BB 10 De beeldvorming van gedrag sept. 2014

Trends, Thema’s & Tips
De beeldvorming van gedrag
De beeldvorming van gedrag is als het puzzelen met 1000 of meer stukken. De hoekjes
en de randen zijn meestal zo gelegd. Hoe grote figuren geleidelijk stukje voor stukje
zichtbaar worden of voordat het totaalbeeld gelegd is, duurt wel wat langer.
Tekst: Erik van Meersbergen
Het interpreteren van gedrag lijkt wel op de aloude vraag:
Wat was er het eerst, de kip of het ei? Met de invoering van
passend onderwijs zal de vraag om de juiste beeldvorming van
gedrag steeds vaker gesteld worden.
Observaties kunnen veel vertellen over de samenhang tussen
situaties en vertoond gedrag. Ga daarom op zoek naar de
relatie tussen leren en gedrag. Die relatie wordt vaak zichtbaar
in de taak-/werkhouding. Leer- en gedragsproblemen kunnen
verborgen zitten onder opvallende ‘ jasjes’ die de daaronder
zittende onderwijsbehoeften of problematiek verhullen.
Om de kern (eerder) te gaan zien, het eerste beeld aan te
vullen of te bevestigen, werden in de periode 2009-2014
enkele ‘Overzichtslijsten onderwijsbehoeften sociale en
emotionele competentieontwikkeling (seco) en werkhouding’
opgesteld (Van Meersbergen, 2009; LEOZ, 2014). Hiermee
sluiten we aan bij de traditie van het handelingsgericht werken.
Voor de leerling werden van drie onderdelen op
seco, aangevuld met werkhouding, de algemene
onderwijsbehoeften en de doelen benoemd:
A omgaan met zichzelf
B
omgaan met de leerkracht (anderen)
C omgaan met de groepsgenoten (anderen)
D
omgaan met taak-/ werkhouding
Kijken naar gedrag: eerste beeld
Wat we zien is niet altijd wat het lijkt. Toch vormen we al snel
na de observatie een eerste beeld, en selecteren gegevens,
geven betekenis aan die gegevens en leggen een verbinding
met onderwijsbehoeften. Het handelen, ook een specifieke
aanpak wordt hierop gebaseerd. De leerkracht kan niet altijd
tijdens het werk voor de spiegel gaan staan en reflecteren op
‘Wat heb ik eigenlijk gezien?’. Het is ook lastig om daar precies
het juiste antwoord op te geven. De begeleider (of gedragsspecialist) houdt daarom de leerkracht graag een spiegel voor.
Een manier om de spiegel voor te houden is gebaseerd op
de eerste ingeving. Dit gebeurt met de ‘snelle scan’, een set
vragen die helpen om een tweede beeld van gedrag te schet-
sen. Op basis van de eerste ingeving wordt, net zoals bij een
bekende televisiequiz, geantwoord. Zo maakt de begeleider
optimaal gebruik van ervaring, inschatting, onbewust weten of
intuïtie van de leerkracht. De antwoorden leiden weer tot nieuwe vragen die richting geven aan de tweede beeldvorming.
Nog eens kijken: tweede beeld
Het tweede beeld wordt opgebouwd door onderzoekend te
kijken, gericht informatie te verzamelen en te analyseren uit
drie invalshoeken:
1.
2.
3.
de leerling met leerlingkenmerken
de groep met groepskenmerken
de leerkracht met leerkrachtkenmerken.
We vergroten bewust na het eerste beeld het gebied van
waarnemen. Dit om het eendimensionaal kijken naar probleemgedrag en de directe koppeling aan kindkenmerken te
voorkomen.
Blijft natuurlijk staan dat een leerling kenmerkend gedrag laat
zien dat bij bepaalde gedragsstoornissen hoort. Lijstjes van
bijpassende gedragskenmerken circuleren al jaren. Het risico
bestaat dat er causaal geredeneerd wordt: ‘Jurre heeft vast
ADHD en daarom doet hij zo onrustig.’
Om een ‘toevalstreffer’ voor te zijn, kijkt de begeleider verder.
Hij of zij zoekt net zolang totdat de meest nabije mensen voor
de leerling in beeld komen. Die mensen zijn de groep en de
leerkracht.
Het tweede beeld van gedrag van leerlingen is meerdimensionaal gebaseerd op kindkenmerken én de invloeden vanuit
de groep én de leerkracht. De begeleider neemt dit mee in de
beeldvorming en analyse. Wat speelt er nog meer rond het
gedrag van deze leerling en wat zou dat gedrag ook kunnen
veroorzaken? Rond deze twee vragen cirkelt het onderzoekend
kijken en analyseren van gedrag. Dit is het unieke diagnostisch
proces bij gedragsvraagstukken. Je zou er een boek over kunnen schrijven.
lbbo Beter Begeleiden EXTRA september 2014
33