erfbeplanting-in-flevoland (5.12MB)

Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
bx
Directie Flevoland
60560
Erfbeplanting
in Flevoland
K
MUUi
Minister!* van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
Directie Flevoland
Rijkswaterstaat
directie Usselmeergebied
bibliotheek
postbus 600
8200 AP Lelystad
Erfbeplanting
in Flevoland
Port bus 600
iJOOAP LeiyiUd
Smedinghuif
Zuid>rwagenpl*ln 2
T«l. (03200)99111
T « W « (03200) 34300
!L
SCO
INHOUD
biz.
VOORWOORD
5
1
INLEIDING
7
2
HET ONTWERP
9
3
DE OPZET VAN DE BEPLANTING
3.1 Doelstelling
3.2 Hoofdhoutsoorten
3.3 Vulhoutsoorten
13
13
15
17
4
DE AANLEG
19
5
BEHEER EN ONDERHOUD
21
6
SIERTUIN EN SIERSORTIMENT
6.1 Advieslijst voor de siertuin
23
24
7
VERBODEN BOMEN EN HEESTERS
41
Voorwoord
Dit boekje is bedoeld o m iedereen die in Flevoland met erfbeplanting te maken heeft te informeren
over de uitgangspunten die Rijkswaterstaat Directie Flevoland daarbij hanteert.
O m de grote zorg die meestal aan de siertuin wordt besteed eveneens tot goede resultaten te leiden,
is het vanuit de opgedane ervaringen wenselijk pas met de aanleg van de siertuin te beginnen als het
overleg over het ontwerp van de erfbeplanting is afgerond. Onnodig werk wordt dan voorkomen en
erfbeplanting en siertuin kunnen goed op elkaar worden afgestemd.
1
Inleiding
Van oudsher zijn de aard en wijze van agrarische bedrijfsvoering bepaald door klimaat, bodem,
waterhuishouding en door de technische en economische mogelijkheden van het moment. De
verscheidenheid van de met deze bedrijfsvoering samenhangende bebouwing vindt daarnaast zijn
oorzaak in de in een streek voorkomende materialen, de welstand van de bewoners en de traditie.
Onder invloed van deze factoren is in Nederland een scala van cultuurlandschappen ontstaan en
worden nu in de IJsselmeerpolders nieuwe landbouwgebieden ingericht. Daarin zijn de boerderijen
met hun erfbeplantingen zeer dominerende elementen. Samen met de beplanting langs de wegen en
de randen van bosgebieden vormen zij de verticale, ruimtebepalende elementen in de - voor
Nederlandse begrippen - ongekend grootschalige landbouwgebieden.
Vooral in Flevoland, waar bewust niet alle wegen meer worden beplant en de kavels aanmerkelijk
groter zijn dan in de voorgaande polders, benadrukken de beplante erven, als groene eilanden, de
wijdsheid van het polderland.
Het is de erfbeplantingdie rondom de woning en de bedrijfsgebouwen een eigen plek van een kleinere
maat in die grote ruimte van het open landbouwgebied af paalt en die behalve luwte en schaduw ook
gevarieerde gebruiks- en belevingsmogelijkheden voor de bewoners oplevert.
Rond de boerderij vervult de beplanting ook een rol bij de verdere indeling van het erf. In Flevoland
is het "werkerf" meestal door een forse struikbeplanting of hagen gescheiden van de woning en de
daarbij gelegen siertuin met terras en speelruimte. Het werkerf wordt steeds - in verband met de
omvang van de landbouwmachines, de bieten- en kuilgrasopslag, het bedrijfstransport en de uitbreidingsmogelijkheden - ruim bemeten.
De boomgaard, direct na de oorlog nog een vast onderdeel van het erf, komt nu haast nergens meer
voor of is onderdeel geworden van de moestuin, een erfonderdeel dat bijna nergens ontbreekt. Door
de toenemende welvaart en de veranderende levensstijl, werd de siertuin in de na-oorlogse periode
steeds groter. Aanvankelijk lag daarbij het accent op de ontwikkeling van een "villa-achtige" kijktuin,
later gaat het steeds meer om gebruiksruimten - speelgelegenheid, zonnen, dierenweide e.d. - die
niet te kostbaar in onderhoud moeten zijn.
Deze - zich in de tijd veranderende - gebruiksmogelijkheden van de erfbeplanting voor de bewoners
en de (klimatologische), landschappelijke en biologische betekenis ervan, verklaren de grote aandacht
die er bij Rijkswaterstaat Directie Flevoland steeds voor dit inrichtingsaspect is geweest en nog is.
Klimaat, bodem, waterhuishouding, wijze van bedrijfsvoering - en daarmee samenhangend de
erfindelingen aard van de bebouwing- zijn in grote lijnen overal in de polders hetzelfde. Deze factoren
geven dan ook zelden aanleiding tot verschillen bij de aanvankelijke opzet van de erfbeplanting.
De ligging van het erf ten opzichte van andere dan landbouwkundige bestemmingen, ten opzichte
van de heersende windrichting e.d. veroorzaken wel enige verscheidenheid, maar leiden zelden tot
een wezenlijk andere opzet.
Natuurlijk neemt elk landbouwersgezin zijn eigen historie en maatschappelijke opvattingen mee naar
het nieuwe bedrijf. Soms heeft dit heel direct zijn gevolgen voorde opzet van het ontwerp. De ervaring
is echter dat deze achtergronden pas na enige jaren meer uitgesproken doorwerken in de wijze waarop
huis en erf worden gebruikt. De "grote stap" naarde nieuwe polders vraagt gewoon om een periode
van aanpassing en ervaringen opdoen.
Al deze redenen verklaren de aanvankelijk wat gelijkvormige opzet van de erfbeplanting.
O m de betekenis die de erfbeplanting voor het landschap en voor de woon- en werkomgeving heeft
tot zijn recht te laten komen stelt Rijkswaterstaat Directie Flevoland zich ten doel: het - in overleg met
eigenaars c.q. eigenaars-pachters - aanleggen van een zodanige hoeveelheid beplanting en een opzet
en situering daarvan, dat het erf blijvend als een gevarieerde, verdichte plek zal worden ervaren en
mogelijkheden biedt voor gevarieerde gebruiks- en belevingsmogelijkheden. O m dat te realiseren
wordt gestreefd naar:
• het aanleggen van een oppervlakte beplanting die niet minder is dan het bebouwde oppervlak;
• het ten minste aan twee zijden beplanten van het erf, waarbij de situering van de beplanting ten
opzichte van de heersende noord-westelijke tot zuidwestelijke winden belangrijk uitgangspunt is;
• het aanleggen van singelbeplantingen van liefst 7,50 m breedte (= 5 rijen).
^^Hl
8
2
Het ontwerp
De betrokkenheid van Rijkswaterstaat Directie Flevoland als inrichtende dienst komt onder meer tot
uitdrukking in de eigendomsvoorwaarden en -contracten waarin de plicht tot instandhouding van de
erfbeplanting is vastgelegd maar vooral in het feit dat de erfbeplanting door deze dienst in overleg
met de eigenaars c.q. eigenaars-pachters wordt ontworpen en aangelegd.
Daarbij is de gang van zaken als volgt:
- Als de erfindeling is vastgesteld en de werkzaamheden bij het bouwen en verharden grotendeels
zijn afgerond, laat Rijkswaterstaat Directie Flevoland een concept-inrichtingsplan opstellen.
Uitgangspunten bij de totstandkoming van dit concept-inrichtingsplan zijn:
*
"
*
*
*
*
landschappelijke inpassing;
individuele gebruiksmogelijkheden;
windrichting, luwte, bezonning en privacy;
evenwicht in bebouwing, verharding en beplanting;
uitzichthoeken, zichtlijnen;
aansluiting op siertuin, moestuin, speelplekken voor kinderen.
- Het concept-inrichtingsplan wordt met de eigenaar c.q. eigenaar-pachter en zijn gezin besproken,
waarbij de eigenaar c.q. eigenaar-pachter zijn wensen kenbaar kan maken ten aanzien van het
ontwerp en een eventuele voorkeur kan uitspreken ten aanzien van het te gebruiken sortiment. Bij
de keuze van laanbomen wordt er door Rijkswaterstaat Directie Flevoland naar gestreefd elk gebied
een eigen identiteit te geven.
- Op basis van het gevoerde gesprek laat Rijkswaterstaat Directie Flevoland een definitief inrichtingsplan inclusief plantsoenlijsten en beheersadvies opstellen waarin de wensen van de eigenaar c.q.
eigenaar-pachter zijn verwerkt.
Voorbeelden van aenareerde wensen
wensen van de pachter:
— Srerke voor-kreur voor- Eilc en Bewk. "Deze z i j n a\s h o o f d b a u f - ^ o r - t e n mending in ,de sin^el -hseQepkast:
— Beg.rtsfadium met popuivkren- laanfciomeK;. ('na t&-\2\ ver-wiudeneri)
— Birv2lsra^iur-M stnjik-sirtgcl m e t e n k e l e b o m e n .
— Hiet- en zJ&ar een Hursrstyuik invoegen.
wensen van de pachter:
— U i r z i d i t (3p vee e ^ b e l a n g r i j k , dus voorl\eur voor <ofzert boomsingel.
» \faor-keur- voor "Populiet-en-laanbottien.
•- Verier z^een s o c i a l e wensen ha.v. de bepUn+iJ-ng 2elf:
ontwerp akkerbouwbedrijf
•)(T
bomen
opgaande gesloren kjeplanriri^
lage sb-uiktaeplanhrifi
V r ' . " - 7 ' ' . ' - • - ' . - • . " ' . • ' • •"!"• - ! ' . : • " : ' * ••'"
10
^ • " r ' . '•'•;•"TTzy-y '•'.'/..••'•'•/•"•'•'•'••'•.'•••••Tr"-"-'*."'"!^'^.v.**-'-'.'.,.'-.'.''Ty,/*,;i»'-;?'.'.*•-T*T?T*.-..'.H J.,*^.^M!••|l!^^l'?^'•v.v^'^y^^!^^'T.^.^•^?^!'^v•^v^^^^^•v•T*^v•*v.'.^"
ontwerp weidebedrijf
11
12
3
De opzet van de beplanting
3.1 Doelstelling
Het doel van de beplantingsopzet is de opbouw van een, zoveel als mogelijk, blijvend vitale en
gevarieerde beplanting; z6 flexibel, dat zich veranderende wensen met betrekking t o t het karakter
van de beplanting door een gericht beheer (in de eerste jaren) kunnen worden verwezenlijkt met zo
weinig mogelijk kosten.
Blijvend vitaal: In verband met de functies windbeschutting en erfindeling en landschapsverzorging
moet de singel blijvend in stand kunnen worden gehouden. Het beheer dient dus
gericht te zijn op een tijdige verjonging, zodat kaalkap zoveel mogelijk achterwege
kan blijven.
Gevarieerd
: Vanuit de betekenis die aan gevarieerde gebruiks- en belevingsmogelijkheden wordt
toegekend is een variatie in het beeld (open-dicht, hoog-laag; kleur; vorm) belangrijk,
evenals een opbouw die de totstandkoming van een gevarieerde flora en fauna
stimuleert.
Flexibel
: De wens van een blijvend laag gesloten of een meer open, uit bomen bestaande singel
(of gedeelten daarvan) komt soms pas na enige jaren duidelijk naar voren. De
aanvankelijke singelopzet moet, bij twijfels over het einddoel, zo zijn dat de zich
uitkristalliserende wensen door het beheer werkelijkheid kunnen worden.
O m deze doelstelling te verwezenlijken wordt bij de vaststelling van de beplantingsopzet gestreefd
naar:
- een duidelijke keuze voor een hoofdhoutsoort of hoofdhoutsoorten;
- voldoende struikbeplanting-vulhoutsoorten voor een blijvend gesloten singel, tenzij al direct voor
een boomsingel als einddoel wordt gekozen;
- het toepassen van struikbeplanting en vulhoutsoorten op basis van een rangschikking naar
hoofdhoutsoort (bij elkaar horende soorten);
- voldoende werkruimte en ruimte voor het wegwerken van snoeihout in de singel;
- het in principe niet doorplanten met laanbomen, met uitzondering van populier in een ruim
plantverband als tijdelijke maatregel.
Een en ander is verwerkt in plantschema's die zijn afgestemd op eindstadia van een erfbeplanting
waarvan de volgende worden onderscheiden:
1.
2.
3.
4.
5.
-een
-een
-een
-een
-een
transparante singel van bomen;
singel van bomen met een een-rijige struikrand;
singel van bomen met een zware struikrand;
singel van struiken met enkele bomen;
singel van struiken.
• t l
t. f
'-
l . l
A
Z .
S
1
s
— m nmtt¥*ii per w«y | •*• » ' • « < » • . —»»— 4m etnam mf
S -. '-
S
•
»•<«)•• •— « « — • mm t — n y"»a<iwa tn
lr~~—•-
13
Voor een aantal verschillende eindstadia kan worden uitgegaan van een plantschema, dat zo van
opzet is, dat de verschillen door een gericht beheer op den duur gaan ontstaan. Het spreekt vanzelf,
dat wanneer het gewenste einddoel al direct bij de aanleg vaststaat, het toe te passen plantschema
hierop wordt afgestemd.
Voor alle schema's gelden - bepaald door beheerservaring en machinale aanplant - de plantafstanden
100 cm in de rij en 150 cm tussen de rijen. Alleen bij hagen gelden andere maten.
Van elk te onderscheiden onderdeel van de erfbeplanting wordt bij het ontwerp een korte beschrij ving
gegeven. Meestal wordt per plantvak ook een schets toegevoegd van het gekozen plantschema.
Daaruit is de wijze van opbouw en menging van de soorten globaal af te lezen.
O m aan de hiervoor omschreven doelstelling vorm te geven wordt bij de sortimentskeuze uitgegaan
van soorten die zich hier op de lange duur van nature zouden kunnen vestigen, of waarvan door
ervaring bekend is dat ze zich goed thuisvoelen bij die natuurlijke groeiplaats. Deze, op de groeiplaats
afgestemde, sortimentskeuze is de beste garantie voor een gezonde en goed te beheren erfbeplanting
(om deze reden worden er geen naaldbomen gebruikt). Bij die sortimentskeuze wordt onderscheid
gemaakt in hoofdhoutsoorten de soorten die bedoeld zijn en in staat zijn uiteindelijk tot boom uit te
groeien en het karakter van de beplanting bepalen - en vulhoutsoorten - de soorten die een struikvorm
behouden. De te gebruiken vulhoutsoorten worden steeds afgestemd op de keuze van de hoofdhoutsoort.
-
• -*V**--~
!>• —•->«* —*• • • • • « • * — • ' . * • - >gH»li» •<- - J - — »•— • < ' * > - » - '•*•! < H . »
-
a—-HI
MMSNMMM
n3i
fm!**>»*)
'J»IO«U)« I
7 ••'*"• tre-a, *)H.— ^'O*-VI
1«(I«H,
grrry-r—- . *~-~
m$%I!
E -
Mil
- nMd *" ta\eiH —A "•-omfl
- 1 ' . * - wttea -i*«
Cf UizU.'CU
14
: i-' • z
*)~
3.2 Hoofdhoutsoorten
Onderstaand overzicht geeft de hoofdhoutsoorten weer die in Flevoland wordt gebruikt.
Populus - Populier, Peppel
Snelgroeiende, zeer goed windbestendige pionier, waarvan meerdere soorten en cultuurvarieteiten
als laanboom, ook doorgeplant in de singel, meestal alstijdelijkeschermbeplanting, worden toegepast.
Salix alba - Schietwilg
Snelgroeiende, zeer goed windverdragende pionier, waarvan diverse cultuurvarieteiten als laanboom
en soms ook als hoofdhout in de singel, worden toegepast. Geschikt om te knotten. Zeer gevoelig
voor spuitschade en daarom in akkerbouwgebied nauwelijks toegepast.
Acer pseudoplatanus - Gewone esdoorn
Windverdragende boom die zowel als hoofdhoutsoort - vaak gecombineerd met es - in de singel als
laanboom wordt toegepast.
Fraxinus excelsior - Gewone es
Windbestendige boom, die - soms gecombineerd met esdoorn of eik - veel als hoofdhoutsoort in de
singel wordt toegepast en ook als laanboom wordt gebruikt.
Tilia euchlora - Krimlinde
Vrij langzaam groeiende boom die vooral als laanboom wordt gebruikt.
I popuhv
2 . wita
:• . Mdcxa
4 . es
5 - lirM'
15
Aesculus hippocastanum - Witte paardenkastanje
Grote boom, die voornamelijk als solitair of laanboom wordt toegepast en slechts in bijzondere
gevallen als solitair in de singel is opgenomen.
Quercus robur - Zomereik
Langzaam groeiende boom die - soms gecombineerd met es - veel als hoofdhoutsoort in de singel
wordt toegepast en ook als laanboom wordt gebruikt.
Ulmus - Iep
Zeer windbestendig en snelgroeiend. Wordt incidenteel als laanboom toegepast.
Fagus sylvatica - Gewone beuk
Langzaam groeiende grote boom die zo nu en dan in zware singels of in bosjes - soms in combinatie
met eik - wordt toegepast.
Juglans regia - Okkernoot
Grote boom die alleen als laanboom wordt toegepast.
Incidenteel wordt voorts als laanboom of solitair gebruik gemaakt van:
Alnus cordata- Italiaanse els
Castanea sat/Va-Tamme kastanje
Prunus avium-Zoete kers of kriek
Tilia cordata-Kleinbladige linde
5T
6 _ kasianje
7 . e*
8 . ap
9 . beuk
10 . okkemooi
16
3.3 Vulhoutsoorten
Onderstaand overzicht geeft de vulhoutsoorten weer die in Flevoland toegepast worden.
vulhouisoorten
HMfeaJl
inter biirondf
ol
vooeu titkkand
•MrtdMN
pAwnd
Acti t i m p n i t f
Soaamp »»»
nt.-r.tfl
•> in v i l l i p
Alnui gluimou
innll
ill
kit**
f i o t n IOI • t u n a prapsan
Ainu* incana
G>auM* t t i
klt|€l
giotnioi bruin* oiopptn
A—iBBdim U M I
Krrnunpoomaw
Ml
puiH'tfl b l i
Aroma m#l*no<|ipJ
IhWJti
MM
m i n t awi
B«IUl».»<IU(OI«
Ruwtbvrt
k(0*4l|H
C a* n ma bfitthit.
Ceifiui mai
I
k atari
MMpMI
I
grot"* * a < m
GfMkwwy
S
gad
rt*Mi
flMlrffl
bail hrrti a m i kurklttiitn
Orann • r M l
fltflllkWut
Brum-roflf Otrtllfcitu'
§foifl-p4enool)K
Root aet noti|V
4
eibmt
bUuw-maittBti
bioM'MC t w i r p f l
Coijim n t u « u
Mutfiaa
G
•aim
MM
M l Mar
hguitiumvulqtir
r,-.v.
1
ml
maita bti
bajgp p a | M M
Maiui ••-'.r-.n •
A . lot a w
Cixnoi ungiiirva
Mnoilui gumimt*
Pruntii pMus
Pi u mil ustnoij
Ribn v*a- CiilM
R i b n (•ktiim
Ribti itpirtum
Rhanwui tatnariKi
ROM
•
...'•
6
M.ipet
gioen-iodt w p a i i
IATM
-
» I
.'A -• !• re
Sl«t4Mi'i
1
Mil
m a n bt'iipit M I
Kiuubn - Kiipta
IS
giai-rwn
g w n toi t o * M i
iju-
IS
(M-fnjfii
•Maori
AtDtnoti
IS
I M p ) ••
i
gM'-grofn
<oo>ioi m m
ncnfliioc.
3
fOH-Wil
'OOfWIIfl
POM
r o * bom.
-mm
Rosa rubiginoM
ajp
p
ir-.-i.-i..
-
fiamboai
IS
Braam
Sain M M I
2
Satu capna
3
a«f-ai*i
OWlviucht
BoiMrtlg
6
grtkaif
OMicucht
Sain Oaorino.o*:
Grauniv wilg
3
gwi-giOMfkairti
flOOivri/ch'
Sain pwipufta
•-'.,'-
Ruttui IOMUV
Rubai Iruhcosus
S » m tiiwte*
Sain rtntnt
• l u t h i i u d t » O M I ffibaai
Vogwllfis
fi.ttt.f
«
.
*i!(J
MM
rodi i n * boo i
oonlrr blauwt biaam
I
Wlltt bit*-
Ooomucbi
4
giomkatari
iihn* Mritti i a M aJiHUitfl
Sambutui nigra
••„-!>*.I
15
pHhllan
Oooniucbi
Samburuiiattmoia
(*WO<M«li«
I
nri
* * * • » M I ' M bai
I l M OT»f*
3
ffMn-wii
lOOtbai
fO*l-Wll
warn* »odt M i
Gawonfl l i m t f b»;.
aiaui* b a t i e i a l w i R t n
g t u M i voo> trnT ifl ih»«
17
18
4
De aanleg
Na overeenstemming over het definitieve ontwerp vindt zo snel mogelijk door en voor rekening van
Rijkswaterstaat Directie Flevoland uitvoering van de beplanting plaats. De eigenaar c.q. eigenaarpachter levert daartoe de te beplanten terreingedeelten geegaliseerd en vrij van afval op. De voor het
planten noodzakelijke grondbewerking wordt zo nodig door Rijkswaterstaat Directie Flevoland
uitgevoerd. Voordatde aanleg plaatsvindt neemt de beplantingsopzichtervan Rijkswaterstaat Directie
Flevoland automatisch contact op met de eigenaar c.q. eigenaar-pachter. Hij bekijkt de situatie en
pleegt overleg.
Een jaar na aanleg wordt de beplanting door Rijkswaterstaat Directie Flevoland ingeboet (vervanging
van niet aangeslagen bomen en struiken).
Alle veranderingen en aanvullingen van de erfbeplanting die na de aanleg plaatsvinden zijn voor
rekening van de eigenaar c.q. eigenaar-pachter en behoeven de goedkeuring van Rijkswaterstaat
Directie Flevoland of diens rechtsopvolger.
19
20
5
Beheer en onderhoud
Afhankelijk van de akte van verkoop c.q. pachtcontract zal Rijkswaterstaat Directie Flevoland, indien
dit in de akte c.q. het contract vermeld staat, een eenmalige onderhoudsbeurt verrichten omstreeks
het 4e jaar na aan plant.
Bij het definitieve inrichtingsplan wordt door Rijkswaterstaat Directie Flevoland een beheersadvies
toegevoegd. De eigenaar c.q. eigenaar-pachter wordt verzocht dit beheersadvies striktte volgen. Het
betreffende beheersadvies is als volgt samengesteld.
De verzorging van de beplanting is afhankelijk van groei, houtsoortenkeuze en van het gewenste
einddoel. In grote lijnen verloopt die verzorging als volgt:
- In het eerste - soms ook het tweede - jaar na aan plant kan worden volstaan met het vervangen
van niet aangeslagen beplanting (inboeten). Dit gebeurt door Rijkswaterstaat Directie Flevoland.
De eigenaar c.q. eigenaar-pachter dient zelf zorg te dragen voor het redelijk onkruid vrij houden van
de beplanting. waarbij chemische onkruidbestrijding, zeker in de eerste groei-jaren, sterk wordt
ontraden.
- Ongeveer in het vierde jaar na aanplant heeft deels zich al zover ontwikkeld, dat zij haarprimaire
taak - het omhoog brengen van de overige houtsoorten - goeddeels heeft vervuld. Alle of nagenoeg
alle elzen kunnen dan ook worden afgezet (vlak boven de grond weggekapt). Meestal dient in
dezelfde periode ook het overige vulhout om de ander te worden afgezet of sterk te worden
ingesnoeid. Dit zal zeker het geval zijn als het aantal elzen in de singel gering is. Zo nodig vindt al
een eerste selectie plaats van toekomstige bomen en vormsnoei. Met name het verwijderen van
een dubbele top is daarbij belangrijk.
- Een jaar of acht na het planten dienen de hiervoor aangegeven maatregelen te worden herhaald,
waarbij nu de selectie van bomen grote aandacht krijgt.
In de singels waar populieren zijn doorgeplant moeten deze geheel of nagenoeg geheel worden
verwijderd, o m de nu uitgeselecteerde bomen in de singel tot ontwikkeling te laten komen.
- Het afzetten van els, het afzetten of sterk insnoeien van vulhout en de vormsnoei dient hiema zo
o m de drie a vier jaar te worden herhaald.
21
22
6
Siertuin en siersortiment
Praktische tips:
- Begin niet eerder aan de siertuin dan dat het definitieve inrichtingsplan van de erfbeplanting is
afgerond. U voorkomt hiermee onnodig werk. Tijdens de ontwerpbespreking over de erfbeplanting
kunt u zich laten adviseren omtrent de mogelijkheden betreffende de siertuin.
-
Neem niet de eerste de beste hovenier of tuinarchitect. Laat door verschillende hoveniers c.q.
tuinarchitecten een ontwerp maken waaruit u een relevante keuze kunt maken.
- Een stuk huisvlijt in de vorm van handboeken kunnen zeer zeker uitkomst geven.
Het ontwerp van de tuin - door de eigenaar c.q. eigenaar-pachter zelf te verzorgen - wordt door een
veelheid van factoren bepaald. Zo heeft iedere gebruikerzijn eigen wensen, ieder erf zijn eigen indeling
en erfbeplanting waarop moet worden aangesloten en zijn er altijd wel de nodige praktische eisen.
Een aantal belangrijke overwegingen die de opzet van het plan bepalen zijn:
Wensen
- Gaat het om een tuin voor een liefhebber van tuinieren en kweken of wordt juist een heel sobere
opzet met weinig onderhoud gewenst?
- Wordt er een uitgesproken geordende aanleg met opvallende effecten gewenst of ligt het accent
meer o p een informele opzet met mogelijkheden voor hobby's?
- Moet de tuin worden afgestemd op spelmogelijkheden voor kleine kinderen of gaat het vooral om
ruimte voor spel en sport voor grotere kinderen?
Huis - erf - omgeving
- Hoe ligt het huis met zijn diverse vertrekken in het terrein; vanuit welke vertrekken wordt de
buitenruimte direct gebruikt; van waaruit is een uitzicht op de tuin of een verdere omgeving
mogelijk en gewenst?
- Hoe wordt de directe woonomgeving tot een vanzelfsprekendheid onderdeel van de totale
erfindeling; wordt daarbij de voorkeur gegeven aan een nadrukkelijke scheiding "woonerf-werkerf* of juist niet?
Praktische gegevens
- Hoe is de vorm van het terrein en hoe wordt het hoogteverschil vloerpeil - maaiveld opgevangen?
- Hoe wordt rekening gehouden met bodemeigenschappen, wind, zon en schaduw?
- Hoeveel geld is er voor de aanleg van de tuin beschikbaar?
Allemaal vragen waarop in dit boekje niet verder kan worden ingegaan. Ieder die zich hierover verder
wil orienteren kan, ter ondersteuning, terecht bij een vrij uitgebreide literatuur of de hulp van een
deskundig adviseur inroepen.
Veel informatie is ook voorhanden over het in de handel zijnde assortiment. Het is voor de niet-vakman
echter een moeilijke zaak om aan de hand van de vaak fraai uitgevoerde prijscouranten en handboeken
een keuze te maken. Omdat de bodemeigenschappen en klimatologische omstandigheden in Flevoland zeer bepalend voor die keuze zijn, is op grand van onze ervaringen een advieslijst samengesteld.
Natuurlijk zijn er vele plantensoorten en -varieteiten die door bijzondere zorg bij de plaatskeuze, door
bijzondere grondbewerking, zorg voor luwte e.d. met kans van slagen kunnen worden gebruikt.
Daarom moet nadrukkelijk worden gesteld, dat deze advieslijst slechts een basis-assortiment bevat
van soorten en varieteiten die onder onze omstandigheden zonder bijzondere maatregelen met succes
kunnen worden toegepast.
23
6.1 Advieslijst voor de siertuin
1—I—I
&S
E
&
J
c
ro .fi
•o
TO
i
a
I
B,
T 1,*
E
vorm
g
IH
ST
=
C
I
"5
JF 1 -
9
§•
1
i'§
•fl
E
1£
QJ
O
v.
3
1
£
i
i
H|.S
B
B
J
B.S
t
.11
I
\
1
i
•I
CM ICM
B
i
1
1
I
'£
5
1
'S
CM
£
S
CO
§•
<»' to
J
S
S
W (5 N
ra
-)
£
ro
CO
f
j
s
24
•
s.
£
S 5
to co
s
•ft -£
5 -Z
=r. o> CT
• 1 * 1
I
1
&' Si &
E
rc; CJ
™ _c
c:
c
CJ
E
:
ai
o
«b
s" 3 -S 5 £•
1 5 S£ ~
2 « 8
B
I
6
CO.
•g J .5.
1
it
JC
-o
cz
I I8 es e ^
y
3 S.
.6
8
OJ
o
Ol
c
OJ
a-
•*
c
B
1
<>
/
I
I I I i 11 J €
CM
M
•J«r
•
rs,
I m
•
VI
£
III k
5
5»
5
£
J ro 1
•S
I
jB
1
I «
' I I I I I I
T=F
' 5
£
1
i ft*
is
•SJ
K.
X>
1
5 I TM
g
g
g
E
B> I B l B> I S .
1 I
"O
o
I1 1 i 1 1 I
I I
aa
0 ) 0 1 0 ^ =
—
I
O i >
o.
u n t i l J 11
*
2
.Si.
Ig le le s5
£
a.
ss§
$?= E
I""
1
150
125
£ £
°s
s
_i
f rl
§ g g g
CO
««*
Ji.
3
ill
>
«;
C n o i o i o i c n o i o i o i
^ S S ) C i u B J a > B a B >
* S 5 S S S $ $ $
u j o a o a a a a o
=
*
c
i
s fi *
?
=
.,
i
S »«
1
"S
m
U
ro
a.
ro
ro
B
E
•a
c
=
ro
ro
••a
io
J=J
<
•5
B
OJ
OJ
ro
1
5J
afl
§
M
tn
M
—
ro
I
1
GZ
.£3
•Q
OJ , OJ
CO
CO
ro
O
c;
in
B
i
M
a;
si
B
andidu
ro
ro
ro
•
_OJ
CJ
—
-= '•B
:> ro->
4
ro
ai
,CJ
-T3
1
-s
co
m
B
OJ
ro
9
m
22
§ § I I I 'is
I I 2 £ S
— t Q,a
D.
E
=
co u
E
•e i .
„
^,
a,
S E
iu o
5 S
S
2
8 S
ex
jg
a.
( j i CJ £
i *
£ £
S
-a
1
i
r i l l
\%\<*
v>
JU
**»
J»
\n
M
vi
«n
_QJ _QJ
_oi _ai
a-;
ai
oj
9J
or
u
E E E
E E E
CJ I CJ i CJ ' CJ I CJ i C J
=3
1 §
E
E
« .3 =
E C
U
CJ CJ CJ
OJ
-«
1 I
25
1
—
OJ
M
&
e
CJ
f
£ 1
:=•
OJ
s
Ol
—
=3
2
c
JC
a>
oi
OJ
-a
ra
E
plant
ra
SB
-O
c
O
u
OJ
Ol
Ol
c
n
ra
JQ
I
C
OJ
g 1
•B
ro
spiraa votm
* 1
"3
o
C
9
a.
a»
c
heeft
i
Jt
E
ta
B
B
1
cri
r
E . is
Ol
WI
1•
F
F
O
>
1"
OJ
=
c
ra
. D
5
5 S
E
g -g g -s
oi oi
T
*1
il
I
~? E
° 9
E
1 "
rr
1
11
I I I 1
z
o
o
en
c
?
|
a
•
S
s s s e si
g T
f i€
o o
o
ID
I *1
S
=
"i 1
£
CM ' lT>
"g
1
"S
I 1
o
S
o
S S 2
CO ' • • •
E X
X
E
E
—
II I
e s
O
s
O
I
o
Q I Q
fl.
s s
o
s s
O
CM
1 I
E
E
E ' 1 6
'1
E
E
ss
o
o
o o
o
o
—
S
H
.-t
.at
K
S> S D S
o
*D
CM
E
E
OJ
s s s s s s
a
E
E
0 > 0 > Q > 0 ) 0 ) O ) O l O ) O i p >
OJ
ai
OJ
OJ
OJ
OJ
oj
ca
OJ
a.
= ss
Q.
S
5
5
E
^
m
co
CD
=
co
i4
co
o
o
5
CT.
T3
au
OJ
ro
CO
g 4!
| I
i i
CJ
26
ra
«
.=
>•
CJ
o
a;
«
t
ro
o
$ $ =1
.a
K
CJ I CJ
'^O
5
o
O
O
o
CJ I
s
~
ellwangen
c
ro
c
ra
—
—
HJ
OJ
ib
-w
OJ
OJ
B
cj
~
*—
aj
-
iw
oj
-
~
i.
CJ
*
•
—
'au
s
j5
M
O
u
OJ
ro
LJ
ro
\*
cc
e
a
o
^
1
O
Ol
ca
•£
Jii
5
w
oi
•
o
£
a
J5
I
w*
Ol
o
i
I
abia Pride
I
£
c/i
a
re
T
cq
! • *
o o
o o o 2 >-,« S
U i u i u i u i u u i u i Q i Q
«
UJ
15
'5
11
11
E
P
27
•§-
=1
re
—
2
re
2 £
1
£ u
1 1 2 1
£CU -s
fOJ- s. £ .
P
£
£
o
n
E
B
-O
£ ro
o *?
r\ ^
°
J=
*
Z
CT
.
l i t 11. J
-=——=—s
s
,
OJ
s-
«
*1
B
E
i .fi.
>
3,
-5
co
5
r
o
S
*
£
«
E
E
s "B.
ro
S. 3
"o
S
I
"5
CJ
CT:
o
o
co
s
E
£
2
OJ
OJ
ro
?
*
T5
C*J
m
.~
o
o»
c
ro
=
O
O
O
O
O
O
O
I D O O O O C D O
—
C M C M C M « n c o
CO O
O
ro
*-.
S
J
CJ
ro
—
f, E J S
OJ
m
!2
—
tn
cu
ru
aj
V-
* 5
n<
r\)
5
>
ni
28
TzzZ
s
Q_
a.
:*:
—
t;
Q_
—
T?
"O
ra
CJ
o
£
= = s
o
t—
CO
M
B
OJ
Cfl
ryj
s s
._
CO
o_
<X
O
O
CO CM
8
s
-° 3 —
•~X
o
O
CD
X
—
i
5 -1
1
o
r~
ill's i1. t\\\m-W iB
S
ai 5.
CD
-D
£
in
=
5
Md
-
o O O
Iin D Q O
—
- n c o
oi
aid
CD
-o
did
3
CD
o o
co o
I^
s
nil
E E
CO
S S
— ro
!^
-^
.a
=
s;
o.
o. I I L i £
£ . JO
P
£
S
is
•—
>*
E
»
_
ft)
to
m
at:
ro
E
:=
OJ
ro
•=.
ro
ro
CT J5
ro _ro
is-.
Bi
VI
3
=
a! al cC
CC
CC
CC
E
-^
cc
E
ra
c
o.
o
jt=
cc
*A
C
CT OJ
ro a• .
"CT
—
ro
en
j«
ro
c;
E
ro
LJ
-a
<-E>
=
-3
E
ro
oo
ro
C/)
B
"5
ro
J3
w
umald
E
S
o>
•£
£
ullaia
g\E E
S
hei
S
JE"
101(1
s s s s s
.£.'.&. I l-B I B
rare
2: OJ S
oi -X -*
O CT <_,
=
CT- -CT
ro
ro
«
™
1 ™roa>
dm
IC
CJ
™
ro
co" C/3
CO CO
™
29
!
1
'
'
1
1
»
o
4
a-
»
»
»
t,
»
»
-o
JB
\m
•o
-o
E
-33
o — -X
o o OJ
"S
=»
U
»
*
»>
*
$
B
1
1
'
\
'
.!
OJ
1
»
*
*
*
*
»
tr
t,
&
0-
*
»
*
ft
CD
M
ID
X
ID
X
s
a
X
X
»
&
»
»
ft
&
»
ft
*
£
£
1*1
OJ C Ci.
O
c CJ e
V)
JC
»
*i
gS
o
X
X
o
(M
CD
35
x
*
•>
»
*
a
o
tn
-
o
LD
X
°
ID
<2
CD
O IO
CD : I D
'E
^
"E
CO
E E
E
CO r » CO
•E *
1 'E
«
1 CM C O •w
E
v
o
o
o
O
a
CO
g
o ;o
o
o
CO CO
1
1
»
»
»
»
»
«>•
»
»
CO
I
rsj
c
s
—
«
=
| X
CNJ
K
IS
M |
g
K
ID 1 ID
X X
SS i g
J rS [ 5?
IT)
5
E
«r
E
«•
1
V o c
-o .= =
o
ID
_
1
1
o
O
CM
o
O
«—
E
«»
—
CD
T|g
o
o
1
o
O
ID
s
o
o
g
o
in
E
•»
E
1
E
E
«» «»
o
o
O
ID
X
O
o
i n >*r
X
*<
O
«
in
in
E
^
E
^
E
«f
C? C3 o
o
o
S
ffi
«
m m
K
X
X
X
K
X
o
ID
O
co
Q
CB
O
*r
O
in
O
in
"E
co
E
r-i
E
ID
"E E
^
^r
O
CM
CD o
^C
ID
^
~~
o
~ ~~
|
o
o
o
o
o
| j
o
g
*
I
o
o
i
S
'
o o
o ' in
O
CM
O
CS
i
'
i
'
o
o
o
o
o
i D i o c o c n t n
'E
V
gllC
1
1
o
CO
o
co
S
El
2
g
g
5
nederlandse
= -=Iref
C-
e
•»
OJ
r
M
•J ^ T __
oj
\£LT OJ O J C
OJ
o
£.
=
tT
1
ro 9 i •
ro
m
ii i
§
0
-D
^
. 1
.S.
CX
E
o
1
ore
"s - S,s
•Sgf 5
_
g
X
S
,
o |
o
o
CO ' *
I
tn I
I
o
—
i
~~=
g
X
plar
c
ra
VI
ra
JC
Oi
CT OJ
OJ
ro" g
ro
ro >
s
O l Z O O Z C
JO
r
s
l
i i j
B
o
~m
•
li 1
1
i iI
^
g
-at
OJ
M
c
D
OJ
C
O
C
>
O
u
j
^
U
—
O
_
o
o
-c
V,
E
^
Z
r
_ ^
EI 1
*«
O
^
3
O
JC
=
f il 1
.1 J I !• 1 s
U J CC
uo
Jm ^
nX
UOJ U OJ
e
0
1
CD
OJ c
o.
o
ro
|
^£
£
OJ
r : Hi™
: _ c —
5 c?:S |
- °
c
1
!• s i
8
'&
•1 " 6 .
:
.E1J
iS-i
JtsS
-g
a s
o> =
— |_
Q re ° - _
s W £ £
5-5 c E
E OJ £
o
c
cu
cr>
ra
30
c
o-Sfo.
o « o.
• i J *
.=
•»
OJ
re
>
c
OJ
ro
J2
OJ
i-2
OJ
2
-1/1
aj
ro
^
o
c
O
°. =
5
E
s
<
o
ro
c
_ro
1
E
<t
<I
-E
ro
o
c=
2
~
=
£
S
^
OJ
g
5
o
I t J 1 II j
las
S
:=
c
o
ro
:=
il
O
CT
B
B
=
«>«> 1 =
2.
« E
tr.
zz
Bl
a;
. E c c ^ S S g
fi
ro
iCJ I CJ I CJi c j i c j : C J iCJ I C J I
C Q I J C
-=
o l o
o
c
i
J
.
1
i
1
•co Ii c os e - s s i - i i l
OJ
ro |
g
2=
£ E
S g
B
g S
a
J
3
— JC
i*
§
*
S
-5
" *
=
-s
S
|
=)
-g
rt:
|
5
5
ro ^
s
s
to ra
= 3
o
>
>
E
E
E
il1 i S 1 1 I|S 1
" ™ I s s
™
ST "
io .H
C2J I U 3
- I ZS \ZJZ
g
I D 1 O) ^ 1 ca.
£
— ; =
S2
c
'OJ
ro
-<
-J
J j - I
"O
C
to
C
w| i
f ]1
S
2
J
g
o
—
m
O.
«
*o . 2
B
=
u
o
lsl l l
*
S-B*
•g
8
»
»
»
x
X
S m i n S S c D
E
E
E
E
^ • V ^ T C M
E
«c
E
«
E
*
E
n
E
E
n ' O
CM S-'
i
I
I
s
E
N
E
X
E
*
X
E
in
- 400
i
u
t>
I>
»
X
X
X
g ^ i o c o i c o g g c o i D
-150
0
U
I D f l D C O C D I D i D C O l D
x
- 200
O)
x
iniDinc—
rS 5.E
»
» » » » » » » » » » » » »
I D L D l D r ^ i n i D l D C O C O C O
Si
»
» > *
» » » » » & » & » »
» »
o- »
ie
s
B o
o
E
E
E
E
E
^ • • t f - c o ^ * *
O
ii
o
Q
g g
O
O
o
o
a
ie ie
CD
E
E
c o c o c o
IS
o
o
- 300
I 1
- 400
»
o o
o
o
E
ro
§
B
O
CO
a
o
nr
CS
1
a.
er -c
LB
OJ
—i
o
If,
n
oio.
CO
C/J
E
•
22
one
B
.=
w
2
sit
s ros
6
w
JJf
CJ
C
•
0)
CD
E
£
S
_£
g
3
£
g
i ™
1
*
* i i
>•
J=
co
o>
ca
u
^
ra
-
(rt
f
C3
•
S,
OJ
1/1
E
E
ro
tn
ro
•a?
CJ
•J til
«J
8
(fl
I S I S
£ o 5 5
a. cu a. a.
e
ro
X
B
QJ
- a
JCT
BE
CC
B
fl
o
CE
re
u
ra
o
CC
•
ro
H
O
CC
E
%
E
•£ v -o !5
5
•i s •S
E
S
-CT
E
ro
to
E
CO CO
CO
> •
CO
=
E
.2
> -
CO
31
s s
CT
ro
ra
QJ
o
E
o
E
>
C
OJ
B
BJ
Ic
~± ~% ie. £
C
v.
S"
s s s
CT
CJ
ro
ro
CC
CT
•8
1
h
F
1
ro
ro
flic*
•-
E
3-
OJ
OJ
o
.o
ICT
JB
c
B
B
&
^;
fl
Mo-
o
Bj
ro
ro
verdr
11
™ Si
I s
"O
1
B
>
B!
E
E
E
c
f l
E
E
OJ
OJ
5
ra
*!*-a
E
CO
iif
fi-
s »5
ll,
OJ
"5 _
_
B S S
f.Eg
OJ
a>
E
I
OJ
Ol
Ol
Ol
Ol
_pj
|
o.
iS 2
—
5
M
n
in m
IN* I 4>J
g £ g g £ - g g g g ° 2 §
T3
O
O
OJ
CO
O
P
§ s
S
"C
I
co
t--
a?
.a.
JC
£
s
E
5
E
•
.£
J2 co
E
ro
c:
e.
OJ
O.
,=r
Q.
5
=
b
ro
OJ
32
E £
s-
fi
-
CJ
E_
re
o_
ro
OJ
- E
CJ
J d
CJ
4
<
§
I
E
a,
TE
s ; --5 J"
w,
C
=
OJ
C i
ro
B
*i
=
E
-C'
II
<
OJ
•—
< l <
—
==
=
S. E
=
<
=
E
o
E
E
E J2
^
Bc t t e f M « i a . i b ! e B E t t o
<
<
<
<
<
< , <
<
I;
OJ
%m
<0
OJ . ~
E
OJ
^
^
ro
O
. * s
'•»
.S
ro
ro
</)
S
in
.o
=•
ra
o.
E
zi
o.
, oj
2
I ~~ \~~<i <= Im
co
&
E
25
a,
ro
E
"ro
S *C» °*
= j£r
—
Q.
=
E E
ro ro
U
CJ
s.
E
I
I t l
CJ
&
ft)
ro
"CT
CJ
1
ro
ro:
OJ
E
OJ
H.
o
a
E
OJ
E
OJ
E
OJ
j •£. = 1 r S . r £
E
OJ
E
OJ
f
E
OJ
: £ , :=. roi.
E E E E e
&
OJ
OJ
fi
"K
ra
*-
OJ
-s;
OJ
"=
OJ
-=;
fi- fi-
Ji
OJ
oC
E
fl
% >
E E
CT
ro
ro
T :
-22
ra
-
O I
J>
CJ
tn
E
B
Ol
J-2
5
c
c
ro
-€_.
-CJ
•B
|
<u
E
E
E
•*-.
E
E
1
ja
»
B
-
•S3
_
eue
g
2
M
JCT
a.
•
ro
c
ro
(_J
•z:
OJ
ro
Ol
<1
E
3
fc
ro
E
F
1 1
O O
CO r-.
ra
ro
CJ
E
O
OJ
oj
^
•E
cc
•S
ac
w
£
co
OJ
oi
V.
V)
ro
ro
o i sor j $. is•»o s
o
o
i n CD - I m
o
in
n
CJ
C J
=
F
ET -o
ra ra o
i : o 5 i oo
7
S g i B
o; £ . _
o
o-- T S s
o o m o
co co — v
3
o o o
t n t o co
2
•»
—
TK
—
s
ro
E
E
•=
=
r*
"
o
.2 .2
o
o o
o
£
-
^
"-
F
B
E
w
E
ro
^-
O
c
— a.-
—
c
ro
o
«—
*•
=
-
*
E E
CM
e
c
;r
u_
OJ
e
E l i l
O I CD CS LD
"H " 5
—
- ^ a s a a s
F
J -
J O
a.
* < 2
O
CD
1A
T V ?
.2
•=
B
OJ
O
S
.2!
o
°
"CT
.n
OJ
O
O =
(D ICO
=
a:
9
"3
OJ
TS
Sj O i O
*2* UD n
— O
9j
•= s£ r
F a.
o
i
=
=
r
B
F
= E
X5
ro
•
a;
^c=
—
c
—
3
ro
ro
ra
ft
ro
o
tr
>>ro
-r:
-c
c
o»
CJ U
(_mpanu
w
•J'
hemum
O OJ O l O i O
CO •— C O . i n tO
3
ro
OJ
CO
F
OJ
O
CD
5
J O
E
•
OJ
"OJ
X
B
c
QJ
-CT
O
C
OJ
±
o S
rsiss
ro
a
•o
o
CZJ
-c
-c
ro
CJ
—
<>
/
"ra
OJ
ISI
o
OJ
X
1
a Pa!
s. s s s
oi
v,
fnum
i
im
$ s
mnale
•en
5
OJ
- I .
B
&
OJ
X
33
1 8=
a
XJ » s
l
g s
S
o
£
ro
™.
o
=
5
5
OJ
™
=»
*™re i¥,
4cu ro
*•
8 3
M , '
OJ
=
£
ro
I B e -I a
C J O O O i n c S O O ^ C D O O ^
C O C O L O r - .
— J 5 i > B ° | f l C 0 C 0 2 ( n
O
^ O
K t O
|
J.
o
-=
s s
: = • £ • OJ
ra
. o
C D O
CD l O 2
5
^
.5
o S o
CO = i ( D
o-
O
v
a>
O
n
-.:=
o
-D
E
=•
S
2 2 2 § 5
E
1
1
I
li-
5
cfl
1
o
=
B
CJ
J*
ra
•s.
E -=
fi s
F
•
! _ » — . = B.
x x x
34
£
E
JB
F
ro
CJ
B
F
QJ
Ol
H
£
=OJ
ro
"CT
c
Uro
germa
1
B
v.
—
11
E
ofi
E
J-J
ro
=: roa>
J=
C
ro
QJ
J£
re
c
ro
O
•g
.CT
IO l
e
F
B
=
'
1
ro
^
i-
_
Si
E
=B
ro
ro
ra
CT
tn
tn
oB
.2
to
*
oi
~
— 2±L
e
'Z
ro
Ja
S- .2 .2 £
—
ro
—1
ro
CT
—i
=
.—
a.
u
_
E
--
=
H i
%
ro
=
-
E
E
£
E
5 .=
</ —.i —
S
OJ
sI
-o
ro
ra
>—
s
2
z
•
gI
o
BM
9
CJ
F
ro
CT
o o - i o .
•
ro
Bi
ro
ra
E
o
—
cz
£
5
•g
8
5 5
"§ a
1
E
"ro
;s
i
r-H - a
•5 8 5
*
E E E
s s s
rS.
re
jg.
-2.
2 '=
E
E
E
e
v)
vi
v)
vi
»
E
E
E
fi-
»
S »
•*
111
CO
J ,
S
if
"o
OJ
-SISis a.
WE i
OJ
a.
OJ
oi
• •
O
o.
1 Aif
I *
™ -re
>
OJ "
=
•—•-s
£
^
OJ
oi
o. , 2
is
i£? Df co to 2
'
OJ
I
OJ
c,
-Ol
=
Ol
-z:
E
OJ
A'
_
o
t_" >
o
OJ
5f
§ 2 2
—
i 1 il
s i"JO rOJ>
—
3
O
CD
CS
i
rm
1
9
tn
T3
O
CJ
-o
c
ra
a;
£
S
ZZ
ro
*
CT-
ra
m
c
=
D-
ro
c
o
OJ
ro
-
E
C-
11
"o -o -E° =
B-j*
E
=
ar
Q
-5
E
s s
a : co co
35
36
37
38
- —
_
1
'
i
a
re
5
E
§
-*
o
«
a.
1
c
o
•no
re t
g
-.
•=
8
ax
£*
"J5
"to
1
& 1
=
1
E. c5
, j :
o
o
»SI
5
—
Q.
l
OJ
S> S J
:
C
c
^
—
ro
e
S
OJ
n
*v
§
^
OJ
OJ
^
OJ
"
OJ
o - o
S3 OJ
OJ
5 J J J 3
C o E- Q OJ
J w £C O J OOJJ aQJ j QOJ J OJ
.
~
2
o- o
—
o.
O. C l
c
j.
&
l
X
j
K
K
x
|
f l
•§
•«
a
K
X
X
OJ
-°
1
•
CD
11
-5
>*
X
x
X
X
X
x
x
M
! *
<•»
" 5 "CT
_g o
-
X
X
&
1
ra
ra
c
•o
B
ra
tn
ra
8
5-.
•
1 ill
•g
CJ
a.
g
i
^ -21
B
ro
If
1
o
1
11
E
1
|
iZ
1
a
>
re
II 1
1. ^
oj
8
1 =
*-•
O
3
JS
;5
5
£
~z
i|
s
E
ro
ei
i
3
..','
B
B
c:
ra
u
H
cr
o
Bi
<
5
F
UJ
ro
8
_
1
1 S
so
"3
•ft
JH
1
1 g
£ l re- | ro- |ro
ro
ro
ro
I OJ
c
S Ea ««
g
, _
_
g
iii.I 1 1 j j r
1
.
1
1
1
1
39
40
7
Verboden bomen en heesters
In verband met de bescherming van landbouwgewassen tegen ziekten is het - bij verordening van de
Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" - verboden om in het gebied van
de Zuidelijke IJsselmeerpolders de navolgende soorten te planten, te hebben en te houden:
- Crataegus monogyana (eenstijlige meidoorn).
- Prunus persica (perzikboom).
- Prunus serotina (Amerikaanse vogelkers).
- Soorten van het geslacht Euonymus (kardinaalshoed), die gedurende de winter hun bladeren niet
behouden.
-
Viburnum opulus (Gelderse roos) en Viburnum americanum (sneeuwbal).
Niet in de verordening opgenomen, maar ongewenst o m toe te passen zijn Berberis vulgaris (zuurbes),
als waardplant voor graanroest en de Europese en Japanse Larix (lork) in verband met de populierenroest
Voorts adviseert de Plantenziektekundige Dienst om bij fruitteeltgebieden een groot aantal soorten
van de roosachtigen niet toe te passen in verband met het gevaar voor bacterievuur.
Deze soorten zijn o.a.:
*
*
*
*
Cofoneaster-dwergmispel;
A/la/us-sierappel;
Pyracanthe-vuurdoorn;
Sorbus- lijsterbes.
41