het-gebruik-van-beregeningsinstallaties-in-oostelijk-flevoland-in

rijksdlenst voor de ljsselmeerpolders
ministerie van verkeer en waterstaat
BlBLlOTHEEK
?
4'
.
R I J K S D I E N S ? VOOR
~~JSSELMEEWPOLOERS.
oI?
Het gebruik van beregeningsinstallaties
in Oostelijk Flevoland in 1982
door
A.G.J. Wessels
november
1983-241 Abw
postbus 6 0 0
8 2 0 0 AP lelystad
smedinghuis
zulderwagenplein 2
!el. ( 0 3 2 0 0 ) 99111
telex 40115
INHOUD
INLEIDING
1. INVENTARISATIE BEREGENINGSINSTALLATIES
2. BODEMPROFIEL
3. INTENSITEIT GRONDGEBRUIK
4. LIGGING VAN DE BEDRIJVEN
5. GEBRUIK BEREGENINGSINSTALLATIE IN HET ALGEMEEN
6. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Bijlage: Inventarisatie 182 regeninstallaties in
Oostelijk Flevoland
INLEIDING
Tijdens de droogteperiode juli/augustus 1983 ontstond de behoefte na te
gaan hoeveel bedrijven over beregeningsapparatuur beschikken en waarom
bepaalde bedrijven we1 een beregeningsinstallatie hebben en andere niet.
Om een eerste indruk te krijgen is het gebied beperkt tot Oostelijk
Flevoland.
Als mogelijke redenen van het aanschaffen van beregeningsapparatuur zijn
nagegaan :
- het bodemprofiel;
- intensiteit grondgebruik;,.
- de ligging van het bedrijf.
Bij'het nagaan van het aantal aanwezige beregeningsinstallaties is gebruik gemaakt van de inventarisatie landbouwbedrijven 1982, zoals deze
uitgevoerd wordt door de R.1J.P. in samenwerkin~met de Rentambten
Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland en het Consulentschap voor de
~kkerbouwen de Rundveehouderij te Emmeloord.
Tabel 1. Overzicht van het aantal bedrijven met beregeningsinstallaties
naar soort bedrijf en oppervlakte ( (
) totaal 0. Flevoland)
Grootteklasse ha
Totaal
* Inclusief
Weide
17 (63)
Akkerbouw
63 (656)
Gemengd*
6 (24)
1 schapenbedrijf.
Het blijkt dat van de weidebedrijven circa 30% een beregeningsinstallatie heeft en van de akkerbouwbedrijven circa 10%. Voor de gemengde bedrijven is het gezien het geringe aantal niet zinvol deze in de vergelijking te betrekken.
Voor de weidebedrijven geldt dat de relatief kleinere bedrijven vaker
over een installatis beschikken dan de grotere (grootteklasse 25-40 ha
ca.40-50% van de bedrijven en in de grootteklasse > 40 ha ca. 10 B 20%).
Voor de akkerbouwbedrijven geldt dit in mindere mate,in vrijwel alle
grootteklassen is het gebruik van regeninstallaties ca. 10%. In de
grootteklasse 25-30 ha is het gebruik het hoogst, ca. 15%. Het laagst is
het gebruik in de grootteklasse 35-40 ha met ca. 5%.
2. BODEMPROFIEL
De lichtere gronden (code 3-51 en vooral wanneer hierbij nog zand in
het profiel voorkornt, kunnen aanleiding geven tot droogtegevoeligheid,
waardoor het gebruik van een regeninstallatie op z l n plaats kan zijn.
De beoordeling van het bodemprofiel wordt voor een groot deel weergegeven in een produktiewaardecijfer (p.w.c.), droogtegevoel~ga.profielen
hebben een lagere p.w.c.
Nagegaan is hoe de verschillende p.w.c.ls
zijn bij bedrijven met een
beregeningsinstallatie en welk percentage dit is van het totaal aantal
bedrijven in Oostelijk Flevoland (tabel 2).
De enkele bedrijven met een p.w.c. < 8Z5 bebchikken alle over een beregeningsinstallatie.
Tabel 2
.> .
Aantal bedrijven met beregeningsinstallatie
P.w.c. Weide % v.h. Akker- % v.d..Gemengd % v.d.
totaal
totaal bouw
totaal
Totalen 17
Percentage
6
63
26,9%
9,6%
Aantal bedrijven in
0. Flevoland ingedeeld
naar p.w.c. en type
Weide Akkerbouw Gernengd
63
25%
656
24
3, INTENSITEIT GRONDGEBRULK
Een ondernemer die overweegt een beregeningsinstallatie aan te schaffen
staat voor de vraag of hij hierdoor met minder risico's een intensiever
bouwplan kan halen. In veel gevallen is de bedrijfsgrootte hierbij de
bepalende factor. Wanneer deze aan de krappe kant is, kan door intensievere teelten (bloembollen, pootaardappelen) getracht worden het
rendement te verhogen.
Bij weidebedrijven met een hoge veebezetting per ha, waarbij vaak ook '
nog zomerstalvoedering wordt toegepast zou een beregeningsinstallatie
eerder voordeel kunnen bieden. Het aantal 6.b.e.'~ (standaard bedrijfseenheden) per ha, wat een toekenning van waarden inhoudt voor intensiteit van het bodemgebruik, is vergeleken met de aanwezigheid van een
beregeningsinstallatie.
Aantal s.b.e./ha
Bedrijven met regeninstallatie
0. Flevoland per
bedrijfstype
Weide
~kkerbouw
Gemengd
6.b.e.
ha
s.b.e./ha
8.710
16.442
1.451
690
12,6
2.355
131
11,l
s.b.e./ha
6,9
Zoals was te verwachten hebben de weidebedrijven met een beregeningsinstallatie een hoger aantal s.b.e./ha dan de bedrijven zonder een dergelijke installatie, respectievelijk 12,6 e n 1 1 s.b.e./ha. In tabel 1
was reeds aangegeven dat vooral kleinere bedrijven over een beregeningsinstallatie beschikken; deze bedrijven hebben een hoger aantal s.b.e./ha
dan de grotere bedrijven.
Voor de akkerbouwbedrijven is het verschil in het aantal s.b.e,/ha tussen de bedrijven met en zonder installatie minder duidelijk.
-
4, LIGGING VAN DE BEDRIJVEN
De verkaveling in Oostelijk Flevoland is dusdanig dat alle bedrijven
in principe eenvoudig over water kunnen beschikken,
De bedrijven zijn in veel gevallen met BBn kant (achterste deel van de
kavel) aan een tocht gelegen. Wanneer dit niet het geval is wordt veelal
uit een kavelsloot, waar het water wordt ingepornpt vanuit een naburige
tocht, beregend.
Van de 86 bedrijven die nu een beregeningsinstallatie hebben blijkt dat
er 73 aan een vaart c.q. tocht zijn gelegen (zie bijlage).
5. GEBRUIK BEREGENINGSINSTALLATIE IN HET ALGEMEEN
Tot nu toe maakt de beregeningsinstallatie geen deel uit van de basisuitrusting op het gemiddelde akkerbouw- en weidebedrijf.
In een enquste gehouden in 1982 door Consulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid onder gebruikers van beregeningsinstallaties blijkt
dat het aantal draai-uren gemiddeld 250 bedraagt (300 uren Zuid-Nederland
en 200 uren Noord-Nederland).
A Aantal draai-uren
Percentage van de installaties
Minder dan 150
i50 - 300
300 - 450
450 - 600
Meer dan 600
11
41
27
12
9
Op de vraag in welke jaren meer dan gemiddeld werd beregend kwamen
1976 en 1982 duidelijk naar voren. Elk jaar evenveel beregenen komt het
meest voor op akker- en tuinbouwbedrijven; dit in tegenstelling tot
rundveehouderijbedrijven.
B
Bedrijfstype
Rundveehouderij
Gemengd bedrijf
Akkerbouw
Tuinbouw
Elk jaar evenveel beregenen
14%
17%
38%
45%
van
van
van
van
de
de
de
de
bedrijven
bedrijven
bedrijven
bedrijven
.
~ e taantal
'
regeninstallaties in Nederland bedraagt volgens het L .E I.
in 1979: haspelinstallaties
3.675
overige installaties 20.515
De verdeling van de haspelregeninstallaties over de provincies:
Provincie
C
..
Groningen
Friesland
Drente
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Noordoostpolder
Oostelijk Flevoland
Zuidelijk Flevoland
'Totaal
85
413
127
322
508
140
375
268
19
779
250
328
61
-
3.350
XPrognose 1983 circa 4.000
A, B, C bron: Landbouwmechanisatie (34) 1983
6. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
De bedrijven met een beregeningsinstallatie bevinden zich verhoudingsgewijs vooral op de groqden met een laag p.w.c. ( < 8 ~ ~ ) .
Ten aanzien van het aanfal s.b.e./ha blijkt dat deze bij bedrijven nlct
een beregeningsinstallatie hoger liggen dan het gemiddelde van de respectievelijke bedrijfstypen in Oostelijk Flevoland. Dit komt bij de
weidebedrijven duidelijker naar voren dan bij de akkerbouwbedrijven.
De ligging van een bedrijf ten opzichte van de wateraanvoer
Bij ca. 85% van de bedrijven met een beregeningsinstallatie
aanvoer direct doordat het bedrijf aan een vaart c.q. tocht
Van het totale aantal bedrijven in Oostelijk Flevoland ligt
aan een waterhoudende vaart of tocht.
ia duidelijk.
is de wateris .cele)r.c?n.
ca. 75%
net aantal aanwezige beregeningsinstallaties geeft nog geen totaalbeeld
van "ingezette" instalalties. In een aantal gevallen is gezamenlijke
aanschaf en gebruik bekend. Zeker is dat er ook beregening (1983) heeft
plaatsgevonden op bedrijven waar volgens de inventarisatie geen installatie aanwezig was. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er "onderling"
gebruik plaatsvindt of dat er via loonwerkers installaties worden ingezet.
Via het Consulentschap werd opgemerkt dat aanschaf van een beregeningsinstallatie meestal samenvalt met een periode van extreme droogte en
dit als een spontane reactie wordt gezien.
De bmzet van beregeningsinstallaties is in 1983 met 30 & 50% gestegen
bij 1982 (500 B 600 stuks), hetgeen een spontane aanschaf bevestigt.