INHOUD Blz. 1. INLEIDING 11 2. DE BIJZONDERE FINANCIERINGSWET 13 2.1. Fiscale autonomie voor de gewesten 2.1.1. Waarom fiscale autonomie ? 2.1.2. Principes bij het uitoefenen van de fiscale autonomie 2.1.3. Draagwijdte van de fiscale autonomie 2.1.4. Beperkingen bij het uitoefenen van de fiscale autonomie 13 13 13 14 15 2.2. Het model van fiscale autonomie 2.2.1. Fiscale autonomie wordt geregeld bij bijzondere wet 2.2.2. Uitgebreide opcentiemenmodel 2.2.3. Autonomiefactor 2.2.4. Gereduceerde belasting 17 17 18 20 21 2.3. De verdeling van de bevoegdheden 2.3.1. Opcentiemen 2.3.2. Kortingen 2.3.3. Belastingvermeerderingen 2.3.4. Belastingverminderingen 2.3.5. Belastingkredieten 2.3.6. Onderscheid belastingvermindering - belastingkrediet 2.3.7. Exclusieve bevoegdheden voor de gewesten 2.3.8. Concurrerende bevoegdheden 2.3.9. Federale bevoegdheden 21 21 28 29 30 31 31 33 39 40 2.4. Progressiviteitsregel 2.4.1. Algemeen principe 2.4.2. Evaluatiemodel van het Rekenhof 2.4.3. Versoepeling van de progressiviteitsregel 43 43 43 44 2.5. Lokalisatie 2.5.1. Definitie 2.5.2. Fiscale woonplaats 2.5.3. Verhuis tijdens het jaar 51 51 51 53 7 2.6. De berekening van de personenbelasting 2.6.1. Het berekeningsschema van het uitgebreide opcentiemenmodel 2.6.2. Bepalen van het belastbare inkomen 2.6.3. Bepaling van de belasting Staat en de gereduceerde belasting Staat 2.6.4. Berekening van de federale personenbelasting en de gewestelijke personenbelasting 2.6.5. De eindafrekening 53 2.7. Continuïteit 2.7.1. Continuïteitsprincipe 2.7.2. Overgangsregels in de BFW 60 60 62 2.8. Inwerkingtreding 62 3. DE PERSONENBELASTING HERTEKEND BIJ DE INVOERING VAN DE FISCALE AUTONOMIE ? 63 3.1. Het WIB 92 wordt BFW-conform 63 3.2. Aftrekken worden omgezet in belastingverminderingen 63 3.3. Overzicht van de belastingverminderingen 64 3.4. Aanrekening van belastingverminderingen 65 3.5. Belastingverminderingen voor woningen 3.5.1. Onderscheid eigen woning/andere woning 3.5.2. Belastingvoordelen voor de eigen woning 3.5.3. Belastingvoordelen voor de andere woningen 3.5.4. Korven 3.5.5. Invloed van de gewestelijke belastingverminderingen op de belastbare basis 3.5.6. Voorbeelden 66 66 66 80 87 8 53 53 54 55 59 90 91 3.6. Vaststelling van het onroerende inkomen 3.6.1. Interesten van leningen voor de eigen woning 3.6.2. Erfpacht- en opstalvergoedingen voor eigen woning 3.6.3. Verrekening onroerende voorheffing 3.6.4. Interesten en vergoedingen voor andere woningen dan de eigen woning 3.6.5. Bevriezing van het kadastrale inkomen 94 94 95 95 95 96 3.7. Belasting gebruikt als parameter 3.7.1. Principe 3.7.2. Belastingverminderingen en -kredieten 3.7.3. Opzegvergoedingen en achterstallen 3.7.4. Voorafbetalingen 3.7.5. Evaluatiemoment bij afzonderlijk belastbare inkomsten 3.7.6. Evaluatiemoment voor het huwelijksquotiënt 96 96 97 101 104 105 106 3.8. Overige wijzigingen 3.8.1. Belastingvrij minimum 3.8.2. Belastingvermeerdering voor werkgeversaandelen 106 106 107 3.9. Bestaande gewestelijke belastingverminderingen 108 3.10. Inwerkingtreding 108 4. DE BELASTING NIET-INWONERS 109 4.1. De Europese regels 4.1.1. Principes 4.1.2. Vertaling in de BFW 109 109 109 4.2. Lokalisatie van de niet-inwoners 4.2.1. Basisprincipes 4.2.2. Lokalisatieregels 4.2.3. Plaats waar inkomsten worden behaald 112 112 112 113 9 4.3. Belastingstelsels 4.3.1. Principes 4.3.2. Stelsels 4.3.3. Berekening van de BNI in stelsel 1 125 125 125 126 4.4. Inwerkingtreding 129 BIJLAGEN Bijlage 1. Model uitgebreide opcentiemen 133 Bijlage 2. Overzicht belastingverminderingen 134 Bijlage 3. BNI 137 Bijlage 4. Voorbeeld van de berekening van de personenbelasting 138 Bijlage 5. Gecoördineerde versie WIB 92 141 Bijlage 6. Gecoördineerde versie Bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten 295 10
© Copyright 2025 ExpyDoc