Europees recht Europees recht Europa Instituut Leiden 1 Algemeen Aan het eind van 1990 hebben zich belangrijke gebeurtenissen voorgedaan op politiek vlak. Opmerkelijk op het gebied van de buitenlandse betrekkingen van de EG zijn de Transatlantische Verklaringen over de relaties tussen de EG en de Verenigde Staten en de relaties tussen de EG en Canada. Hierin worden beginselen van samenwerking vastgelegd, maar bovendien worden in deze verklaringen institutionele structuren geschapen voor onderlinge raadplegingen tussen de EG en EPS organen enerzijds, en de corresponderende organen in Canada en de Verenigde Staten anderzijds. Dit houdt onder andere in dat er een halfjaarlijks overleg gaat plaatsvinden tussen de staatshoofden van Canada en de VS en de Voorzitters van Commissie en Raad, tussen de ministers van buitenlandse zaken van de respectieve landen, en tussen de Commissie en de regeringen van de VS en Canada, op Kabinetsniveau. (AgenceEurope 1990, 1622 en 1663). Voorafgaand aan de Top van Rome vond een nieuw soort 'top' plaats: een gezamelijke vergadering van het Europees Parlement met de nationale parlementen (eind nov. in Rome). Centraal onderwerp van deze bijeenkomst was het democratisch gehalte binnen de Europese besluitvorming. In de Slotverklaring kwam een grote mate van consensus tot uitdrukking met betrekking tot de wenselijkheid van een Europese Politieke en Monetaire Unie. De Verklaring pleit tevens voor een initiatiefrecht van het EP en een wetgevende rol op gelijke voet met de Raad (Europa van Morgen 1990, nr. 40). De Top van Rome (14,15 december) zelfwas de formele opening van de Inter-Goevernementele Conferenties over EMU en EPU. Enkele concrete besluiten werden genomen, zoals over voedselhulp aan de Sovjet Unie ter waarde van 750 miljoen ECU, spoedhulp — medicijnen en voedsel — aan Bulgarije en Roemenië, en een tweede financiële injectie voor Hongarije (260 miljoen ECU). Voorts werd besloten om bepaalde onderwerpen te bespreken in de Inter-Gouvernementele Conferenties. Hieronder vallen onder meer een Europees Energie Handvest, een Europees burgerschap, de rol van EP en nationale parlementen en een gemeenschappelijk extern- en veiligheidsbeleid. Wat betreft de Interne Markt werd de belofte uitgesproken dat vastgehouden zal worden aan de streefdatum 1 januari 1993 (Europa van Morgen 1990, nr. 40). Een ontwerp-verdrag betreffende de EMU werd door de Commissie aan de Europese Raad voorgelegd. De conclusies van de Raad gingen vergezeld van vier bijlagen met verklaringen ten aanzien van de Golfcrisis (onverkorte uitvoering van de VN-Resoluties), het Midden-Oosten, Libanon en Zuid-Afrika. Ondertussen zijn de onderhandelingen over associatieverdragen met Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije in voorbereiding. Het parlement van Zweden heeft de regering van dat land verzocht een verzoek tot lidmaatschap in te dienen. Dit zal hoogstwaarschijnlijk nog in 1991 gebeuren. Oostenrijk heeft een dergelijk verzoek al in juli van het vorig jaar gedaan. De begroting van 1991 is goedgekeurd door het Parlement en bedraagt 18% meer dan die van 1990: 58,4 miljard ECU. De GATT-onderhandelingen over een verdere vrijmaking van de internationale handel in goederen en diensten zijn in december in Brussel vastgelopen op het landbouwdossier. De onderhandelingsronde zal vanaf 15 januari 1991 voortgezet worden. 2 Wetgeving en beleid Oost-Europa Een besluit van de Raad (90/674, Pb 1990 L 372/1) op basis van artikel 235 EEG bekrachtigt de overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Het doel van deze bank is de overgang van Centraal- KATERN38 1657 Europees recht en Oost-europese landen naar een open markteconomie te vergemakkelijken (zie ook Kamerstukken serie nr. 21 848). Milieurecht De Raad heeft richtlijnen aangenomen met overgangsmaatregelen op het gebied van het milieu in verband met de inlijving van de voormalige DDR bij de EEG (Pb 1990 L 353/59 en 79). Met name op het gebied van water- en luchtvervuiling is veel extra ruimte toegekend voor aanpassing aan de communautaire regelgeving (in bepaalde gevallen tot 1995/1996). Kartelrecht De onderneming Solvay heeft voor overtreding van artikel 85 en 86 EEG (sodakartel met ICI) een record boete van 30 miljoen ECU opgelegd gekregen (Agence Europe 1990, 5396, p. 13). De samenwerkingsovereenkomsten met betrekking tot een joint-venture voor exploitatie en verkoop van Cekacan-verpakkingen hebben een ontheffing gekregen van de Commissie (Pb. 1990 L 299/64). Er zijn al fusies aangemeld op grond van de Concentratie-verordening, zoals Renault/Volvo, AG/Amev (verzekeringen) en Cargill/Unilever. Tot nog toe is nog geen fusie (formeel) onverenigbaar verklaard. Ook de fusie Douwe Egberts/Van Nelle is inmiddels definitief goedgekeurd, zij het onder het 'oude regime'. Een geheel gerectificeerde versie van de Concentratieverordening is gepubliceerd {Pb. 1990 L 257/13). 3 Jurisprudentie Institutioneel Zaak C295190, EP/Raad In een nieuwe procedure tegen de Raad hoopt het Europees Parlement te kunnen voortborduren op het recente 'Tsjernobyl-arrest'. In die zaak (C70/88, zie ook AA Katern 36 en noot Mortelmans, AA 39 (1990) pp. 974-991) verklaarde het Hof het EP immers ontvankelijk in een vernietigingsprocedure. De nieuwe procedure loopt voor een belangrijk deel parallel aan zaak C-70/88. Bij het vaststellen van Richtlijn 90/366 (Pb L 180, 13-71990, pp. 30-31) over het verblijfsrecht van studenten koos de Raad artikel 235 EEG als grondslag. Het EP is van mening dat in plaats daarvan artikel 57 EEG genomen had moeten worden. Omdat een samenwerkingsprocedure zodoende 1658 KATERN 38 opnieuw achterwege is gebleven stelt het EP weer in zijn belangen geschaad te zijn. Uit de uitspraak van het Hof zal blijken hoever het wil gaan in het versterken van de (rechts)positie van het Parlement. Zaak C-366188, Frankrijk/Commissie, arrest van 9 oktober 1990 De reikwijdte van artikel 173 speelde ook in deze zaak een rol. Het Hof bepaalde dat ook interne ambtelijke richtlijnen van de Commissie met een vernietigingsprocedure ex artikel 173 kunnen worden aangevallen. In casu ging het om een technische instructie voor ambtenaren, belast met het toezicht op de kwaliteit van wijn. Op grond van de instructie was Frankrijk in 1988 gevraagd wijnmonsters ter beschikking te stellen. Frankrijk weigerde, en viel vervolgens de instructie zelf aan. Het Hof meende dat de instructie binnen artikel 173 viel, omdat deze — anders dan gewone instructies — rechtsgevolgen teweeg bracht. De vorm en het oorspronkelijke karakter van de bepalingen doen er dan voor het Hof niet toe (zie voor een vergelijkbaar geval zaak 8-11/66, Jur. 1967, p. 114). Zaak C-2/88, Zwartveld II, beschikking van het Hof van 6 december 1990 In het vorige Katern {Katern 37, p. 1612) is beschreven hoe de Groningse rechter-commissaris, belast met een onderzoek naar visfraude in Lau-wersoog, de Commissie verzocht om inzage in rapporten van inspecteurs en toestemming vroeg hen te verhoren. Ondanks bezwaren van de Commissie bepaalde het Hof dat de Commissie aan dit verzoek moest voldoen, tenzij het Gemeenschapsbelang zich tegen inzage van specifieke rapporten of het horen van bepaalde inspecteurs verzet. Vervolgens beriep de Commissie zich inderdaad op het Gemeenschapsbelang voor ieder van de rapporten; tevens weigerde zij om dezelfde reden haar ambtenaren te laten getuigen. In een vervolg-beschikking van 6-12-1990 gaat het Hof op de door de Commissie opgeworpen bezwaren in. Het Hof herhaalt dat de Commissie zich loyaal tegenover de nationale rechter dient op te stellen en constateert vervolgens dat de Commissie 'niets heeft aangevoerd dat aannemelijk zou maken dat aan al die belangen afbreuk gedaan wordt' wanneer het verzoek van de rechter-commissaris wordt ingewilligd. De Commissie wordt derhalve gelast alsnog aan het verzoek te voldoen. Mensenrechten Zaak C-I06/89, Marleasing, arrest van 13 november 1990 De kernvraag in deze (Spaanse) prejudiciële zaak was of horizontale direkte werking moest worden toegekend aan een bepaling van een richtlijn die niet op tijd door Spanje was geïmplementeerd. Het Hof herhaalde dat richtlijnen geen verplichtingen voor de burger in het leven kunnen roepen en daarom geen horizontale werking kunnen hebben. Volgens vaste jurisprudentie heeft de nationale rechter echter wel de verplichting nationale wetgeving richtlijnconform te interpreteren. In de onderhavige zaak sloot het Hof hierbij aan door te bepalen dat het de nationale rechter verboden is het toepasselijke nationale recht in strijd met de betreffende richtlijn te interpreteren. In dit verband is daarom wel gesproken van pseudo-horizontale werking van richtlijnen (zie Staatscourant 28 november 1990). Kartelrecht Zaak T-116/89, Prodifarma e.a.i'Commissie, arrest van 13 december 1990 (vgl. ook T-113 en 114189 en T-3190) Dit beroep van enige Nederlandse farmaceutische bedrijven en verenigingen tegen de Commissie is niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep was gericht tegen een brief van Sir Leon Brittan (Commissaris Mededinging) aan de Nederlandse Staatssecretarissen van WVC en EZ. In deze brief werd gereageerd op het zgn. 'Omni Partijen Akkoord' (OPA), een overeenkomst tot verlaging van de prijzen van geneesmiddelen bij verkoop aan apotheken. Het Gerecht van Eerste Aanleg was van oordeel dat deze brief niet aangemerkt kan worden als een voor beroep vatbare beschikking vanwege het ontbreken van bindende rechtsgevolgen. 1612-68, Ri. 68/360, Vo. 1251/70 en Ri. 64/221. In deze zaak betrof het de weigering van een verblijfsvergunning aan mevrouw Dzodzi, onderdaan van Togo en weduwe van een Belgisch onderdaan. Slechts de echtgenoot van een werknemer/onderdaan van een Lid-Staat die op het grondgebied van een andere Lid-Staat arbeid in loondienst heeft verricht heeft aanspraak op een verblijfsrecht in die betreffende Staat. Mevr. Dzodzi was met een Belg gehuwd, die alleen in België (en enige tijd in Togo) verbleef, haar kon dus zonder strijd met de EEG bepalingen een verblijfsvergunning geweigerd worden. Vrijheid van vestiging Zaak C-61189, Bouchoucha, arrest van 3 oktober 1990 Het arrest betreft de wederzijdse erkenning van diploma's. Bij gebreke van een communautaire harmonisatie maatregel op het betreffende gebied, verzet artikel 52 EEG zich er niet tegen dat een Lid-Staat een paramedische werkzaamheid, i.c. osteopathie, voorbehoudt aan de bezitters van een diploma van doctor in de geneeskunde. Zaken 271, 281 en 289190, Spanje, België respectievelijk Italië/Commissie Ook tegen de tweede Richtlijn telecommunicatie (90/388, zie vorig katern) is beroep ingesteld; ditmaal door bovengenoemde Lid-Staten. De Commissie zou onbevoegd zijn geweest om deze richtlijn uit te vaardigen op grond van artikel 90(3) EEG. Vrij verkeer van personen Gevoegde zaken C-297188 en C-197189, Dzodzi, arrest van 18 oktober 1990 Dit arrest maakt nog eens duidelijk dat in gevallen van zuiver interne situaties geen rechten ontleend kunnen worden aan de bepalingen van Vo. KATERN 38 1659
© Copyright 2024 ExpyDoc