de PP&Schaapweipolder en de zwemvijver in het Wilhelminapark Rijswijk. De kwaliteit was goed op de locaties Korftlaan, Oranjeplas, Dobbeplas en de Waterskiplas in de Vlietpolder. Daarentegen zijn een redelijk aantal plassen van uitstekende kwaliteit: het surf- en het zwemgedeelte van het Kraaijenest, Put te Werve, de naturistenplas Delft, de surfplas van de Krabbeplas, het strandje aan de noordoostzijde van de Oostmadeplas, het strand aan de westkant van de Delftse Hout en de Poldervaartplas in de polder Noord-Kethel. Deze laatste is een kandidaatlocatie, evenals de surfplas van het Kraaijennest. Toelichting: Voor de E.Coli is de nieuwe methode van telling toegepast, namelijk het Meest Waarschijnlijk Aantal (MWA). Voor de intestinale enterococcen wordt echter het 53 aantal kolonievormende eenheden gebruikt (KVE). Bij waterspeeltuinen ligt de oorzaak van de slechte kwaliteit soms in het feit dat het inlaatwater voor de speeltuin van onvoldoende bacteriologische kwaliteit is, bijvoorbeeld door een ‘bovenstrooms’ gelegen kinderboerderij, landbouwgebied met mestuitspoeling of stedelijk water onder invloed van riooloverstortingen. Voor alle zwemwateren geldt dat niet alleen zwemmers, maar ook uitwerpselen van watervogels, honden of paarden bacteriologische verontreiniging kunnen veroorzaken. Figuur 10: ganzen Procentuele verdeling van de bacteriologische kwaliteit zwemwateren 2008-2009 (2006/7/EG) 100% uitstekend goed aanvaardbaar slecht 90% 80% percentage 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2008 2009 Conclusie: Waar wateren met een goede of uitstekende bacteriologische kwaliteit in 2008 nog domineerden, is dit aantal wateren in 2009 flink gereduceerd. Er zijn 12 zwemwaterlocaties die voldoen (goed tot uitstekende kwaliteit) en 8 locaties die niet voldoen (slechte kwaliteit) in 2009. Toelichting: Opgemerkt moet worden dat het hier om indicatieve beoordelingen gaat over de twee badseizoenen van 2008 en 2009. Nederland heeft tot 2015 om de zwemwaterkwaliteit minimaal naar het niveau ‘aanvaarbaar’ te brengen (resultaatverplichting). Omdat de beoordeling van de zwemwateren gebaseerd wordt op een periode van vier badseizoenen, betekent dit dat alle zwemwateren al in 2011 minimaal de kwaliteit ‘aanvaardbaar’ moeten hebben. Er geldt ook een inspanningsverplichting om te streven naar een ‘goede’ of ‘uitstekende’ bacteriologische kwaliteit. 54 4.2 Blauwalgen 28 Conclusie: Veel zwemwaterlocaties werden in 2009 geplaagd door blauwalgen. Eind juni-medio juli begonnen de blauwalgen zich op de getroffen locaties te manifesteren. Toelichting: Om de zwemwaterkwaliteit te verbeteren heeft Delfland drie zwemwaterlocaties geprioriteerd in haar onderzoek: de Dobbeplas, de Delftse Hout en de Krabbeplas. Deze plassen hebben naast een blauwalgenprobleem ook een relatief groot aantal zwemmers en recreanten. Figuur 11: zwemmers kunnen in aanraking komen met blauwalgen Figuur 12: drijflaag van blauwalgen in de Dobbeplas in augustus 2009 55 21-apr Plas Prinsenbos, strandje Plas Madestein, zo-hoek Oostmadeplas, strandje nooordzijde Oostmadeplas, strandje zuidzijde Aalkeet-Buitenpolder, Krabbeplas (zwem) Aalkeet-Buitenpolder, zijtak surfplas str zo Dorppolder, Kraaiennest, surfplas Dorppolder, Kraaiennest, zwemplas Oranjeplas midden Delft, Waterspeeltuin Korftlaan Delftse Hout, oostzijde Delftse Hout, westzijde Delft, Kinderboerderij Tanthof Dobbeplas, strandje Zuidpolder van Delfgauw, Naturistenplas Delft Vlietpolder, surfvijver Wollebrand PP&Schaapweipld, zwemvijver PP&Schaapweipld, avonturensplplts Put te Werve, zwemgedeelte Te Werve Noord Kethel polder, strandje zwemplas N Kethel mei 6-mei 18-mei juni 3-jun 16-jun juli 30-jun 14-jul Coli augustus september 28-jul 11-aug 25-aug problemen 8-sep x x Int Int Coli Cyano Cyano Coli Coli Coli Int Cyano Cyano Coli Cyano Int Int x x x Int Int Glas x x x x x Int Glas Glas Int Glas Glas N.B. De surfplas Kraaijennest en de zwemplas (Poldervaartplas) in de polder Noord Kethel zijn kandidaatlocaties Bacteriologische overschrijding Zwemverbod Blauwalgen Negatief zwemadvies Intrekking verbod of negatief zwemadvies Figuur 13: acties zwemwater door Provincie Zuid-Holland in 2009 op basis van zwemwaterkwaliteit Een probleem voor de zwemwaterkwaliteit kwam in 2009 vaker voor als gevolg van normoverschrijdingen in de bacteriologische kwaliteit dan als gevolg van blauwalgengroei. De Provincie heeft acht maal een zwemwaterverbod uitgevaardigd en acht maal een negatief zwemadvies gegeven. Bacteriologische normoverschrijdingen waren daarvan 11 maal de oorzaak. De avonturenspeelplaats in Rijswijk is vanaf juli permanent afgesloten als gevolg van de aanwezigheid van glas op de locatie. Niet altijd was de aanwezigheid van grote hoeveelheden blauwalgen of een normoverschrijding van de bacteriologische kwaliteit aanleiding voor een negatief zwemadvies of zwemverbod door de Provincie. 56 x x x x locatie 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2008 2006 2007 2008 2009 1.Plas Prinsenbos, strandje 2. Plas Madestein, zo-hoek 3. Oostmadeplas, strandje zuidzijde 4. Oostmadeplas, strandje NO 5. Aalk-Buitenpolder, Krabbeplas (zwem) 6. Aalkeet-Buitenpolder, zijtak surfplas n.v.t. 7. Kraaijennest, surfplas* n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 8. Kraaijennest, zwemplas n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.g. n.g. 9. Oranjeplas 10. Delft, waterspeeltuin Korftlaan n.g. 11. Dobbeplas, strandje 12. Delftse Hout, noordzijde 13. Delftse Hout, westzijde 14. Vlietpolder, surfvijver Wollebrand 15. Plaspoel- Schpweipolder, zwemvijver 16. Plaspoepl-Schaapweipolder, avonturenspeelplaats 17. Put te Werve, Rijswijk 1) 18. Delft, kinderboerderij Tanthof 19. Zuidpolder van Delfgauw, Naturistenplas Delft 20. Pld Noord-Kethel, zwemplas strandje* 1) afgesloten n.v.t. = plas was nog niet aangelegd n.g = plas werd niet onderzocht n.g. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. vvv = hoge dichtheid en/of drijflaag van blauwalgen vvv = geen of weinig blauwalgen *dit zijn geen officiële zwemwaterlocaties, maar kandidaatlocaties Figuur 14: waarneming blauwalgen in de zwemwateren van Delfland van 2000-2009 Bovenstaande figuur 10 geeft de trend van het voorkomen van blauwalgen vanaf 2000 weer. waarin de afzonderlijke zwemwaterlocaties zich vanaf 2000 bevinden. De Oostmadeplas, de Krabbeplas en de Dobbeplas zijn vanaf 2000 elke zomer geplaagd door blauwalgen. Ook Delftse Hout en Put te Werve kennen, een enkel jaar uitgezonderd, jaarlijkse blauwalgenbloei. De zwemplas in de polder Noord-Kethel kent vanaf de aanleg problemen met blauwalgen. Plas Madestein, het Kraaijennest, de Oranjeplas, de zwemvijver in de Plaspoela-en schaapwei polder, de Wollebrand en de naturistenplas Delft doen het juist goed, evenals de waterspeeltuinen. De zwemwaterrichtlijn schrijft passende beheermaatregelen voor indien ophoping van blauwalgen zich voordoet. Blauwalgenbloei ontstaat in voedselrijk, stagnant water. De blauwalgen kunnen drijflagen gaan vormen. Voor de zwemwaterlocaties wordt in 2009 en 2010 een uitgebreid KRW-onderzoek opgezet en uitgevoerd, waarin de mogelijkheden voor bestrijding van zwemwaterproblemen nader worden uitgezocht. 57 58 5 Factsheets ecologische waterkwaliteit Sinds 2000 wordt de ecologische kwaliteit van het water binnen Delfland getoetst met het ecologisch beoordelingssysteem EBEOSYS. Om te kunnen toetsen met dit systeem is er een grote range aan gegevens nodig (nutriënten, macro-ionen, vegetatie/macrofauna, fysieke omstandigheden). Elke locatie is ingedeeld naar watertype (sloot of kanaal) en bodemsoort (klei/zand/veen). Elke locatie heeft andere indicatorsoorten of waarden voor verschillende typen water (Bij een goede kwaliteit water komen in een zandsloot bijvoorbeeld andere soorten planten voor dan in een kleikanaal). Figuur 11 laat zien welke maatstaven bij welke karakteristieken en factoren horen voor kanalen. Voor meren, plassen en sloten zijn er ook zulke overzichten. Figuur 15: Voorbeeld van de factoren, karakteristieken en maatstaven voor Kanalen. Het resultaat van de toetsing is een score (van 1 tot 5) voor verschillende karakteristieken van een sloot of kanaal. De totaalscore wordt uiteindelijk het gemiddelde van de scores voor de karakteristieken, waarbij de karakteristieken saprobie en trofie dubbel meetellen. In Delfland zijn de meeste geanalyseerde locaties sloten of kanalen. Vanaf 2006 wordt er binnen Delfland jaarlijks één derde van het gebied bemonsterd als onderdeel van het roulerend meetnet. In 2009 is dit het oostelijk deel van Delfland geweest. Er is ook een basismeetnet ecologie dat vanaf 2007 uit 17 meetlocaties bestaat. Dit basismeetnet wordt elk jaar geanalyseerd. Voor de meetlocaties van dit basismeetnet, is de trend weergegeven voor de jaren vanaf 2004. In de factsheets zijn de data van heel het gebied van Delfland gepresenteerd, waarbij de data van Midden-Delfland van 2008 dateert en de data van het Westland en Haaglanden van 2007. 59 5.1 Beoordeling sloten en kanalen Procentuele indeling van meetpunten in klassen 29 Sloten 2009 100% 80% 60% 40% 20% ta a To ra k ur ka l te r ie em ch Va ria n tE ig e zeer goed goed voldoende slecht zeer slecht Zu n W at er Ka ra kt er Tr of ie xic ite it ur tu To Sa St ru c bi e pr o en rm an Pe Br ak ka ra k te r tie 0% 30 Kanalen 2009 100% 80% 60% 40% 20% ta t ab i H ria n l aa to t t di ve rs i ch em W at er ra k Ka n ig e tE te i ie te r Tr of ie bi e pr o Sa Br ak ka ra k te r 0% zeer goed goed voldoende Va slecht zeer slecht Conclusie: De karakteristieken structuur bij de sloten en habitatdiversiteit voor de kanalen, vormen de grootste knelpunten. De totaalscores zijn wel overwegend ‘voldoende’ Toelichting: Het doel (genoemd in het provinciale waterplan 2010-2015) is klasse ‘voldoende’ voor alle wateren. De meeste wateren voldoen aan deze eis. 60 5.2 Structuur 31 Aantal meetlocaties Structuur basismeetnet 16 14 12 10 Zeer goed 8 6 4 Voldoende Goed Slecht Zeer slecht 2 0 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: In 2009 scoren de meeste locaties nog steeds ‘slecht’ of ‘zeer slecht’. In het basismeetnet is dit ook terug te zien. Zes van de 14 locaties scoren ‘voldoende’ in het basismeetnet. Toelichting: De karakteristiek structuur wordt beoordeeld aan de hand van het slootprofiel en van de hoeveelheid hydrofyten en helofyten in het water. Deze karakteristiek kan worden beïnvloed door het slootprofiel aan te passen (flauwere hellingen), zodat onderwaterplanten meer kans krijgen te groeien. 61 5.3 Waterchemie 32 Aantal meetlocaties Waterchemie basismeetnet 16 14 12 10 8 6 Zeer goed 4 2 0 Zeer slecht Goed Voldoende Slecht 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: In het Oostland zijn er in 2009 twee locaties die goed scoren. De rest van de meetpunten scoren ‘voldoende’ of slecht. Dit is ook terug te zien in het basismeetnet. Toelichting: De score voor waterchemie wordt bepaald door het aantal indicatorsoorten voor gebiedsvreemd water en door de verhouding van de samenstelling van het water. Een goede score wordt (in theorie) bereikt door zo min mogelijk ‘gebiedsvreemd’ water in te laten. 62 5.4 Saprobie 33 Saprobie basismeetnet Aantal meetlocaties 16 14 12 10 8 Goed 6 4 Slecht Voldoende 2 0 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: Voor de karakteristiek saprobie scoort de helft van de meetlocaties in het basismeetnet voldoende en de andere helft slecht. Dit komt overeen met het beeld van de rest van de meetpunten die in 2009 gemeten zijn in het Oostland. Toelichting: De karakteristiek saprobie geeft een score voor de zuurstofhuishouding. Door overmatige afbraak van organisch materiaal, kroosdekken of lozing van zuurstofloos water kan zuurstofgebrek ontstaan. Macrofauna en macrofyten die tolerant zijn voor lage zuurstofgehalten zullen in zulke gevallen vaker voorkomen. 63 5.5 Trofie 34 Aantal meetlocaties Trofie basismeetnet 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Zeer goed Goed Voldoende Slecht Zeer slecht 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: De resultaten voor de karakteristiek trofie lopen uiteen van zeer slecht tot goed. Het basismeetnet laat een trend zien van minder ‘zeer slechte’ scores. De drie scores ‘goed’ in 2009 zijn te vinden in de Ackerdijkse plassen, het krekengebied in de Abtswoudschepolder en de Tedingerbroekplas Toelichting: Trofie is de mate van voedselrijkdom. Wanneer het water te voedselrijk is, neemt overlast door algen en kroos toe. De score voor trofie wordt bepaald aan de hand van indicatorsoorten voor fytoplankton, het chlorofyl a-gehalte en nutriënten. 64 5.6 Toxiciteit 35 Toxiciteit basismeetnet Aantal meetlocaties 10 8 Zeer goed 6 Voldoende 4 Slecht 2 0 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: In de sloten (toxiciteit is geen karakteristiek voor kanalen of plassen) die in 2009 geanalyseerd zijn, scoren 7 van de 60 locaties ‘slecht’ . De overige locaties scoren voldoende of zeer goed. Toelichting: De karakteristiek toxiciteit wordt bepaald door indicatorsoorten voor macrofauna. Sterk vervuilde sloten hebben een kenmerkende macrofaunasamenstelling. Dezelfde soorten macrofauna kunnen echter ook aan- of afwezig zijn als gevolg van andere milieufactoren als zuurstofloosheid of een gebrek aan waterplanten 65 5.7 Brakkarakter 36 Brakkarakter basismeetnet Aantal meetlocaties 16 14 12 Zeer goed 10 8 6 Goed Voldoende 4 2 0 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: Hoewel de MTR-toetsing niet voor alle locaties aan de MTR-normen voldoet, scoort de karakteristiek brakkarakter voor alle locaties minimaal voldoende. Toelichting: De score voor de karakteristiek brakkarakter wordt bepaald aan de hand van diatomeeën en macrofauna en door metingen van het chloridegehalte. 66 5.8 Zuurkarakter 37 Conclusie: Alle wateren voldoen aan de norm voor de karakteristiek zuurkarakter. Toelichting: De karakteristiek zuurkarakter wordt bepaald aan de hand van indicatorsoorten voor macrofauna en diatomeeën en de zuurgraad. Ondanks dat de pH binnen Delfland niet overal aan de MTR-normen voldoet, ondervindt het ecosysteem hier (op basis van de STOWA-beoordeling) geen directe hinder van. 67 5.9 Variant-eigenkarakter 38 Aantal meetlocaties Variant-eigen-karakter basismeetnet 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Goed Voldoende Slecht Zeer slecht 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: Een groot deel van de meetpunten scoort ‘slecht’ op de karakteristiek Varianteigen karakter. Toelichting: De karakteristiek variant-eigen karakter toont in welke mate de samenstelling van de macrofyten, diatomeeën en macrofauna overeenkomt met het oorspronkelijke bodemtype (veen/klei/zand). Bij verstoring van de bodem kan de samenstelling veranderen. 68 5.10 Totaal 39 Aantal meetlocaties Totaal basismeetnet 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Goed Voldoende Slecht Zeer slecht 2005 2006 2007 2008 2009 Conclusie: Veruit de meeste locaties voldoen aan de doelstelling van de provincie (minimaal ‘voldoende’). Toelichting: De totaalscore voor een meetpunt wordt bepaald door de score voor alle karakteristieken te middelen, waarbij de belangrijkste karakteristieken trofie en saprobie dubbel tellen. Doordat het gemiddelde van 7 tot 9 karakteristieken wordt genomen, wordt de totaalscore vaak uitgemiddeld en komen extremen zelden voor. Het is voor het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit zinvol om naar aparte karakteristieken te kijken in plaats van naar de totaalscore. 69 5.11 Exoten 40 Conclusie: Ongeveer de helft van het beheergebied van Delfland kent een forse populatie van Amerikaanse Rivierkreeften, en een derde wordt bevolkt door Chinese Wolhandkrabben. Exacte aantallen zijn onbekend, maar de waarnemingen en ervaringscijfers wijzen op mogelijk honderden tot duizenden dieren per hectare geïnfecteerde watergang. Toelichting: De locaties zijn exacte vindplaatsen van exotische kreeften (Cambaridae, zie fig. 10) en krabben (Grapsidae) door o.a. burgers en veldmedewerkers van Delfland. De verspreidingslijnen geven weer in welke wateren veel van deze dieren gevonden zijn door met name de Dienst Muskusrattenbestrijding. Er zijn momenteel nog geen exacte aantallen beschikbaar, de informatie is gebaseerd op bijvangsten in fuiken, waarbij de aantallen kreeften vaak tot in de honderden individuen per fuik liepen. Afgezien van enkele waarnemingen lijken de populaties duidelijk van elkaar gescheiden. Belangrijk is op te merken dat de vangstlocaties van de muskusrattendienst zich beperken tot een deel van de boezemwateren, en deze dus niet noodzakelijkerwijs een gebiedsdekkend beeld geven. Figuur 16: Rode Amerikaanse Rivierkreeft (procambarus clarkii) 70 41 Conclusie: Naast de grote hoeveelheden Amerikaanse rivierkreeften in Delfland’s watergangen, komen er ook vele andere exoten voor in de regio. In de meeste van de in 2009 genomen macrofaunamonsters zijn wel één of enkele exoten gevonden, in een enkel geval zelfs 8. Veel van deze exoten hebben weinig invloed op de omgeving of een invloed die niet snel opvalt en daardoor niet onder de aandacht komt. Toelichting: Onderstaande tabel laat zien welke soorten er gevonden zijn, en op hoeveel locaties. Groep Borstelwormen Platwormen Slakken & mosselen Vlokreeften Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Oorsprong Aantal locaties Gemiddeld aantal dieren per bemonstering Branchiura sowerbyi - Oost Azië 1 Hyphania invalida - Ponto-Kaspisch 1 1 7 Quistadrilus multisetosus - Duitsland 27 57 Limnodrilus cervix - Noord Amerika 6 8 Dugesia tigrina - Noord Amerika 2 15 Corbicula fluminea Aziatische korfmossel Oost Azië 3 4 Dreissena bugensis Quagga mossel Ponto-Kaspisch 2 5 Dreissena polymorpha Gewone driehoeksmossel Ponto-Kaspisch 9 61 Physella acuta Puntige blaashoren Zuid Europa 44 22 Chelicorophium curvispinum Kaspische slijkgarnaal Ponto-Kaspisch 7 89 Chelicorophium robustum - Ponto-Kaspisch 1 3 Dikerogammarus villosus bekend als ‘killer shrimp’ Ponto-Kaspisch 3 66 Crangonyx pseudogracilis - Noord Amerika 4 7 Gammarus tigrinus - Noord Amerika 46 61 Jaera istri Donaupissebed Ponto-Kaspisch 1 27 Waterpissebedden Proasellus meridianus - Zuid Europa 10 5 Proasellus coxalis - Zuid Europa 12 8 Aasgarnalen Limnomysis benedeni - Ponto-Kaspisch 1 13 Kevers Stenopelmus rufinasus Kroosvarensnuittorretje Noord Amerika 2 2 Muggen Nanocladius rectinervis - Zuid Europa 1 1 71 42 Conclusie: Invasieve woekerende waterplanten maken een gestage opmars in de watergangen van Delfland en het lukt nog niet om deze een halt toe te roepen of het probleem in te perken. Met name in de regio Westland zijn veel locaties bekend waar al kortere of langere tijd 1 of meer van deze invasieve soorten in het water te vinden zijn. Toelichting: De locaties op de kaart zijn plaatsen waar dit jaar 1 of meer van 3 soorten exoten gevonden zijn, die de gezamenlijke eigenschap bezitten om in korte tijd dikke drijfmatten op het water te kunnen vormen, en zo de watergang kunnen blokkeren en een sterke negatieve invloed hebben op het onderwaterleven. Deze soorten zijn de Grote Waternavel Figuur 17: Grote Waternavel (Hydrocotyle (Hydrocotyle ranunculoides, zie fig. 11), ranunculoides) Waterteunisbloem (Ludwiga grandiflora) en Parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum). De Grote Waternavel is van deze 3 al sinds 2000 in het gebied bekend, en de rode verspreidingslijn geeft watergangen weer waar de plant eerder is gevonden en het vooralsnog niet gelukt is om de groei onder de duim te krijgen. De andere soorten zijn in 2009 voor het eerst waargenomen. 72 43 Conclusie: Naast de 3 woekerende invasieven zijn er enkele andere exotische plantensoorten in Delfland gevonden. Deze geven (nog) geen concrete problemen zoals eerdergenoemde soorten dat doen, behoeven geen directe actie, of worden inmiddels als ‘ingeburgerd’ beschouwd. Toelichting: In onderstaande tabel is weergegeven welke soorten gevonden zijn bij de routinematige monstername, en op hoeveel locaties. Groep Drijfplanten Waterplanten Oever- en landplanten Wetenschappelijke naam Azolla filiculoides Nederlandse naam Oorsprong Aantal locaties Grote kroosvaren Noord Amerika 3 40 Lemna minuta Dwergkroos Noord Amerika Elodea canadensis Brede waterpest Noord Amerika 1 Elodea nuttallii Smalle waterpest Noord Amerika 16 3 Bidens connata Smal tandzaad Noord Amerika Bidens frondosa Zwart tandzaad Noord Amerika 8 Juncus tenuis Tengere rus Noord Amerika 1 Impatiens glandulifera Reuzenbalsemien India 1 Sommige soorten vallen op omdat ze volstrekt niet lijken op inheemse soorten. Daarom worden ze soms gemeld door veldmedewerkers of burgers. De volgende soorten zijn gevonden buiten onze eigen routinematige monstername, aan de hand van meldingen. Deze zijn met een ster op de kaart weergegeven. Groep Drijfplanten Waterplanten Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Oorsprong Aantal locaties Pistia stratiotes Watersla Tropen 3 Eichhornia crassipes Waterhyacinth Zuid Amerika 2 Salvinia molesta Grote vlotvaren Tropen 1 Unknown sp. Onbekende soort - 1 73 5.12 Bijzondere soorten 44 Op verschillende bemonsteringslocaties zijn soorten macrofauna gevonden die opmerkelijk, nieuw of zeldzaam zijn in Delfland. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest interessante soorten. De term 1e of 2e vondst heeft betrekking op de eigen data van Delfland. Wetenschappelijke Nederlandse naam naam Anisus vorticulus Loca- Bijzonderheid ties Platte schijfhoren; slak 3, 20, Vrij zeldzaam 21 Arrenurus albator - ; watermijt 8, 14 Vrij zeldzaam Arrenurus batillifer - ; watermijt 10 1e vondst; vrij zeldzaam Arrenurus novus - ; watermijt 2 Vrij zeldzaam Arrenurus - ; watermijt 3, 16 Vrij zeldzaam Cladopelma virescens - ; dansmug 17 2e vondst; goede kwaliteit, niet zeldzaam Cricotopus speciosus - ; dansmug 18 securiformis Pas recentelijk ontdekt in Nederland, vrij onbekend (doch geen exoot, aangezien hij op eigen kracht migreert) Cryptotendipes sp. - ; dansmug 1 Cybister Tuimelaar; waterkever 10, 12 Zeldzame bewoner van zandgaten, maar ook steeds vaker in grote rivieren lateralimarginalis Vrij zeldzaam, doch plaatselijk algemeen; vooral in heldere, plantenrijke wateren 22, 23 1e vondst; zeer zeldzaam, enkel in zand- en laagveengebieden - ; borstelworm 9 Zeldzaam; voornameiljk schone meren Helophorus flavipes - ; waterkever 2 Zeldzaam Hydrochara Kleine spinnende 4, 5, Vrij zeldzaam en achteruitgaand in aantal caraboides watertor; waterkever 15 Limnoxenus sp. - ; waterkever 2 Vrij zeldzame soort, doch rond Den Haag algemeen Nanocladius - ; dansmug 1 1e vondst; helder stromend water, niet zeldzaam Gerris lateralis Rossige Haemonais waldvogeli schaatsenrijder; wants rectinervis Neumania sp. - ; watermijt 11 Zeldzaam Osmylidae sp. - ; watergaasvlieg 13 De enige Nederlandse soort is voor zover bekend vrij zeldzaam Oulimnius sp. - ; waterkever 7 Vrij zeldzame soort Planaria torva - ; platworm 6, 19 Zeldzaam, komt vooral voor in deze regio 74 45 Onderstaande tabel geeft de meest bijzondere planten weer die dit jaar zijn gevonden. Wetenschappelijke Nederlandse naam naam Loca- Bijzonderheid ties Tolypella prolifera Groot boomglanswier 1 Zeldzaam, rode lijst soort Stratiotes aloides Krabbescheer 2 Rode lijst soort Caltha palustris Dotterbloem 3, 5 Beschermde soort Dactylorhiza maculata Gevlekte orchis 4 Beschermd, rode lijst soort Najas marina Groot nimfkruid 6 Zeer zeldzaam, rode lijst soort 75 6 Kaderrichtlijn Water Delfland heeft in zijn beheergebied 7 officiële KRW-waterlichamen liggen (figuur 12). Delfland heeft een meetprogramma voor deze waterlichamen, waarbij deze waterlichamen elk jaar chemisch bemonsterd worden. De waterlichamen worden cyclisch bemonsterd op de ecologische parameters (macrofyten, macrofauna, fytoplankton en vis). In 2009 is het meetprogramma voor de KRW deels herzien en aangepast aan het nieuwe protocol ‘Richtlijn Monitoring Oppervlaktewater’. Het nieuwe meetprogramma zal vanaf 2010 van start gaan. De KRW kent twee soorten monitoring. De Toestand en Trend heeft het doel om te beoordelen of een waterlichaam zich in de GET (Goede ecologisch toestand) of GCT (Goede chemische toestand) bevindt. Deze monitoring vindt minimaal 1x per zes jaar plaats. Operationele monitoring vindt vaker plaats en is verplicht indien een waterlichaam zich niet in de GET of GCT bevindt. De gegevens die van 2009 gepresenteerd worden zijn de gegevens van de Operationele Monitoring. Figuur 18: De KRW-waterlichamen binnen Delfland 76 6.1 Chemie ** * * * * * * * * voldoet niet aan de norm voldoet aan de norm * De norm voor de Kaderrichtlijn water is gebaseerd op de zinkfractie na filtratie, terwijl te de totale fractie gemeten is ** Imidacloprid overschrijdt de Maximaal toelaatbare concentratie, maar het jaargemiddelde is wel onder de norm 42 Conclusie: De chemische toestand is nog niet op orde. In de boezemwateren worden stoffen boven de KRW-norm aangetroffen. Het insecticide imidacloprid overschrijdt in elk KRW-waterlichaam (met uitzondering van de duinwateren) de norm. Toelichting: De chemische toestand van een waterlichaam wordt alleen gebaseerd op de prioritaire stoffen. Als één van deze stoffen in overschrijdende mate voorkomt in een waterlichaam, krijgt dit waterlichaam altijd de kwalificatie ‘slecht’. De normen voor de overige relevante stoffen vormen een randvoorwaarde voor een goede ecologische kwaliteit. Als de waterkwaliteit in een goede ecologische toestand verkeert, maar één van de overige relevante stoffen voldoet niet aan de norm, gaat de ecologische toestand een klasse achteruit. 77 Methiocarb Zink Methomyl Overig Koper Pirimicarb Imidacloprid Carbendazim Benzo(a)anthraceen Tributyltin Overige relevante stoffen Benzo(a)pyreen som Benzo(g,h,i)peryleen + Indeno(1,2,3-cd)pyreen waterlichaam Westboezem-Oranjekanaal Westboezem-Vlotwatering Westboezem-Boonervliet Oostboezem-Verversingskanaal Oostboezem-De Schie Holierhoek & Zouteveen Polder Berkel Zuidpolder Delfgauw Solleveld Meijendel Fluorantheen som Benzo(b)fluorantheen + Benzo(k)fluorantheen prioritaire stoffen 6.2 Ecologie Doorzicht Totaal stikstof Totaal fosfaat Temperatuur Zuurgraad zuurstof Macrofyten (EKR*) ecologie Chloride Verversingskanaal Haagsche Vliet Oostboezem De Schie 1 De Schie 2 Zweth Vlaardingervaart Westboezem Groote Gantel Holierhoek & Zouteveen Slinksloot Polder van Berkel Klapwijksevaart Zuidpolder van Delfgauw Karitaatmolensloot Solleveld plas 7 plas 13 Meijendel plas 20 biologieondersteunde stoffen 128 138 188 262 93 112 88 113 91 124 43 44 42 1.1 0.7 0.6 0.9 0.3 0.4 0.4 0.2 0.6 0.6 1.0 1.0 1.0 2.1 2.3 2.3 2.4 5.9 4.5 5.5 3.2 4.5 2.4 2.7 2.4 1.4 0.7 0.6 0.4 0.2 1.1 1.0 1.2 1.2 0.5 1.5 0.0 0.0 0.0 23 23 24 23 24 24 22 24 20 21 23 23 23 8.0 8.3 8.0 8.0 8.4 8.5 8.7 8.3 8.0 8.0 8.5 8.4 9.5 52 63 58 75 111 69 97 78 72 49 78 58 75 0.46 0.07 0.08 0.09 0.20 0.15 0.02 0.38 0.55 0.44 0.54 0.39 0.49 Macrofauna (EKR*) 43 0.36 0.40 0.40 0.43 0.32 0.52 0.34 - MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Conclusie: De nutriënten vormen ook voor de KRW-waterlichamen een knelpunt. Vooral in de Westboezem ligt een grote opgave om in 2027 aan het GEP te voldoen. worden. * Ecologische kwaliteitsratio (EKR) is een score op een maatlat voor de parameters macrofyten, macrofauna, fytoplankton en vis. Deze score loopt van 0 (slecht) tot 1 (MEP). 78 7 Conclusies 7.1 Resultaten monitoring Nutriënten Een belangrijk knelpunt binnen het beheergebied van Delfland blijft de hoge concentratie van de meststoffen stikstof en fosfaat. Veel waterkwaliteitsproblemen zijn hieraan gerelateerd. De vrachtenbalans tussen de boezemgemalen die water uitmalen en de inlaat vanuit het Brielse Meer laat zien dat door interne belasting grote hoeveelheden stikstof en fosfaat aan het oppervlaktewater van Delfland toegevoegd worden. In het systeem zelf vindt al verwijdering of omzetting plaats door chemische en biologische processen. Dit betekent dat de interne belasting zelfs hoger ligt dan de hoeveelheid die uitgemalen wordt naar het buitenwater. De fosfaat- en stikstofbelasting komt voor een belangrijk deel vanuit de glastuinbouwsector. Overige parameters De zuurstofhuishouding, de zuurgraad en het doorzicht voldoen op veel plaatsen niet aan de norm. Dit is gerelateerd aan algenbloei, kroosvorming, visstand, waterbodems en riolering. Drie PAK’s vormen in de Oostboezem een probleem. Daarvoor is een duidelijke link te leggen met de intensieve scheepvaart. De overschrijdingen van de normen door gewasbeschermingsmiddelen en de zware metalen koper, zink en nikkel zijn ook een knelpunt. Gewasbeschermingsmiddelen zijn van oudsher een probleem in glastuinbouwgebied, maar het probleem is Delfland-breed meetbaar. Koper en zink zijn KRW-probleemstoffen en kennen diverse bronnen (bouwmaterialen, veehouderij, recreatievaart, vuurwerk, etc.). Ecologie De hierboven beschreven fysische parameters (en de hydromorfologie) vormen de randvoorwaarden voor een goede ecologische toestand. De ecologie is op veel plaatsen nog niet in orde. Zowel de STOWA-toetsing als de KRWtoetsing scoren over het algemeen niet voldoende. Zwemwater De bacteriologische zwemwaterkwaliteit is bepaald volgens de nieuwe Europese zwemwaterrichtlijn. De bacteriële kwaliteit in 2009 was goed tot uitstekend op 11 van de 16 locaties. Op 9 locaties was de bacteriële kwaliteit slecht. Blauwalgen vormen een jaarlijks terugkerend knelpunt voor de zwemwaterkwaliteit. In 2009 hadden 8 locaties te kampen met blauwalgenbloei. 7.2 Ambities en strategische keuzes 2010-2015 Bovenstaande conclusies laten zien dat de waterkwaliteit in Delfland niet op orde is. In bijna het hele beheergebied zijn de concentraties van verontreinigende stoffen hoger dan toegestaan. Ook de ecologie is op veel plaatsen nog onvoldoende. Na een gestage verbetering van de waterkwaliteit in de periode 1970-2000 is de verbetering de laatste jaren gestagneerd. Daarmee voldoet Delfland weliswaar aan het stand-still principe, maar het bereiken van de waterkwaliteitsdoelen vraagt om een versteviging van de inspanning. De omvang hiervan is in de KRW-detailanalyse in beeld gebracht en vertaald in het WBP 2010-2015. In het WBP is de volgende ambitie opgenomen: Het water is meetbaar schoner, het gebied is zichtbaar aantrekkelijker. Delfland heeft een flinke stap gezet richting een robuust en veerkrachtig watersysteem. 79 In de planperiode 2010-2015 richt Delfland zich nadrukkelijk op het verbeteren van de waterkwaliteit in de KRW-waterlichamen en zwemwateren en op het verbeteren van de mogelijkheden voor vismigratie. Daarvoor is een uitgebreid maatregelenprogramma opgenomen in het uitvoeringsprogramma van het WBP. In 2009 was de maatschappelijke druk om zichtbare maatregelen te nemen tegen blauwalgoverlast in de zwemwateren groot. Delfland gaat hier in 2010 actief mee aan de slag. Verontreinigende stoffen Voor de KRW richt Delfland zich op een reductie van de hoeveelheid stikstof en fosfaat in het oppervlaktewater. Delfland neemt geen specifieke KRW-maatregelen voor andere probleemstoffen. De reden hiervoor is dat er voor de andere stoffen: weinig aanvullende effectieve (regionale) instrumenten voorhanden zijn; (inter)nationaal beleid wordt ontwikkeld (Delfland volgt de doorwerking); kwaliteitsverbetering op zal treden door maatregelen voor stikstof en fosfaat; Stikstof en fosfaat terugdringing Voor stikstof en fosfaat zet Delfland, samen met gemeenten en provincie, sterk in op het uitvoeren van de bestaande afspraken in de waterketen, zoals de riolering van het buitengebied. Deze maatregelen moeten, in combinatie met het landelijke mestbeleid en het landelijke en provinciale glastuinbouwbeleid, de waterkwaliteit flink verbeteren. Desondanks zal het water in 2015 nog niet overal aan de kwaliteitsnormen voldoen. Om na 2015 de laatste stap te kunnen zetten om de doelen te bereiken, onderzoekt Delfland in de planperiode 2010-2015 de (kosten)effectiviteit van mogelijke aanvullende maatregelen. Begin 2010 wordt er van start gegaan met het project BaggerNUT. Dit project heeft als doel om de invloed van de waterbodem op de belasting van het oppervlaktewater met nutriënten in beeld te brengen. Delfland verwacht deze bron van nutriënten beter te kunnen kwantificeren, waardoor er doelgerichter gewerkt kan worden aan het terugdringen van de hoeveelheid voedingsstoffen in het water. Emissiebeheerplan In aanvulling op de KRW-maatregelen legt Delfland in het emissiebeheerplan vast hoe het emissiebeheer (in brede zin) de komende jaren wordt aangepakt. In dit plan staat de keuze van de instrumenten en wordt de inzet op, onder meer, beleidsvorming, beleidsbeïnvloeding, voorlichting en stimuleringsmaatregelen toegelicht. Ecologie Voor het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit in de KRW-waterlichamen zet Delfland in op de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen en het visvriendelijk maken van kunstwerken. Ook toetst Delfland in de planperiode 2010-2015 waar plantengroei in de waterlichamen mogelijk is binnen de geldende waterafvoernormen. Op basis van deze toetsing wordt in diezelfde periode het besluit genomen of en, zo ja, op welke trajecten natuurvriendelijk onderhoud mogelijk is. 80 8 Literatuur CIW (2001). Leidraad monitoring, Definitief rapport. Franken, Peeters en Gardeniers (2002). Herziening van de ecologische beoordelingssystemen voor oppervlaktewater. Hoogheemraadschap van Delfland (1994). Het water uitgevlooid - toxiciteitstoetsen met watervlooien in het veld 1990-1993 Hoogheemraadschap van Delfland (1999). Delfland b r e e d uitgemeten - resultaten van 4 jaar watersysteemonderzoek 1994-1997 Hoogheemraadschap van Delfland (2000). Kwaliteitszorg bemonstering watersysteem. team IW/MON Hoogheemraadschap van Delfland (2004). Delfland op z’n b r e e d s t - meerjarig watersysteemonderzoek 1994-2002. Kenmerk 477251, team Watersysteemkwaliteit Hoogheemraadschap van Delfland (2005). Waterbeheersplan 2006-2009, Realiseren en intensiveren, augustus 2005 Hoogheemraadschap van Delfland (2005). Delfland in breedbeeld – Een breed beeld van het watersysteemonderzoek t/m 2004. Kenmerk 550264, team Watersysteemkwaliteit Hoogheemraadschap van Delfland (2006). Watersysteemkwaliteit in Delfland. Resultaten van het watersysteemonderzoek t/m/ 2005. Kenmerk 605330, team Watersysteemkwaliteit Hoogheemraadschap van Delfland (2007). Meetprogramma Watersysteemkwaliteit 2007, januari 2007, versie 2, team Watersysteemkwaliteit Hoogheemraadschap van Delfland (2008). Meetprogramma Watersysteemkwaliteit 2008, team Watersysteemkwaliteit Hoogheemraadschap van Delfland (2008). Schoon water om van te genieten, Technische achtergrondrapportage KRW Delfland, februari 2008 Hoogheemraadschap van Delfland (2009). Overzicht gevolgen Waterwet, team Waterhuishouding, maart 2009 Hoogheemraadschap van Delfland (2009). Plan van Aanpak S7. Onderzoeksmaatregelen Zwemwater, team Watersysteemkwaliteit, maart 2009 Ministerie van Verkeer en Waterstaat (1998). Vierde Nota waterhuishouding, Regeringsbeslissing Ministeries van VROM en VW (2004). Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren, Staatscourant 22-12-2004, nr 247 Hoogheemraadschap van Delfland (2008). Ontwerp-Waterbeheerplan 2010-2015. Werkversie voor november/december 2008. STOWA (1993). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem sloten, rapport 93-14, STOWA, Utrecht STOWA (1993). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem meren en plassen. rapport 93-16, STOWA, Utrecht STOWA (1994). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem kanalen, rapport 94-1, STOWA, Utrecht 81 STOWA (1994). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem zand-, grind- en kleigaten. rapport 94-18, STOWA, Utrecht STOWA (2006). Handboek Nederlandsche ecologische beoordelingsystemen (EBEO-SYSTEMEN) Deel A. filosofie en beschrijving van de systemen. Rapport 2006-04, ISBN 90.5773.259.9, Utrecht Werkgroep Hydrobiologie Holland (1989). Richtlijnen voor Macrofaunabemonstering Werkgroep Hydrobiologie Holland (2000). Richtlijnen voor onderzoek naar fytoplankton en epifytische diatomeeën in Noord- en Zuid-Holland Links: www.helpdeskwater.nl voor actuele normen www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl (voor actuele normen gewasbeschermingsmiddelen) www.ctb-wageningen.nl (voor toelatingen gewasbeschermingsmiddelen) www.schonebronnen.nl/page/stoffen voor meer informatie over de stoffen carbendazim, methomyl en pirimifos-methyl en andere gewasbeschermingsmiddelen die worden toegepast in de glastuinbouw. 82
© Copyright 2024 ExpyDoc