HL Grensoverschrijdend verkeer van groene energie zal het moeten hebben van samenwerking tussen de EU lidstaten en niet van de export van nationale subsidies, zo oordeelde het HvJ EU op 1 juli jl. Daarmee kiest het voor een oplossing binnen richtlijn 2009/28, niet daarbuiten. Het arrest Ålands Vindkraft van 1 juli 2014 zal door sommigen als teleurstellend worden ervaren. De verwachtingen waren nl. hooggespannen na de conclusie van AdvocaatGeneral Bot van januari 2014. Hij had had het Hof geadviseerd om een bepaling van richtlijn 2009/28 (bevordering energie uit hernieuwbare bronnen) ongeldig te verklaren. Had het Hof de A-G gevolgd zoals het veelal doet, dan had dat vergaande consequenties gehad. Subsidies voor groene energie zouden niet alleen ten goede komen van eigen energieproducenten maar ook van buitenlandse producenten. Het Hof koos echter een andere oplossing. De achtergrond van de zaak is als volgt. Ålands Vindkraft AB is een Fins bedrijf dat het Oscar windmolenpark exploiteert, gelegen op de Ålandseilanden (Fins grondgebied maar Zweedstalig). Dit park is aangesloten op het Zweedse elektriciteitsdistributienet en levert daarmee hernieuwbare elektriciteit aan Zweden. De Zweedse toezichthouder, de Energimyndighet, had een verzoek om groenestroomcertificaten afgewezen omdat deze zijn voorbehouden aan in Zweden gelegen installaties. Ålands Vindkraft heeft vervolgens nietigverklaring geëist van deze afwijzing. Het bedrijf voert aan dat de Zweedse steunregeling in strijd is met artikel 34 VWEU (vrij verkeer van goederen) omdat de voorziening in 18% van de Zweedse stroombehoefte voorbehouden is aan groenestroomproducenten in Zweden. De Zweedse verwijzende rechter heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. In het arrest van 1 juli jl. staat centraal de evenredigheid van het argument van milieubescherming (door het gebruik van groene energie) ter rechtvaardiging van een beperking van het vrij verkeer van goederen. Indertijd was dat argument in het arrest PreussenElektra (13 maart 2001; zaak C-379/98) reden voor het Hof om een beperking van het vrij verkeer van goederen te accepteren. Toen gold echter nog de ‘oude’ elektriciteitsrichtlijn 96/92 en was richtlijn 2001/77, de voorganger van richtlijn 2009/28 nog niet eens vastgesteld. De Energiemyndighet had zich dan ook in de onderhavige zaak daarop beroepen. Anno 2014 is echter inmiddels het derde pakket aan energiemaatregelen van kracht. Niet alleen beoogt de nieuwe elektriciteitsrichtlijn 2009/72 een ‘volledig operationele interne markt voor elektriciteit’ tot stand te brengen maar ook is er richtlijn 2009/28 die o.a. beoogt de nationale elektriciteitsnetten te koppelen om daarmee de grensoverschrijdende handel in groene stroom te ontwikkelen. De A-G leidde daar uit af dat een rechtvaardiging uit milieuoverwegingen niet meer aan de orde was. Het Hof blijkt daar anders over te denken. Explicieter dan de A-G deed, beoordeelt het Hof de rechtvaardigingsrond in de sleutel van de evenredigheid van de beperking. Het Hof erkent dat het ‘legal landscape’ is veranderd sinds PreussenElektra maar het kijkt minder abstract naar de doelstellingen van de diverse energierichtlijnen en meer specifiek naar verschillende met elkaar samenhangende aspecten van richtlijn 2009/28. Die richtlijn vormde immers het primaire rechtskader van de aanhangige zaak. Uitgangspunt voor het Hof is dat richtlijn 2009/28 de territoriale beperkingen voor nationale steunregelingen toestaat. Deze regelingen zijn op Europees niveau niet geharmoniseerd. Verder is het zo dat zo gauw elektriciteit in het net zit de groene oorsprong ervan nooit kan worden aangetoond en het daarom praktisch en dus redelijk is dat alleen de productie wordt ondersteund. Ook is het zo dat EU ervoor gekozen heeft om de lasten van het nakomen van internationale verplichtingen inzake groene energie, eerlijk te verdelen over de lidstaten. De nationale overheden dienen grip te kunnen houden op het effect en de kosten van de steun maar ook het vertrouwen van de investeerders te bewaren. Juist de territoriale beperking zorgt voor de financiële effectiviteit van het systeem. Ten slotte is het zo dat richtlijn 2009/28 lidstaten de mogelijkheid bied om met elkaar samen te werken. Zij kunnen krachtens artikel 11 hun nationale steunregelingen samenvoegen. Zweden zelf had hiervan al gebruikt gemaakt door Pagina 1 van 2 HL met Noorwegen (niet lid van de EU maar wel van de Europese Economische Ruimte) dergelijke afspraken te maken. Het Hof komt daarom tot het oordeel dat een territoriale beperking wel evenredig is. Het Hof kijkt vervolgens volledigheidshalve of het Zweedse systeem om andere redenen (nl. redenen die betrekking hebben op de markt en de mededinging) onevenredig zou kunnen zijn. Dat is evenmin het geval. De steunregeling is zo opgezet dat de extra kosten van de productie van groene stroom gedragen worden door de markt en de quotumverplichting heeft een duidelijk stimulerend effect op de productie. Ook lijkt er in Zweden een effectief functionerende markt voor certificaten te bestaan en is het feit dat producenten van groene stroom zowel elektriciteit als certificaten mogen verkopen aan quotumplichtige leveranciers en verbruikers juist een stimulans om de productie te verhogen. Sommigen waren verrast door dit arrest maar wat verrassend was meer de conclusie van de A-G indertijd. De A-G adviseerde het Hof een Richtlijnbepaling ongeldig te verklaren (vergaand) en om dat te doen in een prejudiciële procedure (verdergaand). Het ongeldig verklaren van Richtlijnbepalingen gebeurt zelden in een prejudiciële procedure. En de Zweedse verwijzende vroeg helemaal niet om een ongeldigverklaring, alleen om uitleg van een richtlijnbepaling en een Verdragsartikel. Wanneer een richtlijn(bepaling) ongeldig wordt verklaard, gebeurt dat meestal in een rechtstreeks beroep ingesteld door een lidstaat of een EU instelling maar ook dan niet vaak. Toegegeven, de A-G had prachtige juridische argumenten die tegemoet kwamen aan de wensen van de voorstanders van, kort gezegd, de vergroening van het energiebeleid. Na een dergelijke conclusie waren de verwachtingen hooggespannen. Het Hof koos echter voor een oplossing binnen de richtlijn (nl. de gezamenlijke steunregelingen van artikel 11) en niet daarbuiten. Kind en badwater zijn gespaard gebleven. mr Johan van Haersolte Haersolte Legal juli 2014 Arrest Ålands Vindkraft, 1 juli 2014, C-573/12, ECLI:EU:C:2014:2037 Voor de Nederlandse context van deze zaak wordt verwezen naar het commentaar van Erik van der Steen (advocaat bij HYS Legal) http://hyslegal.com/nieuws-items/ Nauw verwant aan de onderhavige zaak zijn gevoegde zaken C-204/12 t/m C-208/12 (Essent Belgium). Ook wordt gewezen op zaak C-66/13 (Green Network). Pagina 2 van 2
© Copyright 2024 ExpyDoc