Rondetafelgesprek TK wetsvoorstellen eigen

Tweede Kamer
Vaste commissie voor Veiligheid en
Justitie
bezoekadres
Kneuterdijk 1
2514 EM Den Haag
correspondentieadres
Postbus 90613
2509 LP Den Haag
datum
contactpersoon
e-mail
onderwerp
15 december 2014
mr. R.H. Kroon
[email protected]
Rondetafelgesprek wetsvoorstellen eigen bijdrage veroordeelden
en gedetineerden 18 12 2014
t (070) 361 97 23
f (070) 361 97 15
www.rechtspraak.nl
De Raad voor de rechtspraak (de “Raad”) dankt de Vaste commissie voor Veiligheid en Justitie
voor de uitnodiging voor dit rondetafelgesprek.
Aanleiding
Aanleiding voor dit rondetafelgesprek is de indiening bij de Tweede Kamer van de wetsvoorstellen tot
wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan
de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (Kamerstuk 34 067) en tot wijziging van de
Penitentiaire beginselenwet en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage voor verblijf in een
justitiële inrichting (Kamerstuk 34 068).
Wetsvoorstellen
Het kabinet vindt het – volgens de toelichting op de wetsvoorstellen – niet vanzelfsprekend dat kosten
voor strafvorderlijk optreden, slachtofferzorg en tenuitvoerlegging van straffen alleen of in hoofdzaak
door de samenleving worden gedragen. Veroordeelden hebben de wet overtreden en een straf gekregen.
Zij hebben optreden van de overheid uitgelokt en worden daarvoor verantwoordelijk gehouden.
Vanwege de hoge kosten, wordt de dader geacht bij te dragen. Het kabinet is zich er tegelijkertijd van
bewust dat de inning daarvan, gelet op de bijzondere doelgroep, specifieke problemen kan meebrengen.
Daarmee is volgens het kabinet rekening gehouden middels het creëren van mogelijkheden voor
betalingsregelingen, uitstel van betaling en kwijtschelding in het kader van schuldsanering.
Standpunt Raad
De wetsvoorstellen berusten op een politieke keuze waarin de Raad niet kan en wil treden. Dat neemt
niet weg dat vanuit het perspectief van de Rechtspraak enkele opmerkingen zijn te maken. Deze zijn
opgenomen in het eerdere advies van de Raad.1
Van belang is allereerst vast te stellen dat de doelgroep waar het hier om gaat gemiddeld financieel niet
ruim in zijn jas zit. Het is dan ook de vraag in hoeverre de te verwachten daadwerkelijk te innen
bijdragen opwegen tegen de kosten die met het innen daarvan gemoeid gaan. Verder is van belang op te
merken dat de eigen bijdragen weliswaar niet als (extra) straf bedoeld zijn, maar dat deze wel als
zodanig kunnen worden ervaren. In elk geval zijn deze een direct gevolg van een strafzaak en komen
1
Advies van de Raad van 21 maart 2014, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer 2014/16.
datum
pagina
10 december 2014
2 van 2
deze bovenop de door de rechter opgelegde straf. Opmerkelijk is echter dat de vaststelling van die
bijdragen buiten de rechter om plaatsvindt, en dat feiten en omstandigheden die tot matiging aanleiding
zouden kunnen geven, zoals de draagkracht van de veroordeelde, diens resocialisatieperspectief en de
ernst van het delict, pas in de inningsfase aan de orde kunnen komen. In deze fase staat volgens de
toelichting na een bezwaarprocedure de gang naar de bestuursrechter open tegen de verkeerd
vastgestelde bijdrage, de beslissing om geen betalingsregeling te treffen of geen uitstel van betaling te
verlenen.
Als de wetsvoorstellen in hun huidige vorm gehandhaafd worden, ontstaat dan ook de nieuwe situatie
dat bij de rechterlijke uitspraak waarmee een sanctie wordt opgelegd, niet alle mogelijke financiële
consequenties van die uitspraak in de uitspraak zelf staan. Hierdoor is het op dat moment voor een
veroordeelde niet duidelijk wat hem daadwerkelijk boven het hoofd hangt. Tevens roept dit de vraag op
in hoeverre de rechter bij de sanctieoplegging al rekening gaat houden met een eventuele eigen bijdrage
die later van de veroordeelde zal worden gevraagd, ook al is dit, in termen van de wetgever, “geenszins
de bedoeling”.2 Hier kan een parallel worden getrokken met de kosten die deelnemers aan het
(bestuursrechtelijke) alcoholslotprogramma verschuldigd zijn. De strafrechter pleegt in de praktijk bij
de strafoplegging ook met die kosten rekening te houden.
Conclusie
Door de voorgestelde constructie wordt in de eerste plaats onzekerheid geschapen. Onzekerheid voor de
veroordeelde over de totale financiële consequenties van de veroordeling. Onzekerheid voor de
samenleving over de gevolgen van de eigen bijdragen voor de straftoemeting. In de tweede plaats wordt
hiermee een omslachtig systeem geschapen doordat maatwerk pas aan de achterkant mogelijk wordt
middels betalingsregelingen en eventueel schuldsanering, met alle aanvullende procedurele
mogelijkheden van dien.
Het belangrijkste advies van de Raad is dan ook om de rechter bij de strafoplegging ook te laten
oordelen over de eigen bijdragen, waardoor aspecten als de draagkracht van een veroordeelde en de
ernst van het vergrijp van begin af aan kunnen worden meegewogen. Zo kan een strafrechter een
transparante belangenafweging maken en is direct bij de uitspraak van de rechter duidelijk wat de
consequenties daarvan zijn. Bovendien lijkt deze constructie efficiënter dan het maatwerk achteraf pas
te leveren.
Mr. F.C. Bakker
Voorzitter
2
MvT bij wetsvoorstel 34 067, par. 6.5, laatste alinea.