Bijlage: Beantwoording vragenlijst Nieuwe Normering door Delfland. 1. Zijn de normwaarden (zoals afgeleid uit LIR, MKBA en groepsrisico) voor uw waterschap acceptabel en realistisch? Normwaarden in algemene zin Delfland vindt het belangrijk dat er kosteneffectief wordt geïnvesteerd in duurzame bescherming van Nederland tegen overstroming en onderschrijft de overstap naar een overstromingsrisicobenadering als norm voor waterveiligheid. Ook onderschrijft Delfland de overstap naar een trajectindeling waardoor gericht kan worden geïnvesteerd in het deel van een dijkring dat maximaal bijdraagt aan het reduceren van de kans op overstroming. Delfland kan in algemene zin meegaan in de wijze waarop de normwaarden zijn afgeleid maar heeft hierbij wel een aantal kanttekeningen (bijvoorbeeld wat betreft voorlanden) die verderop in deze reactie nader worden belicht. Aandachtspunt bij de voorgestelde normwaarden is verder dat in afwachting van het toets- en ontwerpinstrumentarium de doorvertaling van de norm naar de fysieke betekenis voor de waterkering nog niet kan worden gemaakt. Normen Delflandse kust Het concept voor het nieuwe waterveiligheidsbeleid geeft voor de Delflandse dijk samengevat het volgende aan: Traject 14-4 14-5 14-6 Normspecificatie 30.000 30.000 30.000 Uitzoekwerk - Momenteel geldt voor de kust van Delfland een norm voor de overschrijdingskans van 1/10.000. Dit is gerelateerd aan een waterstand die nog veilig moet kunnen worden gekeerd. Deze huidige norm is voor de duinen vertaald in een afslagcriterium. Dit criterium is vergelijkbaar met een overstromingskans van 1/100.000. De voorgestelde normwaarde van 1/30.000 betekent daardoor – op termijn - een achteruitgang in veiligheid. Delfland vindt dit een ongewenste ontwikkeling en hecht aan een normspecificatie op de trajecten 14-4, 14-5 en 14-6 van 1/100.000 per jaar. Deze normaanpassing kan worden onderbouwd doordat met een relatief geringe inspanning de zandige kust via beheer en onderhoud van het kustfundament en de basiskustlijn de veiligheid van de kering op dit beschermingsniveau kan worden gehouden. De recente inspanningen voor de versterking van de zwakke schakels worden hiermee ook duurzaam geborgd. Daarnaast sluit een norm van 1/100.000 veel beter aan bij het huidige beheer van de kust en is om die reden ook veel beter uitlegbaar. Een overstroming vanuit zee resulteert in dit gebied van dijkring 14 met vitale functies als het internationale bestuurscentrum Den Haag, de mainport Rotterdam en de Greenport Westland/Oostland tot grote imagoschade voor Nederland en tot een complexe hersteloperatie . Normwaarden Delflandse dijk Het concept voor het nieuwe waterveiligheidsbeleid geeft voor de Delflandse dijk samengevat het volgende aan: Traject 14-1 Normspecificatie 30.000/100.000* 14-2 14-3 10.000/30.000* PM Uitzoekwerk Groepsrisico, westwaarts opschuiven van de knip tussen dijktraject 14.1 en 14.2 tot voorbij Vlaardingen. Groepsrisico. Lage norm in gebied met strenge normen; samenvoegen met 14-2 OF 14-4 wordt onderzocht De lage normwaarde in het traject 14-3 (zie uitzoekwerk bovenstaande tabel)14-3 is niet realistisch. Het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden heeft recent op verzoek van Delfland en in intensieve samenwerking met Delfland en de provincie Zuid-Holland de normwaarde in het traject 14-3 nader onderzocht . Hierbij is gebleken dat in de technische uitwerking onjuiste gegevens zijn gebruikt. Bij toepassing van de juiste gegevens lijkt de normwaarde in traject 14-3 op 1/10.000 uit te komen. Verder constateert het Deltaprogramma dat in deze trajecten nog veel uitzoekwerk dient te gebeuren. We hopen dat er in de volgende consultatieronde meer duidelijkheid is over de daadwerkelijke normvoorstellen voor deze gebieden en de achterliggende onderbouwingen. 2. Uitlegbaar: is er een consistente redeneerlijn toegepast voor het indelen in dijktrajecten en het afleiden van de normwaarden? De gehanteerde indeling in dijktrajecten lijkt grotendeels gebaseerd op een consistente redeneerlijn en lijkt daarmee ook uitlegbaar. De trajectindeling van de nieuwe normen voor de Delflandse Dijk en de onderbouwing daarvan nog zijn voldoende inzichtelijk. Dat de knip tussen dijktrajecten 14.1 en 14.2 nog als uitzoekwerk staat opgenomen in het concept voor het nieuwe waterveiligheidsbeleid, is wat ons betreft achterhaald. Delfland heeft ook behoefte aan duidelijkheid over de status van traject 14.3. Verder is het ons niet duidelijk hoe wij de passage op blz 15 moeten duiden waarin wordt aangegeven dat er “gedacht wordt aan het verlagen van de norm voor dichtbebouwde dijken in onder andere dijkring 14 waar hogere eisen noodzakelijk en waardoor locaal complexe opgaven ontstaan”. Bestaat hier ook een relatie met de normering van de B-keringen?. De redeneerlijn voor het afleiden van de normwaarden lijkt landelijk niet altijd consistent te zijn toegepast. Voorbeelden hiervan zijn het omgaan met voorlanden en de invloed van de aanname van standzekerheid van niet-primaire keringen en lijnelementen op de normering. Over voorlanden geeft u het volgende aan: “In de volgende toetsronde zal het meenemen van voorlanden worden gestimuleerd. Als daartoe aanleiding is zullen de mogelijkheden om voorlanden mee te nemen in het toetsinstrumentarium explicieter worden opgenomen.” Delfland is van mening dat er al op kortere termijn een eenduidige redeneerlijn voor voorlanden dient te worden gehanteerd aangezien voorlanden ook invloed hebben op de normspecificaties. Het meenemen van voorlanden is in onze ogen één van de belangrijke uitgangspunten in de overstap naar de overstromingsrisicobenadering. Ook lijkt de redeneerlijn niet consistent wat betreft meenemen van systeemwerking. Bij het afleiden van de normwaarde voor de LIR en de MKBA is ervan uitgegaan dat er geen systeemwerking optreedt terwijl bij het afleiden van het groepsrisico dit wel als uitgangspunt lijkt te worden gehanteerd. Daarnaast is bij het afleiden van de normwaarden in de MKBA geen rekening gehouden met de samenhangende combinatie van A-keringen en B-keringen. Verder constateren we dat een aantal onderwerpen nog niet volledig is uitgewerkt. Zo zijn onder andere de criteria voor groepsrisico nog niet benoemd en vindt hier over nog discussie plaats (zie tabellen onder vraag 1). Hierdoor kan de vereiste overstromingskans nog niet eenduidig worden bepaald. Daarnaast zijn wij van mening dat in de deltabeslissing voldoende aandacht dient te zijn voor de (on)mogelijkheden van het herstellen van de gevolgen van een overstroming (zie ook de reactiebrief Delfland). Dit speelt in het bijzonder in dichtbebouwde en dichtbevolkte gebieden met beperkte evacuatiemogelijkheden. Zie op dit punt ook onze reactie op de normspecificatie voor kust onder vraag 1. 3. Wat verwacht u als de belangrijkste consequenties van wet- en regelgeving in voorbereiding? Belangrijkste consequenties is dat het wettelijk toets- en ontwerpinstrumentarium moet worden geactualiseerd en dat dit nog een aanzienlijke periode zal vergen. Zolang deze actualisatie niet is afgerond blijven er aanzienlijke onduidelijkheden kleven aan de daadwerkelijke gevolgen van de nieuwe normering. Dit maakt het voor de waterkeringbeheerder in diverse planfases heel lastig duidelijk te communiceren over de ruimtelijke consequenties van de nieuwe normering met gemeenten en met initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen op of nabij de primaire waterkering. Een belangrijke consequentie van de wet- en regelgeving in voorbereiding is dat er in de overgangsfase discussie kan ontstaan over de inpassing van nieuwe ontwikkelingen in of rondom de primaire waterkeringen en de mate waarin en de wijze waarop moet en kan worden geanticipeerd op de nieuwe normen en het wettelijk Toets- en Ontwerpinstrumentarium in ontwikkeling. Ander aandachtspunt is dat het “geen achteruitgangprincipe” niet helder is gedefinieerd. Een duidelijkere definitie van dit principe is nodig om landelijk een zo eenduidig mogelijke invulling van dit principe te garanderen. Ook zal de nieuwe normering mogelijk gevolgen hebben voor de legger. Dit is afhankelijk van de hoogte en de ruimtelijke gevolgen van de nieuwe normering. Daarnaast zal moeten worden beschouwd of en zo ja welke aanpassingen van het vergunningenbeleid noodzakelijk zijn. Daarnaast zal het reguleren van het medegebruik van de waterkering complexer worden door de overstap van een overschrijdingskansbenadering naar een overstromingskans benadering met daarbij een beschouwing van de faalkansruimte die door de faalmechanismen met ieder een eigen aandeel worden benut. 4. Is het tijdpad om aan de normen te voldoen (2050) acceptabel en realistisch voor uw waterschap? Dit kan niet goed worden beoordeeld, enerzijds omdat het Wettelijk Toets- en Ontwerp Instrumentarium nog niet gereed is en anderzijds omdat de gevolgen en de kosten van het voldoen aan de nieuwe normen nog niet bekend zijn. 5. Geven de aspecten evacuatiefractie, vitale en kwetsbare infrastructuur en buitendijkse gebieden (voor zover opgenomen in de Deltabeslissing) nog aanleiding tot het maken van opmerkingen? Delfland hecht grote waarde aan de veiligheid van haar ingezetenen en acht het belang van het laaggelegen en dichtbevolkte gebied van dijkring 14 groot met vitale functies als het internationale bestuurscentrum Den Haag, de mainport Rotterdam en de Greenport Westland/Oostland. Delfland vindt het daarom van groot belang dat de nieuwe normen voor het eigen beheergebied transparant zijn onderbouwd en eenvoudig en eenduidig uitlegbaar zijn. In dit kader dienen ook de eerder genoemde imagoschade bij een overstroming vanuit de kust en de complexiteit om ons beheergebied te laten herstellen van de gevolgen van een overstroming worden gezien. 6. Heeft u nog aandachtpunten voor beheer en onderhoud, vergunningverlening en handhaving? Voor vergunningverlening en ook voor planadvisering is het van belang om te weten wat het effect van de nieuwe normering is op de fysieke waterkering. In dit kader is het ook van belang duidelijkheid te hebben over de concrete invulling van het “geen – achteruitgangsprincipe”, zowel voor de kust als voor de Delflandse Dijk. 7. Zijn er specifieke omstandigheden binnen het beheergebied, die tot specifieke opmerkingen over de Deltabeslissing leiden? Het is van belang duidelijkheid te hebben over het toetskader voor waterveiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen in of nabij de primaire waterkering zoals bijvoorbeeld de Blankenburgtunnel (zie ook onze reactie). Delfland heeft in de reactiebrief reeds aandacht gevraagd voor het in beeld brengen van de consequenties (ruimtelijk + waterveiligheid) van de voorlopige richting van een nieuwe afsluitbare kering als vervanging van de huidige Maeslantkering. 8. Wat is volgens u nodig om in 2017 te kunnen starten met het toetsen aan de nieuwe overstromingsnormen? Een vastgesteld Wettelijk Toets- en OntwerpInstrumentarium, de onderliggende benodigde informatie en gegevens (systemen) en deskundig personeel . 9. Wat is volgens u nodig voor een goede implementatie van de nieuwe normering? Een goede landelijk eenduidige communicatiestrategie specifiek gericht op verschillende doelgroepen waarbij wij verwachten dat het Rijk hierin het voortouw neemt. De nieuwe normering moet voor ons uitlegbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
© Copyright 2024 ExpyDoc