Inbreng AO Mestbeleid 2014

Inbreng AO Mestbeleid
Op 20 februari spreekt u met de staatssecretarissen Dijksma en Mansveld over het mestbeleid.
Vanwege de grote samenhang tussen waterkwaliteit en het gebruik van meststoffen door de
landbouw wil de Unie van Waterschappen hierbij de volgende zaken onder uw aandacht brengen.
Waterschappen onderschrijven hoofdlijnen beleid
De waterschappen zijn als medeoverheid verantwoordelijk voor de waterkwaliteit van regionale
wateren. Vanuit die taak maken de waterschappen zich zorgen over de waterkwaliteit van de
Nederlandse wateren. Uit de ‘Evaluatie Meststoffenwet 2012’ van het Planbureau voor de
Leefomgeving (PBL), is gebleken dat de helft van de meetlocaties in oppervlaktewater niet voldoet aan de waterkwaliteitsnormen voor stikstof en fosfor. Ook blijkt uit de evaluatie dat de verbetering van de waterkwaliteit sinds 2006 stagneert. De risico’s ten gevolge van een slechte
waterkwaliteit zijn aanzienlijk. Het kan gevolgen hebben voor volksgezondheid, voedselveiligheid, diergezondheid en natuur. Daarnaast kan de Europese Commissie Nederland in gebreke
stellen en sancties opleggen als de Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen niet gehaald worden.
Verder heeft het PBL berekend dat de maatschappelijke schade als gevolg van de vervuiling
van het oppervlaktewater door stikstof uit de Nederlandse landbouw tussen de 0,3 en 1 miljard
euro per jaar bedraagt. Het gaat daarbij om de kosten voor de overheid voor de uitvoering en
handhaving van het beleid en om de maatschappelijk gezien ongewenste effecten van het gebruik aan meststoffen op de natuur en het milieu.
Vanuit de zorgen voor de waterkwaliteit onderschrijven de waterschappen de hoofdlijnen van
e
e
het mestbeleid, zoals opgenomen in het 5 Actieprogramma Nitraatrichtlijn (5 AP) omdat dit
bijdraagt aan het dichterbij brengen van de doelstellingen van de KRW.
Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) van LTO, ondersteunt door de waterschappen,
kan op basis van het voorgestelde mestbeleid als alternatief voor het generieke beleid ingezet
worden. Dit heeft de steun van de waterschappen onder de voorwaarde dat de milieukundige
effectiviteit van de alternatieve maatregelen vooraf wetenschappelijk is onderbouwd en dat de
uitvoering ervan is geborgd. Bijvoorbeeld door certificering van de alternatieve maatregelen,
zodat op de naleving ervan kan worden toegezien.
Hiernaast blijft het DAW nodig om in gebieden waar na aanscherping van het generieke beleid
nog een resterende wateropgave overblijft, de waterkwaliteit verder te verbeteren. De waterschappen zullen zich inzetten om de agrarische sector te faciliteren en te ondersteunen bij het
uitvoeren van het DAW in de praktijk. Daarvoor zullen de waterschappen de wateropgave en de
belangrijkste emissieroutes in beeld brengen. Ook zijn de waterschappen onder voorwaarden
bereid om het implementeren van win-win maatregelen te stimuleren met de inzet van POP3gelden waarbij de waterschappen zelf voor de benodigde cofinanciering zorgen. Daarbij gaat
het om maatregelen die bijdragen aan het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water,
het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Deltaprogramma Zoetwater. Te denken valt aan
maatregelen die een emissiearme en duurzame landbouw bevorderen, het waterbeheer ten
behoeve van de landbouw optimaliseren en agrariërs ondersteunen bij het implementeren van
innovatie technieken op het bedrijf.
Het DAW vormt in dergelijke gebieden een bovenwettelijk instrument omdat maatregelen niet
kunnen worden afgedwongen op basis van de Meststoffenwet, de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en het Activiteitenbesluit. Aangezien de waterschappen geen instrumen-
Pagina 2 van 2
ten hebben om agrariërs te verplichten tot het nemen van DAW-maatregelen, kunnen de waterbeheerders geen verantwoordelijkheid op zich nemen dat met de uitvoering van het DAW de
resterende wateropgave wordt opgelost.
Vraag: Wat gaat de staatssecretaris doen om te zorgen dat het DAW een voor agrariërs minder
vrijblijvend karakter krijgt?
Gebruiksnorm voor stikstof
In het 5e AP wordt aangegeven dat het actieprogramma twee doelen dient. In de eerste plaats
het verbeteren van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in die gebieden waar deze nog
tekort schiet en in de tweede plaats het verhogen van de mineralenefficiëntie in de Nederlandse
landbouw. Gelet op de eerste doelstelling verbaast het de waterschappen dat in het 5 e AP wordt
voorgesteld de stikstofgebruiksnorm voor grasland op kleigrond met zo’n 10 procent te verhogen en dat daar milieukundig gezien geen bezwaar tegen is.
Uit waterschapsmetingen blijkt dat in huidige situatie op 25 procent van de meetlocaties die in
een graslandgebied met klei zijn gelegen, de kwaliteit van het oppervlaktewater niet voldoet aan
de waterkwaliteitsnormen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Een verdere verhoging
van de stikstofgebruiksnorm met zo’n 10 procent zal daarom leiden tot een verdere verslechtering van de situatie. De KRW staat dit niet toe. De KRW heeft als doel de waterkwaliteit te verbeteren en eist een “stand still” van de feitelijke toestand van het water als minimum voorwaarde. Dit betekent er geen verdere verslechtering van de waterkwaliteit mag plaatsvinden. Gelet
op het feit dat de waterkwaliteit in deze gebieden nu al tekort schiet, is het milieukundig niet
verantwoord de stikstofgebruiksnorm voor grasland op klei te verhogen.
Vraag: Is de staatssecretaris bereid om van de verhoging van de stikstofgebruiksnorm voor
grasland op kleigrond af te zien?
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ilona Elfferich-Rodenburg
Telefoon: 06 – 12 46 39 23 of e-mail: [email protected]