Nieuw in de Mediatheek

ICLON-intern
september 2014
Nieuw in de Mediatheek
Competentie, autonomie en relatie: het CAR-model geconcretiseerd
Anje Ros, Jos Castelijns, Anne-Marieke van Loon & Kris Verbeeck (2014).
Gemotiveerd leren en lesgeven. De kracht van intrinsieke motivatie. Bussum:
Coutinho.
Onze studenten beginnen de opleiding met het directe instructiemodel dat
in Effectief leren (Ebbens en Ettekoven, 2013) in de eerste twee
hoofdstukken uit de doeken wordt gedaan. Ze leren zo docentgestuurde
lessen te geven door vooral te letten op
de zes verschillende lesfasen en
sleutelbegrippen. Daarna maken ze de
stap naar lessen waarin ze proberen het
leerklimaat met gedeelde sturing te
bevorderen. In de meeste gevallen
introduceren de supervisoren het
pedagogisch-didactische
onderwijsconcept CAR-model. De
letters C, A en R staan voor competentie,
autonomie en relatie en worden in ons
jargon als de drie basisbehoeften van
Stevens aangeduid. We houden onze
studenten voor dat de docent door in
lessen aandacht te besteden aan C, A
en/of R, de motivatie van de leerlingen
kan vergroten. Hoe je dat precies zou
kunnen doen is voor onze, meestal
onervaren, docenten in spe een hele klus. Daarom is het goed dat in
Gemotiveerd leren en lesgeven deze drie basisbehoeften nader worden
toegelicht.
Motivatie
In het inleidende hoofdstuk worden verschillende theoretische
benaderingen over motivatie besproken. Dat biedt studenten de
mogelijkheid om naast het CAR-model, dat terug te voeren is op de
zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (2000), kennis te nemen van
verwante theorieën als de piramide van Maslow, de verwachtingstheorie
9
ICLON-intern
september 2014
van Vroom, de attributietheorie van Weiner of de flowtheorie van
Csikszentmihalyi. In hun colleges besteden de meeste supervisoren daar
ook aandacht aan, maar het lijkt me prettig als een student hier alles bij
elkaar ziet staan wat bij elkaar hoort. Wel is het zo dat de nadruk in dit
boek ligt op zelfdeterminatietheorie.
Motiverend docentgedrag
In de volgende drie hoofdstukken worden achtereenvolgens autonomie
(geschreven door Verbeeck), competentie (Anne-Marieke van Loon) en
relatie (wederom Verbeeck) aan de orde gesteld. Bij
autonomieondersteunend docentgedrag lees je hoe je de aspecten keuze,
innerlijke bekrachtiging, flexibiliteit en weinig druk kunt operationaliseren.
Dit docentgedrag is de meest optimale docentstijl en staat tegenover
controlerend docentgedrag, iets wat typerend genoemd mag worden voor
beginnende docenten. Interessant is dat dit gedrag niet alleen concreet
wordt uitgewerkt, maar dat de auteur ook aandacht schenkt aan
controlerende taal. En dit laatste zullen onze studenten deels herkennen
omdat deze taaluitingen ook zijn terug te vinden in Teitlers Lessen in orde,
waarin o.a. het docentgedrag vanuit pedagogisch perspectief wordt belicht.
In dit boek worden zo verschillende discrepanties ontzenuwd. Studenten
zullen er juist bij het motiveren van hun leerlingen naar moeten streven
door hun docentgedrag en een motiverende leeromgeving,
autonomieondersteuning aan te bieden om aan de basisbehoefte van
autonomie te voldoen EN tevens zullen ze structuurondersteuning moeten
bieden om in de basisbehoefte van competentie te voorzien. Als een van de
belangrijkste lessen bij het aspect ‘relatie’ wordt vooral de strategie van
perspectiefwisseling benadrukt. Analyseer je lessen niet alleen vanuit je
eigen perspectief, maar doe dat vervolgens ook vanuit het perspectief van
de leerlingen. Al deze (praktijk)theorie wordt geconcretiseerd m.b.v.
voorbeelden uit de praktijk, zowel uit het primair als het voortgezet
onderwijs. En per hoofdstuk zijn naast een aantal reflectievragen ook
diverse checklists opgenomen.
Evalueren om te leren
Het voorlaatste, vijfde hoofdstuk is een samenvatting c.q. bewerking van
Beoordelen om te leren van Jos Castelijns en Inge Andersen (2013). Vooral
de twee functies van evalueren zullen voor onze studenten veel
verduidelijken. Bij evaluatie gaat het niet alleen om te meten hoe een
10
ICLON-intern
september 2014
leerling presteert in vergelijking met andere leerlingen (evalueren van het
leren), maar ook om te achterhalen hoe je leerlingen tijdens het leerproces
verder kunt helpen (evalueren om te leren). Daarom is het nodig dat
studenten niet alleen leren feedback te geven, maar ook feed up
(informatie over de te bereiken (leer)doelen de beoordelingscriteria) en
feed forward (gerichte aanwijzingen waarmee leerlingen verder kunnen).
Om deze twee functies van evalueren daadwerkelijk vorm te geven, geven
de auteurs het schema ‘Denken om te leren’ en aanwijzingen hoe dit in de
dagelijkse onderwijspraktijk toe te passen. In een eerder nummer van
ICLON Intern heb ik dit boek al gerecenseerd.
Het laatste hoofdstuk besteedt aandacht aan de motivatie van docenten en
hoe zij hun eigen motivatie steeds verder kunnen ontwikkelen. Ik ga hier
niet verder op in, niet omdat de inhoud niet interessant zou zijn, maar ik
heb vooral de praktische toepassing van dit boek willen benadrukken en
die komt mijns inziens het duidelijkst naar voren in de hoofdstukken over
het CAR-model. Een aanrader dus!
Ad van der Logt
11