Wet werk en zekerheid: wat gaat er wijzigen?

Wet werk en zekerheid: wat gaat er wijzigen?
Op 10 juni van dit jaar is het wetsvoorstel Werk en Zekerheid aangenomen door de Eerste Kamer.
Het voorstel bevat maatregelen op drie terreinen:
-
Wijziging van de regels voor ontslag (gaat in per 1 juli 2015). Zie p.2-4
-
Verbetering van de rechtspositie van flexwerkers door een aantal maatregelen die het
oneigenlijke en langdurig gebruik van flexibele arbeidsrelaties moeten ontmoedigen (gaat in
per 1 juli 2015). Zie p.5 en 6
-
Aanpassing van de werkloosheidsregelingen (gaat deels in per 1 juli 2015 en deels per 1
jan. 2016). Zie p. 7
Ontslagrecht
Twee ontslagroutes
Het huidige ontslagstelsel kenmerkt zich door twee routes die, als er geen overeenstemming wordt
bereikt met de werknemer, door de werkgever gevolgd kunnen worden.
1. De UWV-procedure op grond waarvan een werkgever over een vergunning moet beschikken om
de arbeidsovereenkomst op te kunnen zeggen. In dat geval is geen vergoeding verschuldigd
2. De ontbindingsroute via de kantonrechter. Hierbij wordt de arbeidsovereenkomst in de regel
ontbonden onder toekenning van een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule.
Werkgever bepaalt
Dit leidt tot ongelijke gevolgen voor werknemers. Het is immers de werkgever die bepaalt welke
route wordt gevolgd en daarmee bepaalt hij ook de rechtsgevolgen die het ontslag voor een
werknemer kan hebben. Het wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan deze ongelijkheid:

De vergoedingen worden onafhankelijk gemaakt van de te volgen ontslagroute

De vergoedingen worden onafhankelijk gemaakt van het soort contract (vast of tijdelijk)

Vergoedingen bij ontslag moeten beter benut worden

Te hoge vergoedingen worden beperkt
Ontslagroutes vanaf 1 juli 2015
Een ontslag om bedrijfseconomische redenen en ziekte gaat vanaf 1 juli 2015 via het UWV en
ontslag om persoonlijke redenen via de kantonrechter. Werkgevers kunnen dus niet meer kiezen.
Als een werkgever het niet eens is met de beslissing van het UWV kan hij zich wenden tot de
kantonrechter met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Bij ontslag na een positieve beslissing van het UWV kan een werknemer de kantonrechter vragen
om herstel van de arbeidsovereenkomst of om toekenning van een billijke vergoeding.
Niet altijd toestemming vragen
Voor een ontslag hoeft niet altijd van tevoren toestemming gevraagd te worden aan de
kantonrechter of het UWV. Dit moet alleen als de werknemer niet instemt met het ontslag. De
instemming moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werknemer.
Hoger beroep mogelijk
Tegen de beslissing van de kantonrechter is hoger beroep en cassatie mogelijk. De wetgever vindt
het belangrijk om in een stelsel waar verschillende kantonrechters oordelen over ontslag de
uniformiteit te waarborgen. Een procedure kan op deze manier erg lang duren, daarom is wel
geregeld dat hoger beroep de tenuitvoerlegging van de beschikking in eerste aanleg niet schorst.
Heeft de kantonrechter dus een arbeidsovereenkomst ontbonden, dan zal de betreffende
werknemer op zoek moeten naar een andere baan. Krijgt de werknemer vervolgens in hoger beroep
gelijk dan kan de rechter de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen en voor
de tussenliggende periode voorzieningen te treffen. Mogelijk is ook dat als de rechter oordeelt dat
herstel niet in de rede ligt, de werknemer een billijke vergoeding krijgt toegewezen
Beeindigingsovereenkomst
Het blijft daarnaast mogelijk om een beëindigingovereenkomst af te sluiten. Nieuw is wel dat een
werknemer nadat een beëindigingovereenkomst is gesloten, 14 dagen heeft om daar nog op terug
te komen. Ook als de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met het ontslag kan de werknemer dit
binnen 14 dagen herroepen zonder opgaaf van redenen.
Transitievergoeding
Bij iedere beëindiging van een arbeidsovereenkomst die 24 maanden of langer heeft geduurd moet
vanaf 1 juli 2015 een transitievergoeding worden meegegeven. Dit geldt ook als het gaat om
beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Deze transitievergoeding is enerzijds bedoeld
als compensatie voor het ontslag en anderzijds om de werknemer met behulp van deze financiële
middelen in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. De toets of een
ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag -voor werknemer en de door
werkgever getroffen voorzieningen om deze gevolgen te verzachten komt hiermee te vervallen. Hier
wordt nu door de transitievergoeding in voorzien.
Per gewerkt dienstjaar heeft de werknemer recht op 1/3 maandsalaris. Vanaf het 10
de
dienstjaar
bestaat recht op ½ maandsalaris per dienstjaar. Is de werknemer ouder dan 50 en is hij meer dan
10 jaar in dienst dan heeft hij recht op 1 maandsalaris per dienstjaar. Dit laatste geldt niet als het
gaat om een werkgever met gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst.
De maximum vergoeding bedraagt € 75.000,- tenzij de werknemer een hoger inkomen geniet. Dan
geldt een maximum van 1 jaarsalaris.
Wederzijds goedvinden
Er is geen recht op een transitievergoeding bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met
wederzijds goedvinden. In zo’n geval bepalen werkgever en werknemer immers zelf onder welke
voorwaarden de arbeidsovereenkomst eindigt. Mogelijk zal deze vergoeding wel een reflexwerking
hebben op de afspraken bij zo’n beëindiging met wederzijds goedvinden.
Commissie van Beroep
Wat zijn nu de gevolgen van het wetsvoorstel voor de Commissie van Beroep? Allereerst is tijdens
de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer een amendement aanvaard dat voor het
bijzonder onderwijs de mogelijkheid creëert om bij een identiteitsgebonden ontslag de preventieve
ontslagtoets door de kantonrechter uit te schakelen. De voorwaarde daarvoor is wel dat voor een
dergelijk ontslag dan toestemming wordt verleend door een onafhankelijke commissie. Bij een
dergelijk ontslag kunnen de Commissies van Beroep dus een rol houden. Dergelijke ontslagen
komen overigens niet veelvuldig voor.
Ook voor andere besluiten dan ontslag, te denken valt aan disciplinaire maatregelen of de schorsing
als ordemaatregel kan de commissie een rol houden.
Er moet hierbij wel rekening worden gehouden met het feit dat de verplichte aansluiting van
schoolbesturen uit de WPO en WVO verdwijnt. CAO partners zullen hier dus afspraken over moeten
maken.
Bedrijfseconomisch ontslag
Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid een onafhankelijke commissie aan te wijzen die de verplichte
preventieve toets bij bedrijfseconomische ontslagen van het UWV overneemt. Ook hierin zouden de
commissies een rol kunnen spelen. Voordeel daarvan is bijv. dat rekening gehouden kan worden
met de specifieke situatie in het onderwijs. Het UWV beoordeelt een bedrijfseconomisch ontslag per
instelling, d.w.z. per school en past het afspiegelingsbeginsel toe. Als er geen onafhankelijke
commissie wordt aangewezen die de preventieve toets bij bedrijfseconomische ontslagen
overneemt van het UWV zal dit tot problemen leiden voor scholen die ontslagbeleid hanteren. Als
een schoolbestuur ontslagbeleid voert en diensttijd in het onderwijs als afvloeiingscriterium gebruikt
zal het UWV (die het afspiegelingscriterium hanteert) als toestemming wordt gevraagd voor het
ontslag van mening zijn dat de verkeerde mensen worden ontslagen.
Arbitrage
Een geheel andere optie kan zijn dat de commissies van beroep omgevormd gaan worden tot
geschillencommissies die een arbitraal vonnis kunnen wijzen. Er is een werkgroep Verbetering van
de positie van de Commissie van beroep ingesteld die pleit voor een dergelijke rol van de
commissies. De bevoegdheid van de commissies zou dan verder moeten gaan dan nu het geval is
en zich moeten uitstrekken tot alle zaken betreffende de arbeidsovereenkomst. Ze zouden in dat
opzicht dus de rol van de kantonrechter overnemen en kunnen dan ook vergoedingen toewijzen. De
gang naar de burgerlijke rechter wordt dan voor zowel werkgever als werknemer afgesloten.
Er wordt hierover op dit moment nog druk overlegd. De CAO partners zullen hierover een beslissing
moeten nemen.
Flexibele arbeid
Rechtspositie van flexwerkers
Vanaf 1 juli 2015 wordt een aantal artikelen in het Burgerlijk Wetboek aangepast die betrekking
hebben op de benoeming van tijdelijke werknemers. De maatregelen hebben als doel om de
rechtspositie van flexwerkers te verbeteren en er voor te zorgen dat oneigenlijke en langdurig
gebruik van flexibele arbeidsrelaties wordt ontmoedigd.
In onderstaand schema is te vinden wat er precies wijzigt.
Nu
Vanaf 1 juli 2015
Maximaal aantal contracten binnen 36
Maximaal aantal contracten 3, mag bij
maanden 3. Is vanaf geweken in CAO,
uitzondering bij CAO vanaf geweken worden
maximaal aantal contracten onbeperkt.
met max. 6 contracten
Maximale termijn voor de ketenbepaling is 36
Maximale termijn voor ketenbepaling is 24
maanden. Afwijking bij CAO is mogelijk.
maanden. Mag bij CAO vanaf geweken worden
tot max. 48 maanden.
Tussenpozen om de keten te doorbreken langer
Tussenpozen om de keten te doorbreken langer
dan 3 maanden.
dan 6 maanden.
Geen uitzondering voor het onderwijs
Er kan alleen bij cao van het maximale aantal contracten en de maximale duur worden afgeweken
als het uitzendovereenkomsten betreft of als de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering dit vereist.
Wordt bij cao afgeweken dan geldt dat het aantal contracten ten hoogste op zes kan worden gesteld
in een periode van ten hoogste vier jaar.
Daarnaast is het mogelijk om bij CAO het artikel dat ziet op de ketenbepaling buiten toepassing te
verklaren voor bepaalde functies die door de minister zijn aangewezen. De minster kan functies
aanwijzen waarvoor geldt dat het in die bedrijfstak bestendig gebruik is en vanwege de intrinsieke
aard van de bedrijfsvoering en van die functies noodzakelijk is dat alleen gewerkt wordt met
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Helaas heeft overleg tussen de PO-Raad en Ministerie
van Sociale Zaken uitgewezen dat deze tweede uitzondering niet gaat gelden voor het onderwijs.
Cao -partijen kunnen voor bestuurders met een arbeidsovereenkomst wel zonder nadere motivering
van de ketenbepaling afwijken.
Tijdelijke dienstverbanden die nu worden aangegaan
Hoe zit het nu als een medewerker nu een tijdelijke arbeidsovereenkomst krijgt? Is deze
medewerker straks na 2 jaar dan automatisch vast in dienst? Dit is niet het geval. Pas als u na
ingang van de Wet Werk en zekerheid een nieuwe arbeidsovereenkomst afsluit, moet rekening
worden gehouden met de nieuwe ketenregeling.
Telt dit contract mee?
Ervan uitgaande dat bepaalde constructies volgens de huidige cao niet leiden tot een vast contract,
gelden voor nu de volgende stelregels:

Wanneer u nu een tijdelijk arbeidscontract afsluit dat doorloopt tot na ingang van de nieuwe wet,
leidt dat niet tot een vast contract. Ook niet als het gaat om een vierde tijdelijk (of meer)
dienstverband of de 24 maanden termijn daarmee wordt overschreden.

Wanneer u nu een keten van opeenvolgende contracten verbreekt door 3 maanden en een dag
tussen tijdelijke arbeidsovereenkomsten te laten, blijft de keten gebroken, ook na ingang van de
nieuwe wet. Contracten worden dan niet met terugwerkende kracht alsnog samengeteld, als zij
elkaar binnen 6 maanden hebben opgevolgd. Wel geldt dat als u na 1 juli 2015 een nieuw tijdelijk
dienstverband afsluit, het voorgaande contract meetelt in de keten als tussen beide contracten een
tussenpoos zit van 6 maanden of korter.
Hoe de situatie vanaf 1 juli 2015 wordt, is afhankelijk van wat cao-partners afspreken. In het
overgangsrecht is geregeld dat cao-partners tot een jaar na 1 juli 2015 de tijd krijgen de caobepalingen aan te passen aan de nieuwe regelgeving. Zolang dat niet is gebeurd mag gedurende
dat jaar voor wat betreft de tijdelijke contracten nog worden uitgegaan van de geldende cao
bepalingen.
Wijzigingen in de Werkloosheidswet
WW-duur teruggebracht
Vanaf 1 januari 2016 tot 1 april 2019 wordt de maximale WW duur stapsgewijs terugbracht naar 24
maanden. Op dit moment is de maximumduur 38 maanden. Van 2016 tot en met 2019 wordt de
WW-duur per kwartaal met één maand teruggebracht. Werkgevers en werknemers kunnen in de
cao afspraken maken om de WW-uitkeringen aan te vullen tot 38 maanden.
Opbouw WW-recht
Ook in de opbouw van het WW-recht gaat iets veranderen. In de eerste 10 jaar wordt voor elk
kalenderjaar arbeidsverleden, een maand WW recht opgebouwd. Na 10 jaar levert elk kalenderjaar
een halve maand uitkering op. WW-rechten die zijn opgebouwd voor 1 januari 2016 blijven
behouden. Dus ieder kalenderjaar arbeidsverleden van voor 2016 blijft een maand WW opleveren.
Alle arbeid passend
Per 1 juli 2015 gaat daarnaast gelden dat een werknemer na een half jaar WW-uitkering te hebben
genoten, passende arbeid moet aanvaarden waarbij alle arbeid als passend wordt gezien. Nu is dit
nog na 1 jaar WW-uitkering.
Niveau of salaris van een baan kan dan geen reden meer zijn om een baan niet aan te nemen of
niet te solliciteren.