Apostelen als Friso de Zeeuw moeten zich niet bemoeien

Apostelen als Friso de Zeeuw moeten zich niet bemoeien met de toekomst
Pleidooi om op systeemniveau alles te houden zoals het was, brengt economendebat
niet verder
Het is een trend onder economen om zich te bemoeien met de politiek, hoewel ze
daar eigenlijk weinig kaas van hebben gegeten, schrijft Friso de Zeeuw (FD, 20
januari). Het evangelie van De Zeeuw is ‘houden zoals het was’. Vooral niets
veranderen op systeemniveau. Op voorwaarde van beter vakmanschap, prudent
ondernemerschap, grondiger marktonderzoek en het achterwege laten van
afdrachten uit gemeentelijke grondbedrijven kunnen onze systemen volgens hem nog
prima werken. Maar onder dergelijke voorwaarden kan zelfs het verrotste systeem
nog werken. Wetende dat cultuurveranderingen uiterst traag verlopen zijn we nog
lichtjaren verwijderd van het ideaalplaatje van Bouwfonds-apostel De Zeeuw.
Tal van maatschappelijke trends pleiten voor fundamentele systeemveranderingen.
Wat toeneemt, zijn de complexiteit van de samenleving, specialisaties van
werkzaamheden en de wil tot zelforganisatie. Wat afneemt, zijn breed vakmanschap,
inhoudelijke deskundigheid van volksvertegenwoordigers en de acceptatie van
ruimtelijke eenheidsworst. In deze context is de keuze tussen het bevechten van
geconstrueerde complexiteit of het toelaten van complexiteit binnen een
toekomstbestendig systeem, wat mij betreft, snel gemaakt. Dit geldt voor talloze
terreinen, zoals onlangs in deze krant treffend belicht door Lex Hoogduin. Ook voor
grond. Of liever beslist ook voor grond, wetende dat grondwaarden en grondposities
diffuus doorklinken in vrijwel elke portemonnee. Dat er kabinetten over zijn gevallen
adstrueert het belang ervan. Dat het politiek nog niet is gelukt systeemveranderingen
door te voeren plaatst grond in het rijtje van heikelste kwesties naast klimaat en zorg.
Mijn ideaal is een zo eenvoudig mogelijk grondsysteem, waarin complexiteit en
pluriformiteit met bescheiden risico’s maximaal ruimte krijgen. In een dergelijk
systeem past geen publieke grondspeculatie. Vooral gemeenten zijn hierdoor in de
jaren tachtig en tijdens de huidige crisis voor vele miljarden het schip ingegaan.
Tussentijds zijn miljarden verdiend en vervolgens geïnvesteerd in nieuwe risicovolle
grondposities, vastgoed, zwembaden en bibliotheken of grofweg verkwanseld door
onder meer pretsubsidies en reizen met als collega’s gepercipieerde ontwikkelaars.
Voor de miljardenverliezen draaien belastingbetalers op. En dat het na de
gemeenteraadsverkiezingen niet zal gaan om enkele lijken in de kast maar mogelijk
om massagraven, blijkt nu al uit twijfels en vermoedens van tientallen bestuurders,
tijdens informele bijeenkomsten. Tot aan de gemeentelijke verkiezingen is het
politieke zelfmoord om zelfs maar te zinspelen op boekhoudkundige begraafplaatsen.
Dat enkele provincies gemeenten te hulp schieten is een mooi gebaar, maar
incidenteel en waarschijnlijk eenmalig. Zicht op nieuwe miljarden uit verkoop van
aandelen in energiebedrijven bestaat immers niet.
Het, behoudens uitzonderlijke gevallen, achter ons laten van actief grondbeleid door
overheden ontlast burgers van publieke grondwinkelnering en
volksvertegenwoordigers van een plicht om toe te zien op iets wat amper te doorzien
is. Bovendien bestaat de kans dat grondprijzen zullen dalen, wat de betaalbaarheid
van nieuwbouw ten goede zal komen. Een volgende stap in een systeemverandering
kan zijn het tijdig aankondigen van een toekomstige ontkoppeling van grondposities
en realisatierecht. Voor ontwikkelaars en corporaties verschuift het accent daarmee
van monopolistisch uitrollen naar inventiviteit, innovatievermogen en vakmanschap.
Precies waar de samenleving behoefte aan heeft.
Dr. Peter van Rooy is directeur van NederLandBovenWater en directeur van
Accanto.
Gepubliceerd in het Financieele Dagblad van 4 februari 2014.