Trends, Thema’s & Tips De beeldvorming van gedrag De beeldvorming van gedrag is als het puzzelen met 1000 of meer stukken. De hoekjes en de randen zijn meestal zo gelegd. Hoe grote figuren geleidelijk stukje voor stukje zichtbaar worden of voordat het totaalbeeld gelegd is, duurt wel wat langer. Tekst: Erik van Meersbergen Het interpreteren van gedrag lijkt wel op de aloude vraag: Wat was er het eerst, de kip of het ei? Met de invoering van passend onderwijs zal de vraag om de juiste beeldvorming van gedrag steeds vaker gesteld worden. Observaties kunnen veel vertellen over de samenhang tussen situaties en vertoond gedrag. Ga daarom op zoek naar de relatie tussen leren en gedrag. Die relatie wordt vaak zichtbaar in de taak-/werkhouding. Leer- en gedragsproblemen kunnen verborgen zitten onder opvallende ‘ jasjes’ die de daaronder zittende onderwijsbehoeften of problematiek verhullen. Om de kern (eerder) te gaan zien, het eerste beeld aan te vullen of te bevestigen, werden in de periode 2009-2014 enkele ‘Overzichtslijsten onderwijsbehoeften sociale en emotionele competentieontwikkeling (seco) en werkhouding’ opgesteld (Van Meersbergen, 2009; LEOZ, 2014). Hiermee sluiten we aan bij de traditie van het handelingsgericht werken. Voor de leerling werden van drie onderdelen op seco, aangevuld met werkhouding, de algemene onderwijsbehoeften en de doelen benoemd: A omgaan met zichzelf B omgaan met de leerkracht (anderen) C omgaan met de groepsgenoten (anderen) D omgaan met taak-/ werkhouding Kijken naar gedrag: eerste beeld Wat we zien is niet altijd wat het lijkt. Toch vormen we al snel na de observatie een eerste beeld, en selecteren gegevens, geven betekenis aan die gegevens en leggen een verbinding met onderwijsbehoeften. Het handelen, ook een specifieke aanpak wordt hierop gebaseerd. De leerkracht kan niet altijd tijdens het werk voor de spiegel gaan staan en reflecteren op ‘Wat heb ik eigenlijk gezien?’. Het is ook lastig om daar precies het juiste antwoord op te geven. De begeleider (of gedragsspecialist) houdt daarom de leerkracht graag een spiegel voor. Een manier om de spiegel voor te houden is gebaseerd op de eerste ingeving. Dit gebeurt met de ‘snelle scan’, een set vragen die helpen om een tweede beeld van gedrag te schet- sen. Op basis van de eerste ingeving wordt, net zoals bij een bekende televisiequiz, geantwoord. Zo maakt de begeleider optimaal gebruik van ervaring, inschatting, onbewust weten of intuïtie van de leerkracht. De antwoorden leiden weer tot nieuwe vragen die richting geven aan de tweede beeldvorming. Nog eens kijken: tweede beeld Het tweede beeld wordt opgebouwd door onderzoekend te kijken, gericht informatie te verzamelen en te analyseren uit drie invalshoeken: 1. 2. 3. de leerling met leerlingkenmerken de groep met groepskenmerken de leerkracht met leerkrachtkenmerken. We vergroten bewust na het eerste beeld het gebied van waarnemen. Dit om het eendimensionaal kijken naar probleemgedrag en de directe koppeling aan kindkenmerken te voorkomen. Blijft natuurlijk staan dat een leerling kenmerkend gedrag laat zien dat bij bepaalde gedragsstoornissen hoort. Lijstjes van bijpassende gedragskenmerken circuleren al jaren. Het risico bestaat dat er causaal geredeneerd wordt: ‘Jurre heeft vast ADHD en daarom doet hij zo onrustig.’ Om een ‘toevalstreffer’ voor te zijn, kijkt de begeleider verder. Hij of zij zoekt net zolang totdat de meest nabije mensen voor de leerling in beeld komen. Die mensen zijn de groep en de leerkracht. Het tweede beeld van gedrag van leerlingen is meerdimensionaal gebaseerd op kindkenmerken én de invloeden vanuit de groep én de leerkracht. De begeleider neemt dit mee in de beeldvorming en analyse. Wat speelt er nog meer rond het gedrag van deze leerling en wat zou dat gedrag ook kunnen veroorzaken? Rond deze twee vragen cirkelt het onderzoekend kijken en analyseren van gedrag. Dit is het unieke diagnostisch proces bij gedragsvraagstukken. Je zou er een boek over kunnen schrijven. lbbo Beter Begeleiden EXTRA september 2014 33
© Copyright 2024 ExpyDoc