Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Tweede Kamer

Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Tweede Kamer
517
VRAGEN
door de leden der Kamer gesteld overeenkomstig artikel 107
van het Reglement van Orde, en de daarop door de Regering
schriftelijk gegeven antwoorden
255.
VRAGEN van de heren Van Bennekom (A.R.P)
en Schuring (C.H.U.) in verband met bezwaren in
onderwijskringen tegen bepaalde suggesties, gedaan
in het interim rapport van de commissie-Drewes,
met betrekking tot de lerarenopleiding. (Ingezonden 5 mei 1967.)
1. Is het de bewindslieden bekend, dat zowel bij alle lerarenorganisaties als in kringen van het universitaire onderwijs overwegende bezwaren bestaan tegen verschillende suggesties uit
het interim-rapport van de commissie-Drewes met betrekking
tot de lerarenopleiding?
2. Heeft de bedoelde commissie-Drewes aan de verschiL
lende vakgroepen verzocht te willen medewerken aan een
nadere uitwerking van de plannen, met de beperking, dat aan
de opzet van deze plannen niet getornd zou mogen worden?
3. Achten de bewindslieden de in vraag 2 bedoelde werkwijze bevorderlijk voor het tot stand komen van een regeling,
die ook door de allereerst betrokkenen kan worden aanvaard,
en zijn zij van mening, dat aan het „gemeen overleg" op deze
wijze voldoende recht wordt gedaan?
4. Zijn de bewindslieden, gelet op de vorenbedoelde bezwaren, bereid te bevorderen, dat met de lerarenorganisaties in
nader overleg wordt getreden en de Kamer te zijner tijd het
resultaat van dit overleg mede te delen?
ANTWOORD van de heer Veringa, Minister van Onderwijs
en Wetenschappen, mede namens de heer Grosheide, Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen. (Ingezonden 28
juni 1967.) (Zie ook Aanhangsel Tweede Kamer, zitting 1967,
blz. 357.)
1. Het is de ondergetekenden bekend, dat de Raad van Leraren in „Kritische beschouwing" van het Interimrapport van
de Commissie Opleiding Leraren „tot de conclusie is gekomen,
dat realisering van de hierin neergelegde gedachten een ontoelaatbare devaluatie van ons onderwijs ten gevolge zou hebben.". Mede op grond van de door de raad uitgebrachte kritiek
heeft een aantal verenigingen van leraren bij het v.h.m.o. geen
gevolg willen geven aan de uitnodiging tot medewerking in
programmacommissies, die de Commissie Opleiding Leraren
voornemens is in te stellen. Een ander bezwaar achtten sommige verenigingen hierin gelegen, dat de commissie de medewerking heeft gevraagd op basis van het door haar ontworpen
tijdschema. Eén vereniging heeft een reden tot weigering van
medewerking hierin gezien, dat de commissie geen einddiploma van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs eiste
als vooropleiding voor een leraar aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk of hoger algemeen vormend onderwijs, hoewel deze vereniging aanvankelijk bereid was medewerking te verlenen.
Voorts was één der verenigingen van mening, dat de samenstelling van een programma voor het vak harer leden niet behoort tot de competentie van leraren, maar slechts kan worden
toevertrouwd aan hoogleraren. Deze vereniging opperde, naast
Buitengewone Zitting 1967 Aanhangsel
andere bezwaren, ook het bezwaar, dat de Commissie Opleiding
Leraren voor h.a.v.o.-abituriënten een te gemakkelijke toegang
tot de bevoegdheid van de eerste graad had geprojecteerd.
Het aantal verenigingen van leraren bij het v.h.m.o. dat wel
medewerking heeft toegezegd is groter dan het aantal dat deze
heeft geweigerd.
•De uitgenodigde verenigingen van leraren bij de verschillende takken van het nijverheidsonderwijs en het ulo-onderwijs
hebben de ge\ raagde medewerking toegezegd.
De faculteit der letteren van de Rijksuniversiteit te Groningen en die der Rijksuniversiteit te Utrecht hebben zich uitgesproken tegen de gedachten van het interimrapport. Andere
reacties uit de kringen van het universitair onderwijs zijn de
ondergetekenden niet bekend. Het rapport Lerarenopleiding
van de Nederlandse Studentenraad is niet in de eerste plaats
een reactie op het interimrapport.
2. De Commissie Opleiding Leraren heeft in haar uitnodiging o.m. geschreven, dat zij „meent op de programmacommissies het beroep te moeten doen de richtlijnen, neergelegd
in het interimrapport, als basis voor hun arbeid te accepteren".
Zij heeft dat beroep als volgt gemotiveerd: „zouden de studieduur van de akten van bekwaamheid van de eerste, tweede en
derde graad en het driegradenstelsel zelf ter discussie worden
gebracht in elke programmacommissie afzonderlijk, dan staat
geenszins vast, dat de programmacommissies over de verschillende ter discussie gebrachte punten tot een en dezelfde conclusie zouden komen. Dit impliceert, dat dan de gehele structuur van de opleiding opnieuw in discussie zou komen."
3. De ondergetekenden menen, dat de commissie er terecht
van is uitgegaan, dat de door haar verrichte arbeid en het door
haar ontworpen schema, voor zover het de duur van de opleiding betreft, als uitgangspunt is gekozen van de studies inzake
de programma's.
Zonder dit uitgangspunt zou de programmacommissies geen
enkel houvast zijn geboden. De vereiste vooropleiding en de
duur van de opleiding zijn door de commissie in een tweetal
vergaderingen met vertegenwoordigers van de lerarenorganisaties besproken. Aan deze besprekingen hebben eveneens vertegenwoordigers van de gesubsidieerde opleidingsinstituten
voor de middelbare akten deelgenomen.
De ondergetekenden wijzen erop, dat de meerderheid dergenen, die de allereerst betrokkenen zijn, bereid is aan het
ontwerpen van programma's mede te werken.
4. De Commissie Opleiding Leraren beschouwt het overleg
met bepaalde lerarenorganisaties geenszins als afgesloten. Deze
zienswijze is eveneens door één der verenigingen tot uiting
gebracht.
De publikatie van het interimrapport heeft beantwoord aan
de verwachting, die de toenmalige Minister van Onderwijs en
Wetenschappen heeft uitgesproken in zijn inleidend woord bij
de uitgave ervan: het heeft bijgedragen tot de meningsvorming
omtrent het daarin behandelde vraagstuk. De commissie bestudeert thans de verschillende reacties op haar interimrapport en
zal haar standpunt hiertegenover bepalen.
Het komt de ondergetekenden voorlopig gewenst voor,
hierop te wachten.
TWEEDE KAMER
r/cP