Jeroen Reumers

Lies Van Rompaey
Jeroen Reumers
schreef een
Z
eester met koffie en een mandarijn
Een boterkoek met confituur
en een stukje marsepein
Een versje van Bart Peeters trekt mijn aandacht als ik de klas van meester Jeroen binnen kom. Het is
meteen ook de toepassing van één van zijn 1000 tips: “Om het technisch lezen te bevorderen, kun je
PowerPoints of Prezi’s maken met liedteksten. Door die regelmatig samen met de muziek te bekijken, gaan
leerlingen automatisch sneller en beter lezen.” Het werkt, zo vertelt Jeroen.
Je schreef een boek met 1000 tips
voor leraars. Waarom vond je zo’n
boek nodig?
Op een dag stapten we een grote
boekenwinkel binnen. Op zoek naar
wat vakliteratuur vond ik onmiddellijk heel veel boeken over autisme,
een heel rek over dyslexie, over
ADHD, over faalangst, … kortom over
alle mogelijke beperkingen. Maar ik
vond geen enkel boek dat op een duidelijke en efficiënte manier concrete
handvaten aanreikt om snel met al
die problematieken om te gaan. Ook
op het internet kwam ik zo’n boek
niet op het spoor. Dus ging ik zelf aan
de slag.
Voor alle duidelijkheid: deze tips komen niet allemaal van mezelf. Ik heb
mijn oor te luisteren gelegd bij collega’s en leraars uit het secundair onderwijs. Ik heb bijscholingen gevolgd
en met bevlogen mensen gepraat.
Ook een aantal websites hebben me
goed op weg geholpen.
Mensen houden van praktische tips.
Tegelijkertijd wek je met zo’n boek
misschien de indruk dat lesgeven realiseerbaar wordt als je de tips volgt?
Ik ben ervan overtuigd dat veel mensen in staat zijn om leerstof over te
brengen. Iedereen met een handleiding erbij kan de maaltafels wel uitleggen. De vraag is natuurlijk of je
24
BASIS 18 OKTOBER 2014 SCHOOLWIJZER
genoeg geduld hebt om dat dag na
dag na dag te doen. Of je gemotiveerd kunt blijven en of je de leerlingen wil blijven motiveren. Of je tegen
het gekwetter kunt. En of je wil blijven zoeken naar manieren om het
ook voor de moeilijkere leerling
haalbaar te houden.
Omgaan met de grote verschillen in
een klas is een van de belangrijkste
uitdagingen voor een leraar. Daarom
wil dit boek de leraar snel op weg
helpen. We hebben heel bewust heel
beperkt informatie gegeven. Als je
meer wil weten, moet je verder zoeken in gespecialiseerde literatuur.
Een van je rubrieken heet ‘Hoe houden we het haalbaar?’ Vind je dat het
onderwijs er steeds meer taken bijkrijgt die eigenlijk niet tot de kerntaak horen?
Absoluut. Er komt heel veel op ons af
en we moeten heel veel doen. Te veel
meen ik. Ik denk dat we als scholen,
maar dat is mijn persoonlijke mening, meer keuzes moeten maken.
De dag van de sportclub, de scholenloop, de Saved by the bell-actie, de
Werelddierendag, pennenzakken
voor Afrika, gedichtendag, voorleesmiddag, dikke truiendag, de herdenking van WOI … Al die dagen en acties zijn belangrijk en interessant en
mijn collega’s vinden dat ook, maar
soms denk ik: laat ons nog eens gewoon les geven.
Heb je daarnaast ook de indruk dat je
als leraar bijna een maatschappelijk
werker moet zijn?
De dagen/acties die ik hierboven
aanhaal, zijn eigenlijk dingen waar
we neen tegen kunnen zeggen. Maar
zorgdossiers, leerlingvolgsysteempapieren en andere zaken die we
moeten in orde maken, daar kunnen
we geen stop tegen zeggen. Detectie
van kindermishandeling, EHBO, verkeersopvoeding, gezonde voeding,
omgaan met armoede, het integratievraagstuk … Het komt allemaal op
onze kapstok terecht. Leraars krijgen de indruk dat ze niets meer goed
kunnen doen. Ze krijgen de tijd niet
meer om zich ten gronde in iets te
verdiepen. Dat is jammer.
Dan is een boek zoals het mijne handig omdat het de leraar snel op weg
helpt. Ik heb een faalangstig kind in
de klas; ik ga eens kijken en heel
vlug heb ik een eerste zicht op de
zaak en kan ik aan de slag. Dat kan
ook heel handig zijn als je een ouder
van antwoord moet dienen of wil laten zien hoe je het in eerste instantie
denkt aan te pakken. Zonder het hele
diepe wetenschappelijke verhaal te
kennen, zet je dan toch al de eerste
goede stappen en kan je ouders ge-
rust stellen. Want als ouders een
faalangstig kind hebben, dan weten
ze heel goed wat dat wil zeggen. Ze
zijn op internet gaan zoeken en komen af met tips of willen even testen
of je wel weet hoe je daarmee moet
omgaan. Met dit boek kan je tenminste al starten met een aanpak en iets
meer voorbereid in gesprek gaan.
Als je nu een rode draad zou moeten
zoeken in het boek, welke zou dat dan
zijn?
Structuur. Ik denk dat dat woord zeer
vaak terugkeert. Geef kinderen als­
tublieft voldoende structuur. Zeker
kinderen met een beperking. Ze gaan
dan vanzelf al een stuk beter functioneren.
Aan de andere kant vind ik het soms
gevaarlijk om te gestructureerd te
werken. Ik wil kinderen ook vrijheid
geven. Een aantal weken geleden
hebben we met ijzerdraad gewerkt in
de klas. Ik heb toen geen voorbeeld
getoond en ik heb hen niet opgelegd
wat ze moesten maken. Ik heb gezegd kijk hier heb je ijzerdraad, je
kan dat plooien, je kan dat buigen, je
kan dat rond een balpen wikkelen, …
maak nu maar eens iets dat je wil.
Structuur is heel belangrijk maar we
moeten er durven van afwijken en er
ons niet te hard in vastbijten.
Ik investeer al vele jaren in een klasblog. Hij heet ‘Tussen één en drie’
omdat we het tweede leerjaar zijn,
tussen het eerste en het derde dus.
We proberen daar bijna dagelijks een
klein tekstje en een fotootje op te zetten zodat de mensen zich altijd wat
betrokken voelen bij wat er in de klas
gebeurt. Ik vind dat heel belangrijk.
Natuurlijk moet je zo’n blog goed onderhouden. Als mensen een paar keer
komen kijken en er is niets veranderd,
dan komen ze niet meer terug.
Een ander woord dat je heel dikwijls
gebruikt is ‘communicatie’.
Een heel essentieel woord! Vooral
met ouders is het onontbeerlijk om
goed te communiceren en om hen te
laten zien wat je doet. Dat is niet evident en zeker niet altijd gemakkelijk.
Bij de tips onder de rubriek ‘Op stage!’ schrijf je: “Verwacht inzet en engagement”. Kunnen we zeggen dat leraar zijn nog steeds een roeping is,
zoals vroeger vaak werd gezegd?
Er komt hier al enkele weken een student in de klas, die een BanaBa1 aan
Tip
Geef je leerlin
gen
steeds feed b
ack over het
gemaakte hu
iswerk.
Dat zal hen
volgende keer
motiveren.
E zelsbruggetje
Nieuwe On
Zijn W it
derbroeken
Noord, Oost
, Zuid, West
.
Geef kinderen
alstublieft
voldoende structuur.
Zeker kinderen met
een beperking.
Jeroen Reumers, meer dan 20 jaar leerkracht en auteur van ‘Hoe doen leraars
dat?’: “Omgaan met de grote verschillen in een klas is een van de belangrijkste
uitdagingen voor een leraar. Ik wil met dit boek de leraar snel op weg helpen.”
BASIS 18 OKTOBER 2014 SCHOOLWIJZER
25
het volgen is. Ze komt de klas binnen
en is onmiddellijk bezig. Ze raapt iets
op dat gevallen is, ze helpt een leerling, ze staat er gewoon. Je merkt dat
ze leeft voor die job. Dat is zo belangrijk! Iemand die werk ziet, die er voor
gaat, die het echt wil aanpakken.
Ik had enkele jaren geleden een stagiair bij mij. Al van kleins af aan wilde
ze juf worden, zo had ze me al toevertrouwd. Maar de les was niet zo
goed geweest. Ik geef haar uit de losse pols een aantal aanwijzingen en
tips om zo’n les te verbeteren en ze
reageert daarop: “maar dat kost me
zoveel tijd en werk!” Mijn reactie was
toen: dan moet jij een keuze maken.
Ofwel wil je echt een goede leraar
worden, ofwel wil je het niet.
Stagiairs mogen falen, het mag hier
mis gaan, maar ze moeten het echt
proberen, ze moeten initiatief nemen,
zich engageren. Anders is dit beroep
voor hen niet de juiste keuze.
E ze l sbru
Het boek is gericht aan ‘de’ leraar. Je
betrekt af en toe wel het schoolteam
in je tips, maar wat ik eigenlijk wat
mis is het aspect van leren van elkaar.
Bij mekaar in de klas komen, mekaar
misschien ook wat evalueren …
Dat doen we ook veel te weinig hé.
Enkele jaren geleden heb ik een aantal lessen samen met mijn collega
Sofie gegeven. Automatisch pik je
dingen op en leer je van mekaar.
Heel verrijkend vind ik dat. Maar samen lesgeven of bij mekaar in de
klas komen en intensief overleggen,
dat leeft niet in het onderwijs in
Vlaanderen. Je zit in de klas met je
leerlingen en je evolueert niet omdat
je niet weet hoe je moet evolueren.
Je krijgt van niemand feedback.
Er groeit zo stilaan wel iets. We hebben een zorgcoördinator die overleg
ondersteunt, we hebben die student
BanaBa die in de klas komt en sinds
dit jaar hebben we ook weer een
g ge tje
:
Onmiddellijk
n
n twee lijke
e
n
e
d
o
twee d
de letter ‘l ’
tter ‘d’ als
Zowel de le
b b el
schrijf je du
E ze l sbru
g ge tje
n
Volgorde va
n
Jeroen REUMERS, Hoe doen leraars dat.
(En wat kan ik daar als ouder van leren?).
Met 1000 praktische tips,
Uitgeverij Van Halewyck, 2014,
168 p., 19,95 euro.
1. Een BanaBa is een bijkomende bacheloropleiding na een eerste bachelordiploma.
26
BASIS 18 OKTOBER 2014 SCHOOLWIJZER
de Romein
Je hebt verschillende testjes, afvinktestjes, evaluatieroostertjes in het
boek opgenomen. Ook een grote kennistest achteraan. Wat wil je daarmee
bereiken?
Ze zijn eigenlijk vooral belangrijk om
het boek wat luchtiger en aantrekkelijk te maken. De roostertjes zijn
leuk om eens uit te proberen en om
jezelf te testen. Het woordenschattestje hebben we zelf vaak gebruikt
voor onze dochter met dyslexie.
Het was voor mij belangrijk dat het
geen leesboek werd. Het is niet de
bedoeling dat mensen dit boek van
pagina één tot het einde in een ruk
uitlezen. Het is een werkboek. Ik
hoop dat het veel leerkrachten inspiratie zal geven! n
Tip
er Lief,
Ik V ind X avi
om Mens.
C armen, D
IV X LCDM
mentor die de zorg opneemt voor de
jonge leerkrachten. De uren die ooit
afgeschaft zijn, werden hier door de
gemeente in de vier gemeentescholen terug ingevoerd. Ik vind dat heel
belangrijk want die aanvangsbegeleiding is echt heel erg nodig. Veel
studenten in de lerarenopleiding komen vandaag uit een technische of
een beroepsgerichte opleiding in het
secundair onderwijs. Zij horen zeker
thuis in het onderwijs maar moeten
in sommige gevallen heel goed ondersteund worden.
se cijfers
Wees aandac
htig voor gevo
elens.
Geef aan dat
leerlingen
met blije, boz
e, angstige g
evoelens
bij jou terecht
ku
nnen.
Sta open!