Hoofdstuk 4: Lijn- en oppervlakteintegralen 1. Bepaal volgende lijnintegralen over de gegeven parametrisatie ~r van de kromme K~r. (a) f : R2 ! R : (x ; y ) 7! x + y ; ~r : [0; 1] ! R2 : t 7! (t; 1 t ) 2 (b) f : R2 ! R : (x ; y ) 7! y e x ; ~r : [ 1; 2] ! R2 : t 7! (4t; 3t ) (c) f : R2 ! R : (x ; y ) 7! x y + 3; ~r : [0; 2 ] ! R2 : t 7! (cos t; sin t ) x2 (d) f : R2 ! R : (x ; y ) 7! 4=3 ; ~r : [1; 2] ! R2 : t 7! (t 2 ; t 3 ) y 2. py 1 ; ~ r : ; 1 ! R2 : t 7! (t 3 ; t 4 ) x 2 3 (f) f : R ! R : (x ; y ; z ) 7! x y + z 2; ~r : [0; 1] ! R3 : t 7! (t; 1 t; 1) (g) f : R3 ! R : (x ; y ; z ) 7! x y + y + z ; ~r : [0; 1] ! R3 : t 7! (2t; t; 2 2t ) p (h) f : R3 ! R : (x ; y ; z ) 7! x 2 + y 2 ; ~r : [ 2; 2 ] ! R3 : t 7! (4 cos t; 4 sin t; 3t ) p 3 ; ~r : [1; 1[! R3 : t 7! (t; t; t ) 3 (i) f : R ! R : (x ; y ; z ) 7! 2 2 x + y + z2 x +y +z ; ~ r : [a; b] ! R3 : t 7! (t; t; t ) (j) f : R3 ! R : (x ; y ; z ) 7! 2 x + y2 + z2 p (k) f : R3 ! R : (x ; y ; z ) 7! x 2 + z 2; ~ r : [0; 2 ] ! R3 : t 7! (0; a cos t; a sin t ) p Bepaal de lijnintegraal van de functie f : R3 ! R : (x ; y ; z ) 7! x + y z 2 over het pad van (0; 0; 0) naar (1; 1; 1) dat bestaat uit de opeenvolging van krommen met volgende (e) f : R2 ! R : (x ; y ) 7! parametrisaties ~ r1 : [0; 1] ! R3 : t 7! (t; t 2; 0); : [0; 1] ! R3 : t 7! (1; 1; t ): : R3 ! R : (x ; y ; z ) 7! x + py z 2 over het pad ~ r2 3. Bepaal de lijnintegraal van de functie f van (0; 0; 0) naar (1; 1; 1) dat bestaat uit de opeenvolging van krommen met volgende parametrisaties ~ r1 : [0; 1] ! R3 : t 7! (0; 0; t ); ~ r2 : [0; 1] ! R2 : t 7! (0; t; 1); ~ r3 : [0; 1] ! R3 : t 7! (t; 1; 1): 1 4. Bepaal de lijnintegraal van de functie f kromme K . 5. Bepaal de lijnintegraal van de functie f kromme K . : R2 ! R : (x ; y ) 7! (x + py ) over de gegeven : R2 ! R : (x ; y ) 7! x 2 + y12 + 1 over de gegeven pp 6. Beschouw de functie f (x ; y ) = 3 x 1 + 4y en het pad dat gevormd wordt door het lijnstuk dat ( 1; 0) verbindt met (0; 0), gevolgd door de parabool y = x 2 (x 0). Toon dat er precies één punt p~ op deze parabool bestaat zodat de lijnintegraal van f over het beschreven pad met eindpunt p~ gelijk is aan 0. p 7. Beschouw de functie f (x ; y ) = x y en het pad dat gevormd wordt door het lijnstuk dat ( 3; 3) verbindt met (0; 0), gevolgd door de eerste boog van de cycloïde met parametervoorstelling ~r : [0; 2 ] ! R2 : t 7! (t sin t; 1 cos t ). Toon dat er precies één punt p~ op deze cycloïde bestaat zodat de lijnintegraal van f over het beschreven pad met eindpunt p ~ gelijk is aan 0. 8. Beschouw de functie f (x ; y ) = x y en het pad dat vanuit (2; 0) de ellips x 2 =4 + y 2 = 1 in tegenwijzerzin doorloopt. Toon dat voor geen enkel punt p~ op de ellips, de lijnintegraal van 2 over het beschreven pad met eindpunt p~ negatief is. Bepaal de minimale en maximale waarde van de lijnintegraal in functie van het eindpunt p~, als p~ alle punten van de ellips doorloopt. f 9. Beschouw de functie f (x ; y ) = y =x 4 en het pad dat vanuit (2; 0) in het eerste kwadrant de hyperbool x 2 =4 y 2 =9 = 1 doorloopt. Toon dat voor geen enkel punt p~ gelegen in het eerste kwadrant en op de hyperbool, de lijnintegraal van f over het beschreven pad negatief is. Toon dat de lijnintegraal stijgend is als functie van p~, als p~ alle punten van de hyperbool doorloopt; bepaal het supremum. 10. Bepaal de p massapvan een kabel die loopt langs de kromme met parametrisatie ~r : [0; 1] ! 3 R : t 7! ( 2t; 2t; 4 t 2) met massadichtheid = 3t 11. Bepaal de massa van een kabel die loopt langs de kromme met parametrisatie ~r : [0; 1] ! R3 : t 7! (0; t 2 1; 2t ) met massadichtheid (t ) = 3 t . 2 12. Bepaal het massacentrum van een kabel die loopt langs de kromme metp parametrisatie ~ r : [ 1; 1] ! R3 : t 7! (0; t 2 1; 2t ) met massadichtheid (x ; y ; z ) = 15 y + 2 13. Bepaal het massacentrum van een kabel die loopt langs de kromme met parametrisatie p 3 2 ~ r : [0; 2] ! R3 : t 7! t; 2t; t 2 met massadichtheid = 3 5 + t . 3 14. Bepaal de lijnintegraal van de gegeven vectorvelden over de gegeven krommen die steeds een pad parametriseren van (0; 0; 0) naar (1; 1; 1). i. ~r1 : [0; 1] ! R3 : t 7! (t; t; t ) ii. ~r2 : [0; 1] ! R3 : t 7! (t; t 2; t 4) iii. Het pad bestaande uit het lijnstuk van (0; 0; 0) naar (1; 1; 0) en het lijnstuk van (1; 1; 0) naar (1; 1; 1). = 3y ~e1 + 2x ~e2 + 4z ~e3 p e 2x ~e + py ~e ~ = z~ F 1 2 3 2 ~ = (3x F 3x )~e1 + 3z ~e2 + ~e3 ~ = (y + z )~ F e1 + (z + x )~ e2 + (x + y )~ e3 1 ~e ~= F 2 2 x +1 ~ = xy~ F e1 + y z ~ e2 + x z ~ e3 (a) F~ (b) (c) (d) (e) (f) 15. Bepaal de lijnintegraal van volgende vectorvelden over de kromme met gegeven parametrisatie ~ r. (a) F~ = x y ~e1 + y ~e2 yz~ e3 ; ( ) = t~e1 + t 2~e2 + t~e3; 0 t 1 ~ r t 3 = 2y ~e1 + 3x ~e2 + (x + y )~e3; ~r(t ) = (cos t )~e1 + (sin t )~e2 + 6t ~e3; 0 t 2 (c) F~ = z ~e1 + x ~e2 + y ~e3 ; ~r(t ) = (sin t )~e1 + (cos t )~e2 + t~e3 ; 0 t 2 t (d) F~ = 6z ~e1 + y 2 ~e2 + 12x ~e3 ; ~r(t ) = (sin t )~e1 + (cos t )~e2 + ~e3 ; 0 t 2 6 2 2 (e) F~ = x ~e1 + x y ~e2 + ~e3 ; ~r(t ) = t~e1 + t ~e2 + ~e3 ; 0 t 1 (f) F~ = cos z ~e1 + e x ~e2 + e y ~e3 ; ~r(t ) = 1~e1 + t~e2 + e t ~e3 ; 0 t 1 Bepaal de arbeid geleverd door de kracht F~ = x y ~e1 + (y x )~e2 langs het lijnstuk van (1; 1) naar (2; 3) Bepaal de arbeid geleverd door de kracht F~ die de gradiënt is van de functie f (x ; y ) = (x + y )2 in tegenwijzerszin rond de cirkel x 2 + y 2 = 4 van (0; 2) naar zichzelf. (b) F~ 16. 17. 18. Beschouw het pad met parametrisatie 7 3 3 3 ~ r : 0; 2 ! R : t 7! (cos ; sin ; ): Bepaal de integraal van het vectorveld F~ pad. = sin z ~e1 + cos z ~e2 (x y ) 1 3 ~ e3 over het gegeven 19. Beschouw het vectorveld F~ = y z ~e1 + x z ~e2 + x y ~e3 en de kromme met parametrisatie ~ r : [ 5; 10] ! R3 : t 7! (t; t 2 ; t 3 ): Bepaal de lijnintegraal over de gegeven kromme en over een kromme met tegengestelde oriëntatie. 20. Bepaal de circulatie en de ux van de volgende velden = x ~e1 + y ~e2 ~ = y~ F e1 + x ~ e2 = x 2~e1 + y 2~e2 ~ = y 2~ F e1 + x 2 ~ e2 (a) F~ (c) F~ (b) (d) i. langs de cirkel met parametrisatie ~r1 (t ) = (a cos t )~e1 +(a sin t )~e2 , 0 t door de rechte met parametrisatie ~r2 (t ) = t~e1 , a t a ii. langs de ellips met parametrisatie ~r(t ) = (cos t )~e1 + (4 sin t )~e2 , gevolgd 0 t 2 21. Bepaal de ux van het veld F~ = (x + y )~e1 (x 2 + y 2 )~e2 langs de driehoek met toppen (1; 0), (0; 1) en ( 1; 0) van (1; 0) naar ( 1; 0). 22. Gebruik de stelling van Green om de circulatie in tegenwijzerszin en de ux van het vectorveld F~ te vinden over de gegeven kromme C . = (x 2 + 4y )~e1 + (x + y 2)~e2 ~ = (y 2 x 2 )~ F e1 + (x 2 + y 2 )~ e2 = (x y + y 2)~e1 + (x ~ = (x + 3y )~ F e1 + (2x (a) F~ (c) F~ (b) (d) 4 ) y )~ e2 y ~ e2 (e) F~ = x 3y 2~e1 + 21 x 4y ~e2 (f) F~ = 1 +x y 2 ~e1 + Bgtan(y )~e2 (a) (b) (c) (d) (e) (f) 23. Gebruik de stelling van Green om de lijnintegralen te bepalen over de gegeven kromme. (a) F~ = y 2 ~e1 + x 2 ~e2 ; over de driehoek begrensd door x = 0, x + y = 1, y = 0. (b) (c) (d) = 3y ~e1 + 2x ~e2; over de grens van het gebied 0 x , 0 y sin x . ~ = (6y + x )~ F e1 + (y + 2x )~ e2 ; over de cirkel (x 2)2 + (y 3)2 = 4. ~ = (2x + y 2 )~ F e1 + (2x y + 3y )~ e2 ; over een willekeurige simpele kromme in het vlak ~ F waarvoor de stelling van Green geldt. 24. Gebruik de stelling van Green om de oppervlakte te bepalen van het gebied dat omsloten wordt door volgende krommen. (a) ~r(t ) = (a cos t )~e1 + (a sin t )~e2 ; (b) ~r(t ) = (a cos t )~e1 + (b sin t )~e2 ; (c) ~r(t ) = (cos3 t )~e1 + (sin3 t )~e2 ; 0 t 2 0 t 2 0 t 2 25. Welke van de volgende velden zijn conservatief? Geef een potentiaalfunctie f voor het veld F~ . 5 (d) F~ = y ~e1 + x ~e2 = y z ~e1 + x z ~e2 + x y ~e3 ~ = y sin z ~ (e) F~ = (z + y )~e1 + z ~e2 + (y + x )~e3 F e1 + x sin z ~ e2 + x y cos z ~ e3 ~ = y~ (f) F~ = (e x cos y )~e1 (e x sin y )~e2 + z ~e3 F e1 + (x + z )~ e2 y ~ e3 ~ = e y +2z ~ F e1 + (x e y +2z )~ e2 + (2x e y +2z )~ e3 y z 2 2 ~ = (ln x + sec (x + y ))~ F e1 + sec (x + y ) + 2 ~ e3 ~ e2 + 2 2 y +z y + z2 (a) F~ (b) (c) (g) (h) 26. Bepaal de lijnintegraal van het gegeven vectorveld van het punt A naar het punt B met behulp van een potentiaalfunctie. (a) 1 1e , ~ = 2 cos y ~ F e1 + 2 x sin y ~ e2 + ~ 3 y z z2 ~ e2 + (2z ln y )~ e3 , (b) F~ = 3x 2 ~e1 + y (c) = (2x ln y y z )~e1 + 1 1 x ~= ~ F e + ~ e xz y y ~ e2 (1; 1; 1), xy~ e3 , B A B 1; 2 ; 2 (1; 2; 3) (1; 2; 1), B (2; 1; 1) (1; 1; 1), B (2; 2; 2) 2y 2z 2x ~ e1 + 2 ~ e2 + 2 ~ e3 , A( 1; 1; 1), (e) F~ = 2 2 2 2 2 x +y +z x +y +z x + y2 + z2 Bepaal de lijnintegraal van het vectorveld F~ = y ~e1 + x ~e2 over de kromme (d) 27. 2 x ~ F A (0; 2; 1), A 1 y y2 z 2 z2 ~ e3 , 4 t ( )= 4 ~ r t A ; sin3 t ;0 ;t 2 B (2; 2; 2) 2 [0; 1]: 28. Veronderstel dat rf (x ; y ; z ) = 2x y z e x ~e1 + z e x ~e2 + y e x ~e3 en dat f (0; 0; 0) = 5. Bepaal dan f (1; 1; 2). 2 2 2 29. Bepaal de eenheidsnormaalvector aan het oppervlak = cos v sin u; met u 2 [0; ], v 2 [0; 2 ]. x y = sin v sin u; z = cos u; 30. Bepaal de eenheidsnormaalvector aan het oppervlak = 3 cos sin ; met 2 [0; 2 ], 2 [0; ]. x y = 2 sin sin ; ;z = cos ; 31. Gegeven een halve bol met straal 2 p met als middelpunt de oorsprong, bepaal de vergelijking van het raakvlak in het punt (1; 1; 2) door de sfeer te beschouwen als 6 (; ) = (2 cos sin ; 2 sin sin ; 2 cos ); een niveaukromme van f (x ; y ; z ) = x 2 + y 2 + z 2 ; p de graek van g (x ; y ) = 4 x 2 y 2 . (a) een oppervlak geparametriseerd door (b) (c) 32. Bepaal de oppervlakte van de eenheidsbol S die we parametriseren door ~ r : [0; 2] [0; ] ! S R3 : (; ) 7! (cos sin ; sin sin ; cos ): 33. Bepaal de oppervlakte van de torus T met straal R > 0 die we parametriseren door ~ r : [0; 2] [0; 2] ! T R3 : (; ) 7! ((R + cos ) cos ; (R + cos ) sin ; sin ): 34. Bepaal de oppervlakte van het oppervlak met parametrisatie ~ r 35. 36. : [0; 1] [0; 2] ! R3 : (r; ) 7! (r cos ; 2r cos ; ): 2 Bepaal de oppervlakte van de graek van de functie f (x ; y ) = 3 x + y met als domein [0; 1] [0; 1] Zij S het oppervlak bepaald door z = x 2 + y waar D het gebied is bepaald door 0 x 1, ZZ 1 y 1. Bepaal x dS. 3 2 3 2 S 37. Bepaal ZZ 38. Bepaal ZZ S S z 2 dS x dS waar S de eenheidsbol x 2 + y 2 + z 2 = 1 voorstelt. waar S de driehoek is met toppen (1; 0; 0); (0; 1; 0); (0; 0; 1). 39. Beschouw de helicoïde S = ~r(D) waar D = [0; 1] [0; 2 ] met parametrisatie : [0; 1] [0; 2] ! S R3 : (r; ) 7! (r cos ; r sin ; ): p dat de massadichtheid gelijk is aan m(x ; y ; z ) = 2 x 2 + y 2 . ~ r Veronderstel totale massa van het oppervlak. Bepaal de 40. Bepaal de oppervlakteintegraal van het vectorveld F~ (x ; y ; z ) = x ~e1 + y ~e2 + z ~e3 over het gebied bepaald door de intersectie van het vlak z = 12 en de cirkel x 2 + y 2 25. 41. Bepaal de oppervlakteintegraal van het vectorveld F~ (x ; y ; z ) = (x +3y 5 )~e1 +(y +10x z )~e2 + (z x y )~e3 over het gebied bepaald door x 2 + y 2 + z 2 1, z 0. 42. Zij S het gesloten oppervlak dat bestaat uit de hemisfeer x 2 + y 2 + z 2 = 1, z 0 en de ~ het elektrische veld bepaald door E ~ (x ; y ; z ) = 2x ~ x 2 + y 2 1, z = 0. Zij E e1 +2y ~ e2 +2z ~ e3 . Bepaal de elektrische ux over het oppervlak S . 7 (r F~ ) dS waar S het oppervlak is bepaald door x 2 + y 2 + 3z 2 = 1, z 0 S en F~ (x ; y ; z ) = y ~e1 x ~e2 + z x 3 y 2 ~e3 . Zij F~ = y e z ~e1 + x e z ~e2 + x y e z ~e3 . Toon dat de lijnintegraal van F~ rond een geöriënteerde 43. Bepaal 44. ZZ simpele gesloten kromme C die de grens is van een gebied S gelijk is aan 0. 45. Gebruik de stelling van Stokes om volgende lijnintegralen te bepalen (a) Z C x 2 dx + 2x dy + z 2 dz ; met C de ellips 4x 2 + y 2 = 4 in het x y -vlak die in tegenwij- zerszin doorlopen wordt. Z (b) 2y dx + 3x dy z 2 dz ; met C de cirkel x 2 + y 2 = 9 in het x y -vlak die in tegenwijC zerszin doorlopen wordt. Z y dx + x z dy + x 2 dz ; met C de grens van de driehoek x + y + z (c) C = 1 in het eerste octant dat in tegenwijzerszin doorlopen wordt. Z y 2 + z 2 dx + x 2 + y 2 dy + x 2 + y 2 dz ; met C het vierkant begrensd door de rechten (d) = 1, y = 1 in het x y -vlak dat in tegenwijzerszin doorlopen wordt. (e) y 3 dx + x 3 dy z 3 dz ; waar C de intersectiekromme is van de cilinder x 2 + y 2 = 1 C en het vlak x + y + z = 1 met een oriëntatie in tegenwijzerszin. Z (f) x 2 y 3 dx + dy + z dz ; waar C de intersectiekromme is van de cilinder x 2 + y 2 = 4 C en de hemisfeer x 2 + y 2 + z 2 = 16, z 0 met een oriëntatie in tegenwijzerszin. Beschouw het vectorveld F~ = (sin x y )~e1 + e x ~e2 y z ~e3 en de ellipsoïde S met vergelijking x 2 + y 2 + 2z 2 = 10. Bepaal ZZ (r F~ ) dS: x C Z 46. S 47. Beschouw het vectorveld F~ = y ~e1 x 2 + y 2 + z 2 = 1, z 0. Bepaal x~ e2 ZZ S 48. Beschouw het vectorveld F~ x 2 + y 2 + z 2 = 1. Bepaal + z x 3y 2~e3 en het oppervlak S met vergelijking (r F~ ) n~dA: = 2x ~e1 + y 2~e2 + z 2~e3 en de eenheidsbol S met vergelijking ZZ S ~ F dS: 49. Gebruik de stelling van Gauss om de uitwaartse ux van het vectorveld F~ te bepalen over de rand van het gebied x 2 + y 2 + z 2 1. 8 (a) F~ = x ~e1 + ~e2 + ~e3 (b) F~ = x 3~e1 + y 3~e2 + z 3~e3 50. Bepaal de uitwaartse ux van het vectorveld F~ over de rand van de eenheidskubus in het eerste octant. = x ~e1 + y ~e2 + z ~e3 ~ =~ F e1 + ~ e2 + ~ e3 ~ = x 2~ F e1 + x 2 ~ e2 + z 2 ~ e3 (a) F~ (b) (c) 51. Bepaal de uitwaartse ux van het vectorveld F~ gegeven gebieden. (a) x 2 + y 2 z (b) x 2 + y 2 z (c) 1 1 en x 0 x 2 + y 2 z 1 en x 0 9 = y ~e1 + z ~e2 + x z ~e3 over de rand van de
© Copyright 2024 ExpyDoc