verplichte taalscreening en extra uren Neder - vvkso

Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING
referentienr.
datum
gewijzigd
contact
: M-VVKSO-2014-022
: 2014-03-31
:—
: Dienst Leren en Onderwijzen - [email protected]
Dominiek Desmet - [email protected], 02 507 07 33
Marleen Lippens - [email protected], 02 507 06 28
Janwillem Ravyst - [email protected], 02 507 07 96 (voor reglementaire vragen)
Taalbeleid en regelgeving: verplichte taalscreening en extra uren Nederlands1
Een brede kijk in functie van taalbeleid
0
Aanleiding
Secundaire scholen, evenals de lagere scholen, moeten vanaf 1 september 2014 alle leerlingen die voor het
eerst instromen verplicht screenen op hun taalvaardigheid. Schoolteams zullen moeten nadenken over hun aanpak voor de ‘taalscreening’ zelf en over wat er daarna op de school moet gebeuren, welke acties in functie van
hun taalvaardigheidsonderwijs ondernomen kunnen/moeten worden. Een uitdaging en een opdracht!
‘Taalvaardigheidsonderwijs staat voor alle inspanningen die een schoolteam doorheen haar onderwijscurriculum
neemt om de taalvaardigheid van haar leerlingen te verhogen. Die inspanningen zijn niet beperkt tot het vak
2
taal.’
1
Inleiding en situering
Ons onderwijs wil alle leerlingen een brede vorming bieden. Dat onderwijs wordt vooral talig gebracht. Een goe3
de beheersing van de onderwijstaal is essentieel voor de leerprestaties. Daarom is het belangrijk om een goed
zicht te krijgen op de taalontwikkeling van de leerlingen en om die taalontwikkeling breed in kaart te brengen.
Het schoolteam krijgt in de eerste weken van het schooljaar via observaties en allerlei lesopdrachten al een brede kijk op de taalvaardigheid van de leerlingen. Scholen verzamelen ook heel wat informatie over de beginsituatie van nieuwe leerlingen bij de inschrijving of intake via de leerling zelf of zijn ouders. Vanuit het basisonderwijs
kan ook aanvullende informatie bekomen worden.
Die veelheid aan informatie zal vanaf 1 september 2014 aangevuld moeten worden met gegevens uit een verplichte taalscreening. Het is belangrijk dat de school verder breed blijft kijken naar die leerlingen en zich niet
focust op één screeningsmoment en/of taaltoets.
1
2
3
Er verschijnt een aparte Mededeling over CLIL.
http://www.cteno.be/gok/iframe/opstart_taalbeleid_basis.pdf
De onderwijstaal is in Vlaanderen het Standaardnederlands. (www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2011/doc/talennota_2011.pdf)
2
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
Scholen kaderen het werken aan die onderwijstaal en aan de taalontwikkeling van de leerlingen binnen hun
taalbeleid. Taalbeleid wordt gezien als ‘een structurele en strategische poging van scholen om het onderwijs te
4
laten aansluiten bij de taalbehoeften van de leerlingen om zo hun onderwijsresultaten te verhogen’ . Scholen
zullen dus hun visie en onderwijspraktijk afstemmen op hun leerlingen, doorheen alle graden, en afstemmen op
hun specifieke onderwijscontext. Een taalbeleid is deel van een integraal schoolbeleid en zal met andere aspec5
ten zoals het evaluatiebeleid, het zorgbeleid , het inschrijvingsbeleid … duidelijke verbanden vertonen.
Deze Mededeling wil schoolteams ondersteunen bij het opnemen van de maatregelen in verband met het in
kaart brengen van de taalbeheersingsniveaus van de nieuwe leerlingen in het secundair onderwijs en de opvolging ervan. De visie op die taalmaatregelen en hoe ermee omgaan, is ontwikkeld in samenwerking met het basisonderwijs (VVKBaO).
2
Regelgeving: in de codex secundair onderwijs6
2.1
Verplichte taalscreening
In de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2009-2014 ‘Samen grenzen verleggen voor elk talent’ kondigde de
Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Pascal Smet, aan dat hij de wenselijkheid wilde nagaan van het
gebruik van taaltoetsen als instrument voor scholen om een goed overzicht te krijgen over het taalbeheersingsniveau van hun leerlingen. Ondertussen is taalscreening in de regelgeving vastgelegd met ingang van 1 september 2014.
In de codex wordt een artikel 256/11 ingevoegd, dat luidt als volgt:
« Art. 256/11. Voor elke leerling die voor het eerst in het voltijds gewoon secundair onderwijs instroomt, voert de
school een verplichte screening uit die nagaat wat het niveau van de leerling inzake de onderwijstaal is. Deze
screening kan nooit voor de inschrijving van de leerling uitgevoerd worden en gebeurt met een valide en betrouwbaar screeningsinstrument.
Indien de resultaten van deze screening daar aanleiding toe geven, treft de school maatregelen die aansluiten
bij de beginsituatie en de specifieke noden van de betrokken leerling inzake de onderwijstaal. » .
De verplichte taalscreening is in geen geval een toelatingsvoorwaarde. Voor leerlingen die zich inschrijven in het
secundair onderwijs kan de screening dus niet voor de inschrijving gebeuren.
Nadat er een goede analyse gemaakt is en er een duidelijk zicht is op het beheersingsniveau van de onderwijstaal van de leerlingen, moet een school zich afvragen of er nood is aan maatregelen.
2.2
Extra taallessen Nederlands
Als een van de mogelijke maatregelen kan een schoolbestuur ervoor kiezen om maximaal drie uren extra taallessen Nederlands per week, bovenop het leerprogramma in te richten.
4
Teunissen, F. (1992). Werken aan taalbeleid. Den Bosch: KPC-groep
5
Onder zorgbeleid nemen we ook gok-beleid mee. Zie ook M-VVKSO-2012-028 over ‘ Visie op zorg voor de leerlingen in het secundair
onderwijs’ (gewijzigd)
6
Het VSKO-standpunt in verband met deze regelgeving is gecommuniceerd in de Flits van 26 april 2013: zie protocol van niet-akkoord.
3
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
In de codex wordt een artikel 136/4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
« Art. 136/4. § 1. Een schoolbestuur kan voor leerlingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs die door een
onvoldoende kennis van de onderwijstaal niet in staat zijn om de lessen in voldoende mate te volgen en al of
niet uit het onthaalonderwijs, vermeld in artikel 135, komen, tot maximaal drie uren extra taallessen Nederlands
per week organiseren. Deze extra taallessen Nederlands komen bovenop het leerprogramma van het structuuronderdeel waarin de leerling is ingeschreven en beogen de taalachterstand op een zo kort mogelijke termijn weg
te werken.
De toelatingsklassenraad of de begeleidende klassenraad, al naargelang het geval, beslist om een leerling te
verplichten tot maximaal drie uren extra taallessen Nederlands per week. In afwijking op de geldende regelgeving is die klassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, ten minste samengesteld uit de leraars
belast met de basisvorming.
§ 2. Voor de leerlingen die verplicht worden tot maximaal drie uren extra taallessen Nederlands per week voorziet de school in een doelgericht aanbod. De school kan dat aanbod zelf organiseren of daarvoor samenwerken
met andere scholen waarbij leerlingen van verschillende scholen kunnen worden samengebracht.
De duur van de extra taallessen Nederlands tijdens een schooljaar is afhankelijk van de evaluatie door de begeleidende klassenraad van de studievoortgang van de betrokken leerling.
§ 3. De Vlaamse Regering kan verdere voorwaarden bepalen waaronder leerlingen de extra taallessen Nederlands, vermeld in paragraaf 1, moeten volgen alsook verdere voorwaarden voor de praktische organisatie van
deze extra taallessen. » .
3
Visie
Het proces is belangrijk
Het behoort intrinsiek tot de opdracht van elke leraar en de school om een zicht te krijgen op de beginsituatie
van elke leerling, en in het bijzonder op de kennis van de onderwijstaal Nederlands. Dat is een essentieel deel
van het didactisch proces. Tijdens de dagelijkse lespraktijk vormen alle vakleraren zichzelf in de loop van de
maand september al een beeld van de taalprestaties van de leerlingen. Dat gebeurt vandaag ook al via onder
andere observaties, taken, werkstukken, gesprekken, leesopdrachten, opzoektaken, beginsituatieanalysetoetsen … Elke leraar kan vaststellen in hoeverre de taalleerbehoeften de onderwijsresultaten beïnvloeden en de bevindingen daarover komen tijdens een portretterende klassenraad aan bod. Een screening kan
bijkomende informatie verschaffen.
Vóór een team de taalvaardigheid van de leerlingen screent, zal het zich over een aantal aspecten moeten buigen zoals:
- hoe, waarom en waartoe screenen,
- het communiceren over de resultaten: tijdens een klassenraad, met de leerling en zijn ouders;
- het opstellen van een actieplan om de resultaten op te volgen;
- (hoe) kunnen we zicht krijgen op het effect van de genomen acties …
Daartoe zal het schoolteam een aantal stappen doorlopen, keuzes maken en beslissingen nemen die in het
taalbeleid van de school ingebed worden. Als het nodig blijkt, zal het team de ontwikkelde visie op taalbeleid in
vraag stellen, bijsturen en eventueel een vernieuwde visie opstellen. Het in kaart brengen van de beheersing
van de onderwijstaal bij de nieuwe leerlingen is een aspect dat in de taalbeleidsvisie van de school opgenomen
wordt en waarbij het team nadenkt, overlegt en beslissingen neemt over een mogelijke aanpak.
De screening wordt het best eind september afgenomen. De meeste leerlingen hebben dan de aanpassing aan
de werking van het secundair onderwijs al achter de rug zodat de nieuwe, onwennige situatie de testresultaten
van de leerlingen al minder beïnvloedt.
4
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
Neem echter als school voldoende tijd voor de verschillende stappen zowel op school-, leraar- en leerlingenniveau. Gun het team de tijd om te groeien in het in kaart brengen van de taalvaardigheden en de taalontwikkeling
van de leerlingen, voor het opnemen van mogelijke acties, om zich te professionaliseren in die aspecten waar
dat nodig blijkt, om met elkaar ervaringen en expertise te delen.
4
Informatie over de taalontwikkeling en de taalbeheersing
Scholen en leraren verkrijgen via allerlei wegen gegevens over de taalvaardigheid van hun leerlingen en dit vanaf de eerste schooldag. Het samen leggen van die gevarieerde informatie en de bespreking ervan tijdens de
klassenraad staan garant voor een brede kijk op de taalvaardigheid van de leerlingen en het uittekenen van
taalbeleidsmaatregelen die aansluiten bij de beginsituatie en de specifieke noden van de betrokken leerlingen.
4.1
Informatie uit het secundair onderwijs
4.1.1
Informatie via screenen en toetsen
De leraar Nederlands krijgt al snel via een zelfstandige leesopdracht, een schrijftaak, een toets taalbeschouwing,
een spreek- en luisteropdracht een zicht op de taalprestaties van de leerlingen. Ook andere leraren geven in hun
vakken opdrachten waarbij de leerlingen taalvaardigheden inzetten: een leesopdracht geschiedenis, een schema maken bij natuurwetenschappen, vertellen over de stad of streek waarin hij woont bij aardrijkskunde, een
spel uitleggen tijdens de les lichamelijke opvoeding …
Scholen zullen ook verplicht een taalscreening uitvoeren met een valide en betrouwbaar screeningsinstrument.
Aansluitend bij de brede kijk, kan die verplichte screening zinvol worden als ze gegevens oplevert die onvoldoende duidelijk blijken uit de andere taalevaluatiegegevens.
In opdracht van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming ontwikkelden het Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven) en het Steunpunt voor Diversiteit en Leren (U Gent) een Toolkit Competenties Nederlands
Breed Evalueren. Die Toolkit is ontwikkeld om leraren te ondersteunen bij het breed in kaart brengen van de
‘competenties’ Nederlands van leerlingen doorheen het secundair onderwijs. De Toolkit omvat naast beschrijvende fiches van evaluatie-instrumenten ook scenario’s om mee aan de slag te gaan, een raamwerk met de
eindtermen Nederlands en een kader waarin die eindtermen gelinkt worden aan bestaande evaluatieinstrumenten. In die zin formuleert de toolkit ook een visie op evalueren die niet noodzakelijk in het verlengde ligt
van het evaluatiebeleid van de school.
De Toolkit is gratis te downloaden via www.ond.vlaanderen.be/toetsenvoorscholen. Op de Toolkit wordt verder
ingegaan in punt 5 van deze Mededeling.
4.1.2
Informatie via observaties en reflectiegesprek
De opdrachten die de leraren Nederlands en de vakleraren de eerste weken organiseren, bieden kansen om
(enkele) leerlingen gericht te observeren hoe ze de verschillende (taal)taken aanpakken. Leraren kunnen daarvoor een observatiewijzer gebruiken en kunnen tijdens een klassenraad gegevens over de minder toetsbare
doelen via een uniforme observatiewijzer met elkaar delen.
Het VVKBaO en het VVKSO werkten samen een model om te observeren uit. (Bijlage 1)
Als ook de leraren van het zesde leerjaar in de naburige scholen hetzelfde observatie-instrument gebruiken voor
bijvoorbeeld leerlingen die voor taal meer ondersteuning nodig hebben, dan geeft dit extra mogelijkheden bij een
eventueel overleg tussen basis- en secundair onderwijs. Sommige delen van de observatie worden maar duidelijk als de leerling zijn werkwijze kan toelichten in een nagesprek.
5
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
4.1.3
Informatie via de leerling
De leerling kan zelf, soms met ondersteuning en als hij voldoende gemotiveerd is, heel wat informatie verstrekken over zijn taalontwikkeling, over zijn ‘liefde’ voor de taal, over zijn attitudes bij taaltaken … De meeste leerlingen kunnen op die leeftijd in een veilige en positieve omgeving aangeven wat ze wel en minder goed kunnen,
wat ze wel en minder graag doen, waarvoor ze meer of minder gemotiveerd zijn. Dat kan tijdens een intakegesprek, maar even goed tijdens een onthaalweek of eerste persoonlijk gesprek met de leraar Nederlands of de
klassenleraar. De school kan dat gesprek ondersteunen door met de leerling een taalcompetentieprofiel op te
stellen, dat zaken in kaart brengt die je niet terugvindt in rapporten of observaties of toetsen bijvoorbeeld. Dat
profiel kan ook gebruikt worden in het nagesprek na de observatie. (Bijlage 2)
4.2
Gegevens uit het basisonderwijs: overgang basis – secundair
Het bezit van een getuigschrift basisonderwijs en een goed gedocumenteerd overgangsdossier kan de leraren
veel informatie verschaffen over de kennis van het Nederlands bij de leerlingen die starten in het secundair onderwijs. Bij de overgang naar het secundair onderwijs is er een schat aan gegevens over de taalontwikkeling
voor handen vanuit het basisonderwijs of vanuit het onthaalonderwijs: er zijn rapporten, toetsen en eindtoetsen,
leerlingvolgsystemen en leerlingendossiers, basofiches, portfolio, en ook observaties, werkwijzen, aanpak van
individuele leerlingen … ter beschikking.
De overdracht van die gegevens gebeurt via de leerling zelf of wordt met de ouders besproken bij een intake of
oudercontact of er kan een overleg met het basisonderwijs geregeld worden. Bij die infoverzameling staat het
belang van de leerling centraal.
Leerlingengegevens zullen bij de overgang naar de secundaire school overgedragen worden vanuit het basisonderwijs en dit in het belang van de leerling. Dat biedt ook de mogelijkheid om een stand van zaken op te maken in het kader van de taalontwikkeling van de leerling. Sommige leerlingen, zo niet alle leerlingen, zouden
gebaat zijn bij een overdracht van hun taalprofiel, om onderwijs op maat te kunnen aanbieden. Die werkwijze
wordt op veel scholen toegepast via de basowerking. Op welke wijze kunnen lagere en secundaire school een
brug slaan tussen elkaar, wat betreft de taalontwikkeling van de leerlingen? Welke gegevens over de taalontwikkeling zijn nuttig en voor handen? (Bijlage 2 en 3)
4.2.1
Welke informatie is van belang en hoe wordt die doorgegeven?
Wie met de (taal)ontwikkeling en de onderwijsresultaten van de leerlingen begaan is, wil gegevens daaromtrent
overbrengen aan collega’s van het volgende niveau of van een ander vak opdat ze hun leerlingen (verder) goed
zouden kunnen begeleiden. Welke gegevens zijn er nodig om de taalvaardigheid van een leerling in kaart te
brengen en hoe zorgen we voor de overdracht? Kan het via een warme overdracht en welke bronnen zijn er al
ter beschikking om breed naar een leerling te kijken, om te werken met een brede evaluatie?
Bij elk document en bij alle informatie is het telkens de vraag of een team daardoor meer zicht krijgt op de taalvaardigheid van de leerling en of dit echt gebeurt in het belang van de taalontwikkeling van de leerling. Een brede kijk op taalontwikkeling brengt talenten en tekorten in kaart, en geeft een zicht op andere en even belangrijke
competenties zoals zelfsturende competenties, relationele competenties, leercompetenties.
Om de aanpak voor alle leerlingen op elkaar af te stemmen is het vanuit preventief oogpunt aan te bevelen in
het mate van het mogelijke een basowerking op te zetten zodat basis- en secundaire scholen op geregelde basis overleg kunnen hebben over de aanpak van een bepaald vak of leerdomein, de materialen die ingezet worden, de aanpak voor leerlingen met nood aan extra ondersteuning taal, de evaluatie …
6
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
4.2.2
Informatie over taalontwikkeling via de ouders aan de hand van basofiche en rapport
De secundaire school kan via het eindrapport van de lagere school een zicht krijgen op de resultaten voor het
leergebied Nederlands. Daarin krijgt ze via codes, cijfers of tekst een eerste zicht op de leerprestaties van de
leerling. De basisscholen raden de ouders aan om tijdens het inschrijvingsgesprek of intakegesprek of tijdens
een eerste overleg in het nieuwe schooljaar een kopie van het rapport aan de nieuwe school over te maken.
In de tweede plaats kan de school via de basofiche meer informatie krijgen over de taalontwikkeling van de leerling. Daarin kunnen bijkomende essentiële gegevens staan - wat betreft de taalontwikkeling voor bijvoorbeeld
leerlingen met specifieke taalbehoeften - die niet op het rapport terug te vinden zijn. Basisscholen raden de ouders aan de basofiche ter sprake te brengen tijdens een overleg met de nieuwe school.
4.3
Aanvullende informatie via niveauoverstijgend overleg op basis van evaluatiegegevens
Als uit de overdracht van de gegevens, de observatie, de eigen beginsituatie-analyse en de screening blijkt dat
de school nog meer informatie nodig heeft, kan ze wanneer het haalbaar is, samen met of in samenspraak met
de ouders, in gesprek gaan met de basisschool over een specifieke leerling. In dat overleg kunnen bijkomende
leerlingengegevens uitgewisseld worden of kan de aanpak van de lagere school besproken worden.
4.3.1
Informatie over toetsen, werkstukken, leerlingvolgsysteem (LVS) …
De lagere school heeft, tot op 31 augustus van het schooljaar dat volgt, een dossier waarin bijkomende leerlingengegevens verwerkt kunnen zijn: leerlingvolgsystemen, MDO-afspraken (Multi-Disciplinair Overleg),
schooloverstijgende toetsen zoals interdiocesane proeven (IDP), observaties … Die kunnen eventueel het taalprofiel van de leerling aanvullen.
4.3.2
Informatie via een gemeenschappelijk observatieformulier
Zowel in het secundair als in het basisonderwijs kunnen leraren op geregelde tijdstippen de leerlingen met specifieke taalbehoeften doelgericht observeren. Daarmee kunnen ze zaken op het spoor komen voor de aanpak van
een minder goed schrijvende, lezende, sprekende of luisterende leerling. Die gegevens kunnen via een gemeenschappelijk observatieformulier met het ander onderwijsniveau gemakkelijk besproken en gedeeld worden
tijdens een overleg, indien nodig. (Bijlage 1)
4.4
Informatie uit het onthaalonderwijs: overgang van OKAN naar het reguliere onderwijs
Scholen die een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers organiseren, maken voor elke leerling een individueel leertraject op en geven aan de vervolgschool een doorstroomdossier door. Dat dossier bundelt de beginsituatie, waarbij o.a. melding wordt gemaakt van de schoolse achtergrond en de vorderingen op het vlak van taal7
vaardigheid van het Nederlands tijdens het verblijf in OKAN .
De ontwikkelingsdoelen voor de onthaalklas focussen sterk op taalvaardigheid, op de beheersing van het Nederlands zowel in de schoolse context als in de maatschappelijke context. Vaak nemen OKAN-scholen ook de
TASAN af (Taalvaardigheidstoets Aanvang Secundair voor Anderstalige Nieuwkomers), de COVAAR (Cognitieve Vaardigheidstest) of andere tests. Die resultaten vormen eveneens een deel van het individueel leertraject
van de leerling.
Als de leerling tijdens het onthaaljaar ging snuffelen voor bepaalde vakken of in een studierichting van zijn keuze, dan staan de bevindingen van de leraren waarbij de OKAN-leerling in de klas kwam in het doorstroomdos7
Omzendbrief onthaalonderwijs SO75
7
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
sier vermeld. Dat kan voor de vervolgschool nuttige informatie zijn over de interesse en inzet van de leerling
voor die bepaalde studierichting of voor bepaalde delen ervan. Daarin worden ook de werkpunten vermeld, zodat de vervolgschool ermee aan de slag kan om de leerling verder te ondersteunen of te remediëren. De vervolgcoach geeft, als dat gewenst of nodig is, extra informatie over de leerling in het eerste jaar na OKAN om zo
de warme overdracht te garanderen en de kansen op succes in het vervolgonderwijs voor de nieuwkomers te
8
vergroten .
Aan het einde van het onthaaljaar spreekt de klassenraad van OKAN een advies uit. Dat advies is niet bindend,
maar verdient sterke aanbeveling omdat alle elementen die hebben bijgedragen tot de uitspraak in overweging
genomen worden: interesse, inzet, hiaten, talige vaardigheden, andere vaardigheden, snuffelmomenten, schoolse bagage …
5
De taalscreening en de keuze van een screeningsinstrument
Een schoolteam met de leraren die met het screeningsinstrument aan de slag zullen gaan, moet een weloverwogen keuze maken en de verschillende voor- en nadelen van de mogelijke screeningsinstrumenten tegen elkaar afwegen. Geen enkel instrument is hét instrument voor die bepaalde school/ klasgroep/leerling. Er is niet
een instrument voorhanden dat alles meet wat de leraar wil meten en dat ook nog een betrouwbare score geeft
die hij netjes kan noteren en waarmee hij het kennen en kunnen van de leerling volledig en waarheidsgetrouw
heeft ingeschat. Wat hij wél kan, is proberen een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van - en met een kritische
blik te kijken naar - (een) evaluatie-instrument(en).
5.1
Toolkit Breed Evalueren en screenen
De Toolkit Breed Evalueren biedt leraren allerlei scenario’s om het breed in kaart brengen van de ‘competenties’
Nederlands van leerlingen doorheen het secundair onderwijs te ondersteunen. Achteraan de toolkit is bovendien
een overzicht opgenomen van betrouwbare en valide toetsen. Die lijst vormt het uitgangspunt voor de keuze van
een valide en betrouwbaar screeningsinstrument. Bij de keuze van een screeningsinstrument zal een team bepaalde criteria meenemen.
Criteria voor een ‘goed’ screeningsinstrument taalvaardigheid: validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en praktische haalbaarheid.
Het screeningsinstrument moet valide zijn, dat wil zeggen dat de toets daadwerkelijk meet wat hij beoogt te
meten: meet het de taalvaardigheid van de leerling en meet het wat er nog als aanvullende info nodig is? En wat
is taalvaardigheid? Is taalvaardigheid duidelijk meetbaar?
Taalvaardigheid is de vaardigheid om taal op een adequate manier te gebruiken, en om functione9
le boodschappen te begrijpen en op adequate wijze te produceren binnen relevante communicatieve situaties.
In de Toolkit stellen de onderzoekers dat taalvaardigheid niet heel concreet meetbaar is. ‘Wanneer je taalvaardigheid ziet als een verzameling elementen en regels die te combineren zijn tot zinnen en teksten en van waaruit
taalactiviteit ontstaat, zul je ook anders kijken naar de validiteit dan wanneer je vooral de klemtoon op het communicatieve aspect van taalvaardigheid legt. Leraren kunnen best vooraf in hun taalbeleid of evaluatiebeleid
vastleggen hoe zij die taalvaardigheid zien, wat zij eronder verstaan en vervolgens een evaluatie opstellen of
kiezen die dat precies wil nagaan. Dat alles heeft ook gevolgen voor de betrouwbaarheid van een instrument.
Om die betrouwbaarheid van een evaluatie-instrument na te gaan, kun je onder andere kijken naar hoe die toets
8
De Mededeling M-VVKSO-2011-039 over ‘De ex-OKAN-leerling in de vervolgschool’ kan inspireren.
9
http://www.cteno.be/gok/iframe/opstart_taalbeleid_basis.pdf
8
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
afgenomen moet worden. Een andere manier om naar de betrouwbaarheid te kijken, is door te letten op de gebruikte criteria voor de evaluatie. Zijn die vooraf bepaald?’
Een screeningsinstrument is voldoende transparant als de leerling weet wat er van hem verwacht wordt: welke
vaardigheden en onderwerpen komen aan bod? Hoeveel vragen zijn er in hoeveel tijd?
Een belangrijk criterium is ook dat van de praktische haalbaarheid. Bepaalde instrumenten komen misschien
in aanmerking omdat ze valide en betrouwbaar zijn, maar misschien zijn die minder haalbaar in de praktijk, omdat ze bijvoorbeeld te veel tijd in beslag nemen om af te nemen of de correctie van de leraren een te grote inspanning vraagt. Ook de tijd die de leerlingen aan een toets besteden, moet realistisch zijn. Veel opdrachten en
vragen kunnen een goed zicht geven op de taalvaardigheid van de leerling, maar als een leerling te lang aan de
toets werkt, zou ook de (verminderde) aandacht, de concentratie en de motivatie het resultaat mee kunnen bepalen.
5.2
Welke toetsen zijn er ter beschikking?
In de Toolkit staan heel wat instrumenten die in aanmerking komen in functie van breed evalueren, maar die zijn
niet allemaal even valide en betrouwbaar, maar vooral niet allemaal geschikt om een taalscreening uit te voeren
met de bedoeling om zicht te krijgen op de taalvaardigheid van de individuele leerling. Slechts enkele zijn geschikt om aan de leerlingen voor te leggen bij de instroom in het secundair onderwijs, en dan nog rekening houdend met de schoolcontext, met de visie op taalbeleid, met de leerlingenprofielen.
Het aanbod aan evaluatie-instrumenten is vooral beperkt tot de eerste graad. Er is weinig materiaal voorhanden
voor de tweede en derde graad. Dat materiaal voor die tweede en derde graad is er vooral nodig voor de leerlingen die uit de OKAN-klas naar het regulier onderwijs komen.
Voor de productieve vaardigheden is er vooral een tekort aan instrumenten om spreekvaardigheid breed te evalueren, voor de receptieve vaardigheden situeert het tekort zich bij luistervaardigheid. Daarbij valt het op dat er
vooral materiaal ter beschikking is om veelal enkel spelling/grammatica te testen. Het aanbod evaluatiemateriaal, met name gestandaardiseerde en genormeerde toetsen en toetsdatabanken uit Nederland blijkt groter dan
dat uit Vlaanderen.
5.3
Welke toetsen komen in aanmerking?
Wat wil het lerarenteam nog in kaart brengen, wat kon het zelf tijdens de eerste weken nog niet of onvoldoende
observeren? Als spreek- en leesopdrachten bijvoorbeeld al voldoende aan bod kwamen en het team heeft daardoor al een goed zicht op wat de leerling kan voor die vaardigheden, dan zou het voor een screeningsinstrument
moeten kiezen dat over de andere vaardigheden informatie biedt. Breed kijken betekent dat de resultaten bekomen door verschillende instrumenten in te zetten, een vollediger beeld geven van wat een leerling kent en kan.
In de Toolkit kunnen leraren fiches van observatie- en screeningsinstrumenten raadplegen. Niet alle opgenomen
instrumenten zijn bedoeld om te screenen en om een zicht te krijgen op een of meer aspecten van taalvaardigheid. Er zou bijvoorbeeld gekozen kunnen worden voor de TAS-toets, voor een deel van ‘Diataal’ …
5.4
De taalscreening als deel van een proces
Zoals al eerder beschreven is het afnemen van de screeningstoets eind september slechts een deel van het
totale proces. Alles wat ervoor en erna op de school gebeurt, vormt een deel van ‘Breed kijken en evalueren’
naar en van leerlingen en is een deel van de vorming van de totale persoon.
Hoe het proces kan verlopen, toont het schema dat in de Toolkit opgenomen werd. (Bijlage 4)
9
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
6
Wat na de screening? Taalbeleidsmaatregelen ter ondersteuning van de taalontwikkeling van de leerlingen
Taalvaardigheid in kaart brengen blijkt niet eenvoudig. Het gaat over meer dan over kennen en kunnen, bij vaardigheden gaat het ook over inzetten van strategieën. Het is niet evident om een uitspraak te doen over aspecten
die niet of moeilijk getoetst kunnen worden.
De leerlingen, de leraren en het team moeten ermee aan de slag. Alle gegevens over de taalontwikkeling bij de
start van het eerste jaar worden verzameld, gedeeld, geanalyseerd, besproken om er nadien gepast mee om te
kunnen gaan. Dat kan tijdens een klassenraad, op een overleg tussen klassenleraar en een zorgteam … Over
de resultaten wordt er gecommuniceerd met de verschillende betrokkenen. Bij de start van het eerste leerjaar is
dat een proces dat op korte termijn deze stappen realiseert: gegevensverzameling – screening – bespreken
gegevens – bijkomende informatie raadplegen – bijsturing aanpak op school-, klas- en leerlingenniveau.
Op niveau van de klassenraad zetten de resultaten aan om afspraken te maken, om als leraar en lerarenteam te
reflecteren op de didactiek en de klaspraktijk, om op beleidsniveau bepaalde keuzes te maken en beslissingen
te nemen. De resultaten bieden kansen om na te denken over bijvoorbeeld huiswerkbeleid, over taalgericht vakonderwijs (en taalontwikkelend lesgeven), over differentiatie, remediëring en verdieping … Het werken aan taalbeleid wordt centraler geplaatst binnen het totale beleid van de school en zou door iedereen gedragen moeten
worden. Op school zullen, naast de individuele aanpak van de leraar in zijn klas, ook alle partijen samenwerken
aan taalgericht vakonderwijs, uitwisseling, observatie … en dat koppelen aan andere ontwikkelingen die zich
binnen de brede schoolcontext voordoen.
6.1
Pedagogisch-didactische ondersteuning en maatregelen
Op een school waar taalbeleid echt een plaats krijgt, heeft elke leraar, in om het even welke graad of onderwijsvorm, aandacht voor instructie- en schooltaal, hij zorgt voor voldoende interactie, brengt taal in zinvolle en authentieke contexten en voorziet waar nodig taalsteun, bijvoorbeeld via schrijfkaders, ter beschikking stellen van
bronnen zoals woordenboeken enz. Er wordt gedifferentieerd en de school zet taalvaardigheidsonderwijs centraal.
De leraren werken bewust vanuit de principes van taalgericht vakonderwijs (of taalontwikkelend lesgeven). (Bijlage 5)
10
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
Taalgericht vakonderwijs
INTERACTIE
CONTEXT
TAALSTEUN
Leren door van gedachten te
wisselen, elkaar te bevragen en
elkaar informatie te geven.
Een netwerk van begrippen, situaties, kennis en ervaringen van de
leerling.
Alle steun die de leerlingen krijgen
om de (vak)taal juist te leren gebruiken.
Krachtige leeromgeving om
samen kennis op te bouwen.
De leerstof moet daarin een plaats
krijgen.
Bedoeld voor leerlingen die moeite
hebben met het begrijpen en verwoorden van de leerstof.
Leraar als belangrijkste informatiebron en hulp.
Geef aanknopingspunten om de
nieuwe inhoud te koppelen aan de
aanwezige kennis van de wereld.
Steun bij opdrachten met lezen,
luisteren, spreken en schrijven.
Activeren van alledaagse en specifieke voorkennis.
Woordenlijstje, voorgestructureerd
schema, stappenplan lezen (lezen).
Daarnaast ook de maatschappelijke context van de nieuwe leerstof.
Schrijfkaders (schrijven)
Spreekkaders (spreken)
Kernbegrippen
Lesstructuur
Visualiseren
Leren leren
(Taal)leerstrategieën
Feedback op taalgebruik.
Veel situaties creëren waarin
leerlingen taal gebruiken.
Leerlingen gestructureerd laten
spreken en schrijven.
Leerlingen actief taal laten gebruiken.
Variatie in werkvormen: onderwijsleergesprek en samenwerkend leren.
Grote variatie aan teksten gebruik
media (beeld/audio).
Naar: Hajer, M.& Meestringa T.Handboek taalgericht vakonderwijs en Brochure taalbeleid KOV Vilvoorde
Er is - indien nodig - plaats voor extra ondersteuning en begeleiding op maat van de leerlingen/op maat van de
klasgroep. Zo kunnen er in de klas bijvoorbeeld extra instructies of meer stappen in die instructies opgenomen
worden, meer tijd bij opdrachten voorzien worden of de leerlingen kunnen intenser oefenen op woordenschatuitbreiding …
De leerlingen krijgen de nodige feedback die hen op weg zet om hun taalvaardigheidsniveau te verhogen. Ook
ouders worden in het verhaal meegenomen en met hen wordt nagedacht over hoe zij ook buiten de school hun
kind kunnen ondersteunen.
De school creëert een krachtige leeromgeving waarin alle leerlingen kansen krijgen om hun taal veel en goed te
gebruiken en dat in een veilig en positief klasklimaat.
Elk taalbeleid start in de eerste plaats in de lespraktijk en op het niveau van de klas. Aandacht voor taal kan
maar effect hebben als collega’s, vakgroepen en schooldirectie eraan meewerken, als er inspanningen geleverd worden op school- en klasniveau. Alle leraren hanteren het Standaardnederlands als instructienorm.
Schoolse taalvaardigheid is niet hetzelfde als dagelijkse taalvaardigheid. De leraar gaat na of zijn - mondeling
en schriftelijk - schools taalgebruik afgestemd is op de mogelijkheden van de leerlingen. Hij is alert voor problemen en werkt aan een grotere taalrijkdom; de zwakken krijgen ondersteuning en de sterken worden uitgedaagd. Leraren implementeren taalbeleid in alle vakken door afspraken te maken over formuleringen, organisatie, timing van leerstofonderdelen …
11
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
6.2
Organisatorische maatregelen
In het secundair onderwijs bestaan al verschillende reguliere mogelijkheden om ook organisatorisch tegemoet
te komen aan leerlingen die extra taalondersteuning nodig hebben of onvoldoende kennis hebben van de onderwijstaal.
Het behoort tot de bevoegdheid van de klassenraad, eventueel in overleg met de betrokken personen, om te
beslissen of een of meer van die mogelijkheden voor de individuele leerling benut worden.
Een school kan ervoor kiezen om een klasgroep gedurende enkele uren te splitsen en met kleinere groepen aan
taalvaardigheid te werken.
Twee leraren kunnen samen in de klas staan. Meestal gaat het dan over een leraar taal die de leerling ondersteunt tijdens een les van een zaakvak.
Een school kan tijdens het schooljaar inhaallessen Nederlands inrichten. Vaak is dit een lesuur aansluitend aan
de gewone lessen of tussen de middag. De school communiceert over planning en organisatie bij het begin van
het schooljaar.
Daarnaast heeft een school de mogelijkheid om het keuze- of complementair gedeelte vrij in te vullen door
bijvoorbeeld extra uren Nederlands (school- en instructietaal) aan te bieden.
Bovendien bestaat de mogelijkheid om flexibele leertrajecten (zoals meer uren Nederlands ter vervanging van
andere programmaonderdelen) te organiseren. Wij gaan ervan uit dat in de meeste gevallen een flexibel traject
een deel of een volledig schooljaar duurt en dat dit volstaat.
Als het schoolbestuur vooraf een principiële beslissing neemt, kan een individuele leerling vrijgesteld worden
van het volgen van bepaalde delen van de vorming van een structuuronderdeel gedurende een deel of het geheel van het schooljaar. Voor de voorwaarden en bijkomende info verwijzen we naar de Mededeling over flexibele leertrajecten. De uitgebreide omschrijving en reglementaire aandachtspunten vindt u terug in punt 5 van de
Mededeling over ‘Flexibele leertrajecten in het voltijds gewoon secundair onderwijs’10.
Door dit een plaats te geven in de flexibele trajecten krijgen alle scholen de kans om aan ex-OKAN-leerlingen en
aan andere leerlingen met een taalachterstand voor Nederlands, een aangepast programma aan te bieden.
Door die leerlingen vrij te stellen van een volledig vak ontstaat (heel wat) ruimte om de taalachterstand voor
Nederlands weg te werken. Het is aangewezen om bij de concrete invulling daarvan ruimer te kijken dan het
leerplan Nederlands dat voor het structuuronderdeel in kwestie geldt. Een beperkte kennis van het Nederlands
heeft immers ook een negatieve invloed op de resultaten van de meeste andere vakken aangezien het Nederlands de instructietaal is. Een investering in het Nederlands als instructietaal komt niet enkel de resultaten voor
het vak Nederlands ten goede, maar zorgt ook voor betere resultaten voor de andere vakken.
Vanaf 1 september 2014 is aan de bestaande reguliere mogelijkheden de mogelijkheid toegevoegd voor een
schoolbestuur om leerlingen met onvoldoende kennis van de onderwijstaal te verplichten extra taallessen Nederlands te volgen en dit met een maximum van drie uur per week bovenop de lessentabel van het structuuronderdeel waarin de betrokken leerling ingeschreven is.
De school kan vanuit de schoolcontext, vanuit haar visie op taalbeleid en vanuit de pedagogisch-didactische
aanpak die daaraan gekoppeld wordt, beslissen met welke mogelijkheden ze wil werken.
Vanwege de ouders van de betrokken leerlingen wordt een positieve houding verwacht ten aanzien van de bijkomende inspanningen die de school levert om de taalachterstand van de leerlingen weg te werken. Die verwachting ten aanzien van ouders wordt daarom in het kader van de engagementsverklaring opgenomen via het
schoolreglement.
10
Zie Mededeling M-VVKSO-2011-070 over ‘Flexibele leertrajecten in het voltijds gewoon secundair onderwijs’.
12
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
Daarbij is het belangrijk dat het aanbod haalbaar is voor de leerling en zijn omgeving.
6.3
Een van de reguliere mogelijkheden: drie uren extra taallessen Nederlands
Na fiat van het schoolbestuur om het systeem van drie uren extra taallessen binnen de school te hanteren, is het
evident dat het de klassenraad is die beslist of een individuele leerling die lessen moet volgen. Naargelang van
het tijdstip, bij de start dan wel in de loop van het schooljaar, is dat de toelatingsklassenraad of de begeleidende
klassenraad. Gezien het basisvormend karakter van het Nederlands, maar ook om te garanderen dat de kennis
van het Nederlands vanuit een breder perspectief beoordeeld wordt, Nederlands én als vak én als onderwijstaal,
moet de klassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, ten minste zijn samengesteld uit de leraren
van de basisvorming. Die minimumvoorwaarde sluit dus niet uit dat de klassenraad kan worden uitgebreid met
andere leraren of personen (CLB, leerlingenbegeleider, vervolgcoach OKAN …).
Bij het inrichten van die drie extra uren taallessen moet dat in het schoolreglement opgenomen worden. Voor
11
meer info verwijzen we naar de Mededeling over het schoolreglement .
De begeleidende klassenraad beslist op basis van de evaluatie over de duur voor een leerling van de extra taallessen Nederlands. Het kan bijvoorbeeld voor een leerling volstaan om gedurende een trimester extra taallessen
te volgen, een andere leerling zal dat gedurende een heel schooljaar nodig hebben. Doordat die extra taallessen
boven op het reguliere leerprogramma komen, staan die extra taallessen los van de evaluatie en de studiebekrachtiging gekoppeld aan het structuuronderdeel waarvoor de leerling ingeschreven is.
Voor de organisatie van die extra taallessen Nederlands kan een school putten uit de reguliere omkadering.
Scholen kunnen daarvoor ook middelen bundelen (bv. uren leraar overdragen) en leerlingen uit verschillende
scholen samen extra taallessen Nederlands aanbieden. (Bijlage 6)
Overzicht mogelijkheden
Wat
Wie
Belasting reguliere
omkadering
Aandachtspunten
dagelijkse lespraktijk:
taalgericht vakonderwijs
(taalontwikkelend lesgeven) voor alle leerlingen
alle leraren
geen
afspraken in vakgroepen,
begeleidende klassenraden
gesplitste lesuren i.f.v.
taalontwikkeling voor alle
leerlingen
twee leraren gelijktijdig
ingeroosterd
aantal lesuren extra
inhoudelijke afspraken
tussen betrokken leraren
i.f.v. leerplanrealisatie
co-teaching in bepaalde
vakken
taalleraar/ leerlingbegeleider en leraar zaakvak
samen in de klas
aantal lesuren extra of als
schoolgebonden opdracht
afspraken over taakverdeling tussen betrokken
leraren
aandacht gaat naar specifieke leerlingen
uitbreiding lesuren Nederlands of organisatie vak
11
.
professionalisering leraren
bespreking op begeleidende klassenraad
(taal)leraar
verschuiving in lestijdenpakket
aanpassingen aan lessentabel
Zie Mededeling M-VVKSO-2014-021 van 4 april 2014 over ‘Het schoolreglement in het gewoon voltijds secundair onderwijs’
13
2014-03-31 – M-VVKSO-2014-022
school- en instructietaal
via het keuzegedeelte of
complementair gedeelte
inhoudelijke afspraken
voor sommige leerlingen/bepaalde klassen
inhaallessen voor individuele leerlingen
(vak)leraar
flexibel leertraject voor
individuele leerlingen
Leraren ook van andere
leerjaren
In lesopdracht (=extra
lestijden) of als schoolgebonden taken
Afspraken in begeleidende klassenraad
Afspraken in klassenraad
(begeleidend en/of toelating)
Organisatie is beslissing van schoolbestuur
3 uur extra taallessen
bovenop leerprogramma
voor individuele leerlingen
Taalleraar
Extra lestijden eventueel
schooloverstijgende organisatie
Afspraken in toelatings- of
begeleidende klassenraad
Organisatie is beslissing van schoolbestuur
7
Ondersteuning van de school en de leraar
7.1
De pedagogische begeleiding
Bij de Pedagogische begeleidingsdiensten kunnen scholen terecht voor de nodige ondersteuning. Informatie zal
centraal, bij het VVKSO en bij VVKBaO, en bij de eigen regionale of congregationele begeleidingsdiensten
raadpleegbaar zijn.
7.2
Mogelijke documenten ter ondersteuning
Deze documenten kunnen scholen helpen bij het werken aan taalbeleid, het verzamelen van informatie over de
taalontwikkeling en taalbeheersing van de leerling, bij het opzetten van acties na de screening (zoals remediëren
…). Naarmate begeleiders en scholen meer expertise en ervaringen opbouwen, er meer vragen gesteld worden,
kunnen in de loop van de volgende schooljaren nog meer documenten toegevoegd worden.
Deze documenten zijn opgenomen als bijlagen bij deze Mededeling.
1 Modellen observatie-instrumenten taalvaardigheid 1A / 1B
2 Model competentieprofiel taalvaardigheden - voor de leerlingen
3 Taalprofiel start eerste jaar so: de beginsituatie
4 Schema proces Breed Evalueren (toolkit)
5 Informatie over taalgericht vakonderwijs of taalontwikkelend lesgeven
6 Mogelijke invulling extra Nederlands (bv. inhaallessen, extra uren Nederlands)
14
2014--03-31 – M-VV
VKSO-2014-02
22
8
Tott slot
De
D opgelegde
e taalscreening draagt een
e aantal ka
ansen in zic
ch, in de eerrste plaats oom de leerlin
ngen te onde
erstteunen, om d
de overgang
g tussen lage
ere en secun daire school op het gebie
ed van taaloontwikkeling te
t bevordere
en,
om een visie o
op taalbeleid
d te bestendigen of bij te sturen …
Ga
G na als sch
hool welke van
v de voorstellen al in d
de praktijk ge
ebracht zijn, welke ideeëën op de sch
holen al toeg
gepast worden die niet eens in deze Mededeling beschreven
n zijn. Na die stand vann zaken kan
n via (nivea
auoverschrijdend) overleg nagegaan wo
orden welke inspanninge
en nog baat kunnen
k
brenngen, in het belang van de
d
le
eerling.
Bijlagen
B
(form
maat)
•
M-VVKSO
O-2014-022--B01 (Model om taalvaarrdigheid te ob
bserveren en
n te reflectereen)
•
M-VVKSO
O-2014-022--B02 (Compe
etentieprofie l of portfolio: informatie via
v de leerlingg)
•
M-VVKSO
O-2014-022--B03 (Taalprrofiel start ee
erste jaar so: de beginsitu
uatie)
•
M-VVKSO
O-2014-022--B04 (Toolkitt: voorstel sta
appenplan)
•
M-VVKSO
O-2014-022--B05 (Taalge
ericht vakond
derwijs (of taalontwikkelend lesgevenn))
•
M-VVKSO
O-2014-022--B06 (Mogeliijke invulling extra Nederrlands)