Theorie

Hoe ziet het stelsel van de lerarenopleidingen eruit?
Jelger Schaaf en Cor de Raadt
De verschillende typen lerarenopleidingen die er in Nederland bestaan (het opleidingsstelsel) is
in grote lijnen een afspiegeling van de verschillende typen scholen die er in Nederland
voorkomen (het onderwijsstelsel).
In het onderwijsstelsel onderscheiden we:
‐ het primair onderwijs (po), de basisschool voor vier tot twaalfjarigen
‐ het voortgezet onderwijs (vo) en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve). Het vo
bestaat uit het vmbo, de mavo (= vmbo-t), de havo, het vwo en het gymnasium en beslaat
in het algemeen de leeftijdscategorie van twaalf tot achttien jarigen. Het bve bevat het
middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
‐ het hoger onderwijs (ho) dat bestaat uit het hoger beroepsonderwijs (hbo) en
wetenschappelijk onderwijs (wo)
In deze bijdrage concentreren we ons op de lerarenopleidingen voor het primair onderwijs, het
voortgezet onderwijs en het bve. Leraren halen hun startbekwaamheid bij de lerarenopleiding.
Het stelsel van lerarenopleidingen heeft nog steeds het karakter van een driestromenland en
bestaat uit drie min of meer gescheiden opleidingen:
‐ de opleidingen voor leraren basisonderwijs en speciaal basisonderwijs. De pedagogische
academie voor het basisonderwijs (pabo) worden aangeboden door zowel brede als enkele
zelfstandige pabo’s. Studenten behalen er een Bachelor of Education.
‐ de tweede en eerstegraads lerarenopleidingen in het hbo. Deze opleidingen worden
aangeboden door brede hogescholen en studenten behalen een Bachelor of Education
(t.b.v. de onderbouw van het vo en het bve) en mogelijk daarna een professional master
t.b.v. een eerstegraads bevoegdheid in een bepaald vak voor de bovenbouw van het vo
(Master of Education (MEd).
‐ de eerstegraads universitaire lerarenopleidingen, die eerstegraads docenten opleiden voor
de bovenbouw van het vo. Na een masteropleiding (Master of Science (MSc) of Master of
Arts (MA) in een discipline) kan in een eenjarige tweede masteropleiding een
onderwijsbevoegdheid behaald worden (MSc of MA ). Soms (vooral bij de beta-vakken)
zijn de masteropleiding in een bepaalde discipline en de masteropleiding tot leraar
samengevoegd in één tweejarige educatieve masteropleiding.
De afgestudeerden hebben verschillende niveaus van bevoegdheid. Daaraan waren tot 1985
verschillende arbeidsvoorwaardenpakketten verbonden. Met de invoering van de HOS-nota werd
betaling naar functie ingevoerd. Deze aanpak is recentelijk aangevuld met de introductie van de
functiemixen, waarin de beloning mede gebaseerd is op performance criteria.
Het onderwijsstelsel en het opleidingenstelsel worden verbonden door de kwalificatiestructuur,
de beschrijving van de door de overheid erkende onderwijsberoepen.
Kwalificatiestructuur De kwalificatiestructuur is gebouwd op een stelsel van kwalificaties, een
erkenning dat iemand voldoet aan een specifieke set van samenhangende bekwaamheidseisen die
1
gelden voor een leraar in een bepaald type onderwijs. In deze kwalificatiestructuur worden drie
typen bevoegdheden onderscheiden: de leraar primair onderwijs, de (tweedegraads) leraar
voortgezet onderwijs en bve en de (eerstegraads) leraar voorbereidend hoger onderwijs (de
bovenbouw van het voortgezet onderwijs). De eerstegraads bevoegdheid is een inclusieve
bevoegdheid: eerstegraads leraren zijn ook tweedegraads bevoegd. De Stichting Beroepskwaliteit
Leraren (SBL) heeft op basis van de kwalificatiestructuur de vereiste competenties in zeven
bekwaamheidseisen uitgewerkt voor leraren primair onderwijs, leraren (onderbouw) voortgezet
onderwijs en bve en leraren voorbereidend hoger onderwijs. Deze bekwaamheidseisen fungeren
als intreevoorwaarde (startkwalificatie) tot het beroep, zijn richtinggevend voor de opleidingen
en koersbepalend voor het onderhouden van de vereiste bekwaamheid gedurende de loopbaan.
Dit is geformaliseerd via de Wet Beroepen in het onderwijs (wet BIO) van 2006. Zie hiervoor
www.lerarenweb.nl en www.bekwaamheidsdossier.nl
De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en de HBO-raad
hebben in het kader van de Beleidsagenda lerarenopleidingen 2005 – 2008 (Ministerie van OCW,
2005) de bekwaamheidseisen zodanig geformuleerd dat ze richtinggevend zijn voor het
eindniveau en de curricula van de lerarenopleidingen (ICL, 2007a; ICL, 2007b; LPBO, 2010)
Daarbij is rekening gehouden met de niveaueisen die in Europees verband gelden voor bacheloren masteropleidingen, de zgn. Dublin descriptoren (zie bijvoorbeeld voor het HBO-bachelorniveau http://www.leroweb.nl/docs/lero/matrix_domeincompetenties.jpg.
Lerarenopleidingen en opleidingsvarianten
De opleidingen voor leraar basisonderwijs en tweedegraads leraar voor het voortgezet onderwijs
worden verzorgd door de hogescholen. Het gaat hierbij in principe om vierjarige
bacheloropleidingen waar studenten zowel hun (vak)inhoudelijke kennis en vaardigheden
ontwikkelen als hun pedagogische en didactische kennis en vaardigheden. Toelaatbaar zijn
studenten die in het bezit zijn van een mbo-4, havo of vwo diploma.
De pabo’s bieden vierjarige voltijd of deeltijd trajecten en een brede bevoegdheid voor alle
vakonderdelen in het basisonderwijs. Ook worden in toenemende mate verkorte trajecten
aangeboden. Een leraar die hier is opgeleid is alleen bevoegd voor het po en daarnaast voor het
praktijkonderwijs. De pabo biedt een breed onderwijspakket aan gericht op brede inzetbaarheid.
Wel zijn er specialisatie (verdiepende) profielen in het pabo programma gericht op het jonge dan
wel het oudere kind. Structureel knelpunt blijft de zeer geringe instroom van mannelijke
studenten. Het zeer brede opleidingsprofiel heeft mede geleid tot een maatschappelijke discussie
over het vereiste kennisniveau (instroomtoetsen taal en rekenvaardigheid) en de vereiste breedte
van de vakbekwaamheid van de leerkracht in het po.
De tweedegraads lerarenopleidingen gaan uit van een vierjarig voltijd of deeltijd curriculum. Een
leraar die is opgeleid aan een tweedegraads opleiding ontvangt de bevoegdheid voor één vak in
het vo. Uitzonderingen hierop zijn het bewegingsonderwijs en het kunstonderwijs, zij zijn
bevoegd voor hun vak in zowel het po als het vo.
Ontwikkelingen in het onderwijswerkveld hebben geleid tot de vraag of de leraar vo niet te smal
wordt opgeleid, of een benadering van een vak binnen een leergebied niet beter aansluit op de
schoolpraktijk en of er niet meer ‘meervakkige’ vo-docenten moeten worden opgeleid. Ook bij de
tweedegraads lerarenopleidingen zijn er tal van varianten ontstaan voor specifieke doelgroepen.
2
Er zijn instroomtrajecten voor bachelor-opgeleiden (drie jaar) en kopopleidingen voor mensen die
al een geregistreerde schoolvakinhoudelijke hbo bachelor of wo bachelor opleiding afgerond
hebben. Zij kunnen in één jaar een tweedegraads bevoegdheid behalen voor het verwante
schoolvak. Ook zijn er doorstroomtrajecten voor pabo afgestudeerden, die in het tweede jaar
instromen.
In de tweede fase van de opleiding heeft de student de mogelijkheid zich te specialiseren in een
uitstroomprofiel zorgontwikkeling, beroepspraktijkvorming of vakinhoudelijke vorming.
Eerstegraads leraren worden zowel opgeleid aan de universiteiten als binnen het hbo. De
universitaire lerarenopleidingen (ULO’s) leveren structureel te weinig afgestudeerden aan het
werkveld. Doorstroom van een tweedegraads lerarenopleiding naar universitaire
masteropleidingen is mogelijk door middel van schakelprogramma’s. Dit blijkt een lange weg te
zijn waar weinig gebruik van wordt gemaakt. De hogescholen verzorgen driejarige deeltijd
professional masteropleidingen voor het eerstegraads vakgebied van de verschillende
schoolvakken en bieden zo tweedegraads docenten de mogelijkheid in het eerstegraads schoolvak
een bevoegdheid te behalen. Zij ontvangen de titel Master of Education (MEd). Hierdoor wordt
vooral de interne vakgerichte mobiliteit gestimuleerd en het biedt zittende docenten een
vakinhoudelijk loopbaanperspectief.
Toenemende vraagsturing vanuit het onderwijswerkveld stelt zowel het strikt gescheiden karakter
van de huidige kwalificatiestructuur als de strikt onderscheiden organisatievormen van het
werkveld en hun bestuursorganen ter discussie. De vraag vanuit de vo scholen ten aanzien van
bijvoorbeeld de vmbo docent en het dossier funderend onderwijs, leidt tot verdeeldheid onder de
aanbiedende lerarenopleidingen.
Naar een meer open onderwijsarbeidsmarkt: kwantitatieve tekorten en flexibilisering
Mede door het tekort aan leraren in de afgelopen jaren is er een grote behoefte ontstaan aan het
interesseren van nieuwe doelgroepen en het bevorderen van de interne en externe mobiliteit door
het stimuleren van een grotere flexibiliteit in routes naar het bevoegd leraarschap. Dit heeft geleid
tot een grote variëteit aan verkorte en nieuwe opleidingsroutes binnen de bestaande opleidingen.
Zie www.werkeninhetonderwijs.nl.
De toename van de variatie aan routes beperkt zich niet alleen tot verbijzonderende
opleidingstrajecten. Ook in de gewone vierjarige voltijd- of deeltijdopleidingen wordt steeds
meer gezocht naar mogelijkheden om de opleiding te flexibiliseren. In de zij-instroomtrajecten is
sprake van niet-initiële verkorte opleidingen op maat. Zij-instromers zijn beginnende docenten
die overstappen van andere beroepssectoren naar het onderwijs. Zij-instromers moeten minimaal
beschikken over een hbo of wo - bachelor. Als zij in een intake-assessment aantonen aan de
vereiste geschiktheideisen te voldoen, kunnen zij direct in een school aangesteld worden. Er moet
wel een leerarbeidsovereenkomst gesloten worden tussen de zij-instromer, de school en een
lerarenopleiding, zodat zij binnen twee jaar de ontbrekende bekwaamheidseisen kunnen
bijwerken en een bekwaamheidsverklaring kunnen verwerven. Op basis van de intake
(geschiktheidonderzoek en een EVC procedure met geborgde vrijstellingen) wordt een passend
duaal maatwerkprogramma gemaakt (www.deopleidingsschool.nl en www.duo.nl).
De opleiden in de school (OidS) trajecten verbeteren de opleidingstrajecten door een betere
afstemming tussen theorie en de schoolpraktijk. De begeleiding in de scholen wordt daarvoor
3
versterkt en leraren worden bijgeschoold om hun rol als vakcoach, schoolopleider of begeleider
bij onderzoeksopdrachten te optimaliseren.
Arbeidsmarkt: kwalitatieve tekorten en kennisbasis
Het tekort aan leraren is niet alleen een kwantitatief, maar ook een kwalitatief probleem. Dit
heeft enerzijds geleid tot het instellen van een verplichte kennisbasis voor lerarenopleidingen in
de verschillende schoolvakken in het voortgezet onderwijs (zie
http://www.leroweb.nl/lero/kennisbasis/3240) en de PABO
(http://www.kennisbasispabo.nl/publications/40-Eindniveau-lerarenopleiding-vastgelegd) en de
introductie van verplichte taaltoetsen in het hoger onderwijs en in het bijzonder de PABO’s (zie
http://www.taaltoetspabo.nl ) en een rekentoets op de pabo (zie http://www.pabotoets.nl
) en anderzijds tot het stellen van hogere eisen aan de professionaliteit van leraren.
Er is veelvuldig geconstateerd dat te weinig vwo opgeleiden naar de lerarenopleidingen gaan en
dat er relatief weinig academici leraar worden. In Nederland worden verhoudingsgewijs de
meeste leraren in het hbo opgeleid. Dit is een groot verschil met andere Europese landen, waar
verhoudingsgewijs meer leraren universitair worden opgeleid. In het stimuleringsprogramma
‘Krachtig Meesterschap’ pleit het ministerie van OC&W
(http://www.senternovem.nl/krachtigmeesterschap ) voor meer academici voor de klas. Dit is
allereerst ingegeven om het lerarentekort terug te dringen in het secundair onderwijs. In de
tweede plaats is het ook bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het onderwijs en wordt er ook
gesproken over excellente routes naar het leraarschap in het po en vo, met als doel meer
academisch geschoolde leraren in het primair onderwijs. Eisen en richtlijnen staan beschreven in
het Actieplan Leerkracht va Nederland ( http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/publicaties-pb51/actieplan-leerkracht-van-nederland.html ). en het tussen Ministerie
van OCW en de sectororganisaties voor po en vo gesloten convenant Leerkracht van Nederland (
http://www.vo-raad.nl/themas/arbeidsmarkt/aanpak-lerarentekort )
De introductie van de educatieve minor en de academische pabo spelen hier op in.
In 2009 zijn tien universiteiten gestart met het aanbieden van een educatieve minor. Dit is een
programma voor een half jaar voor studenten tijdens hun bachelorfase van hun universitaire
opleiding. De minor leidt op voor een beperkte bevoegdheid in het tweedegraads gebied.
Afgestudeerden mogen lesgeven in de theoretische leerweg van het v(mbo) en in de eerste drie
leerjaren van havo en vwo ( http://www.vsnu.nl/Beleidsterreinen/Onderwijs/Educatieveminor.htm ). Met dit opleidingstraject wordt enerzijds getracht meer tweedegraads bevoegden op
te leiden en anderzijds meer studenten aan te trekken voor de universitaire masteropleiding tot
eerstegraads leraar.
In 2008 is de eerste academische lerarenopleiding primair onderwijs, de Academische (of
Universitaire) Pabo gestart. Deze opleiding combineert een hbo bachelor opleiding tot leraar
basisonderwijs met een wo bachelor opleiding in pedagogische wetenschappen of
onderwijskunde. Afgestudeerden beschikken na voltooiing over twee diploma’s: een Bachelor of
Education en een Bachelor of Arts/Science en kunnen hiermee de kwaliteit van leraren po
verhogen of (later) doorstromen naar een masteropleiding.
Daarnaast is de laatste jaren het aanbod van Masteropleidingen voor leraren die (al langer) in het
onderwijs werkzaam zijn uitgebreid. De Master Special Educational Needs (SEN) is ontstaan als
een voortzetting van de Opleidingen Speciale Onderwijszorg, met diverse specialisaties t.b.v.
zorgleerlingen. De nieuwe Masteropleiding Leren en Innoveren (MLI) richt zich op het verder
4
verbeteren van de competenties van de onderwijsgevenden en het innoveren van de
onderwijsorganisatie. De Master Educational Leadership richt zich specifiek op de
leiderschapsontwikkeling bij schoolleiders. De door OCW ingestelde lerarenbeurs is een
belangrijke stimulans voor leraren om zich te blijven ontwikkelen en zelf ook te blijven leren.
Veel adviezen zijn verschenen om t.b.v. de ‘leven lang leren’ ontwikkeling bij
onderwijsgevenden een passend kwalitatief hoogwaardig postinitieel onderwijsaanbod te
ontwikkelen en nascholing verplicht te stellen. In de wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) heeft
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap per wet vastgelegd dat bekwame leraren
voortdurend moeten aantonen dat zij hun bekwaamheid onderhouden en uitbreiden. Een leven
lang leren wordt sterk gekoppeld aan een lerende, onderzoekende houding. Er zou een
(privaatrechtelijk) register moeten komen om te garanderen dat leraren blijven voldoen aan de
bekwaamheidseisen. Het SBL is gestart met een lerarenregistratie voor het primair en het
secundair onderwijs. Deze taak wordt binnenkort overgenomen door een nieuw te vormen
coöperatie.
Referenties
ICL (Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen) (2007a). Vakinhoudelijk masterniveau.
Visie van de ULO’s op het academisch gehalte van eerstegraads leraren. Den Haag:
VSNU. http://www.vsnu.nl/web/show/id=96832/langid=43
ICL (Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen) (2007b). Competentieprofiel van leraren
die aan een ULO zijn opgeleid. Den Haag: VSNU.
http://www.vsnu.nl/web/show/id=96832/langid=43
LPBO (Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs) (2010). Bekwaamheidseisen in de
lerarenopleiding. Utrecht: LPBO.eferentiekader voor curriculum en toetsing.
Ministerie van OCW (2005). Meer kwaliteit en differentiatie: de lerarenopleidingen aan zet.
Beleidsagenda lerarenopleidingen 2005 – 2008. Den Haag: Ministerie van OCW.
http://s3.amazonaws.com/assets.paboweb.nl/assets/20/Beleidsagenda_lerarenopleidinge
n_2005.pdf
Ministerie van OCW (2008). Leerkracht van Nederland. Beleidsreactie op het Advies van de
Commissie Leraren. Den Haag: Ministerie van OCW.
Ministerie van OCW (2008). Krachtig Meesterschap. Kwaliteitsagenda voor het opleiden van
leraren 2008 – 2011. Den Haag: Ministerie van OCW.
Onderwijsraad (2009). 10 jaar adviezen over leraren en lerarenopleidingen. Den Haag:
Onderwijsraad.
5