Lees verder - ME/cvs Vereniging

2 juli 2014.
Slaap-specifieke fenotypes bij patiënten met ME/cvs
Een polysomnografische dwarsdoorsnede-analyse
Samenvatting van het onderzoek:
Hoewel 85-90% van de ME/cvs-patiënten verklaart niet uit te rusten door slaap, is het in
eerder onderzoek niet gelukt om specifieke betrouwbare afwijkingen in de algemene slaap
van patiënten met ME/cvs vast te stellen. Mogelijk zijn symptomen als niet-verkwikkende
slaap niet alleen markers voor ME/cvs, maar houden ze de ziekte ook in stand. Er kan
bijvoorbeeld een verband bestaan tussen kwaliteit van slaap, waak-slaapritme en vermoeidheid. Bewijs hiervoor is geleverd door onderzoeken die hebben aangetoond dat met het
aanwenden van strategieën die activiteit en slaap beïnvloeden, het functioneren van de HPAas verbetert, gemeten naar cortisolwaarden. Dit duidt erop dat vervolgonderzoek naar
slaapstoornissen bij ME/cvs niet alleen een academisch belang dient, maar daarnaast nieuwe
wegen voor behandeling aan het licht kan brengen. Ook vanuit een klinisch perspectief is het
belangrijk om de rol van slaap bij ME/cvs grondiger te bestuderen, omdat dit zichtbaar kan
maken dat sommige diagnosegebieden voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Eerdere
onderzoeken hebben bijvoorbeeld tijdens polysomnografische metingen in cohortstudies van
ME/cvs-patiënten soms slaapstoornissen (met name obstructieve slaapapneu) aangetoond.
Om de specifieke slaapkenmerken van ME/cvs-patiënten objectief te kunnen toelichten,
bestudeerde ons onderzoek de polysomnografische gegevens van één nacht slapen van een
grote groep ME/cvs-patiënten. Het doel van dit onderzoek was om te bepalen of er in deze
groep specifieke slaapstoornissen bestonden, en zo ja, of die over de hele linie gelijk zijn.
We analyseerden 343 polysomnografische metingen lichaams- en hersenfuncties van ME/cvspatiënten die werden verzameld door collega's van een vermoeidheidskliniek in Nederland.
De polysomnografie werd gedurende één enkele nacht uitgevoerd. De criteria voor het
polysomnografisch onderzoek waren dat (1) de patiënten voldeden aan de Fukuda-criteria
voor cvs, (2) de patiënten tenminste twee weken vóór de overnachting geen medicijnen had
gebruikt en (3) hun symptomen niet konden worden verklaard door een fysieke of psychische
ziekte.
De eerste bevinding was dat meer dan 30% van de patiënten voldeed aan de criteria voor een
primaire slaapstoornis (PSD: slaapapneu of PLMD). Dit is een belangrijke ontdekking en het
onderstreept de noodzaak om slaapstoornissen in ME/cvs-populaties te beoordelen. Van de
overige 239 patiënten (zonder een primaire slaapstoornis) voldeed 89.1% aan kwantitatieve
criteria voor ten minste één objectief slaapprobleem. Vooral van betekenis is dat deze analyse
ook heeft geleid tot het classificeren van vier afzonderlijke slaapfenotypes bij mensen met
ME/cvs.
Copyright ME/cvs Vereniging
In het kort zijn de beschrijvingen van de geïdentificeerde slaapprofielen als volgt samen te
vatten:
Type 1. gekenmerkt door problemen bij het in slaap vallen
Type 2. het hebben van een normale slaap maar het relatief langer in de lichtere slaapstadia
blijven.
Type 3. het meer slapen dan de andere drie groepen
Type 4. het hebben van de meest verstoorde slaap door ’s nachts steeds wakker te worden.
Over het geheel genomen bevestigen de resultaten van dit onderzoek objectieve
slaapproblemen bij ME/cvs-patiënten en wijzen zij op een flinke overlap tussen ME/cvs en
uiteenlopende kenmerken van slaapstoornissen.
Nog belangrijker is het resultaat dat één nacht polysomnografisch onderzoek voldoende lijkt
om patiënten met apneu en PLMD te onderscheiden van vier andere, duidelijke
slaapfenotypen bij ME/cvs-patiënten. Opvallend is dat deze vier fenotypen aan slaapkwaliteit
en –kwantiteit gerelateerde symptomen weerspiegelen, die gebruikt kunnen worden bij
verschillende behandelingen met bewezen werking. De bevindingen van het onderzoek
onderstrepen de noodzaak om in de praktijk routinematig te screenen op primaire
slaapstoornissen en om patiënten met ME/cvs een behandeling op maat, gebaseerd op de
fenotypen, aan te bieden.
Bron: ME Global Chronicle, nr. 5 (http://let-me.be/request.php?7, blz. 30-31, Gotts, Z. M.,
Deary, V., Newton, J., Van der Dussen, D., De Roy, P., & Ellis, J. G. (2013). Are there sleepspecific phenotypes in patients with chronic fatigue syndrome? A cross-sectional
polysomnography analysis. BMJ open, 3(6).
Verklarende woordenlijst
Cohortstudie: onderzoek waarbij alle personen uit een bepaalde groep over een aantal jaren
gevolgd worden
Fenotype: de verzameling van alle waarneembare kenmerken aan een individu. Het fenotype
wordt bepaald door de wisselwerking tussen het genotype (de verzameling van alle erfelijke
informatie van een individu) en omgevingsfactoren
Fukuda-criteria: criteria voor CVS, in 1994 opgesteld door de Centers for Disease Control and
prevention (CDC)
HPA as: hypothalamic-pituitary-adrenal axis of hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as. Dit
stresssysteem wordt actief bij de aanpassing aan langdurige stresssituaties.
(bio)marker: een kenmerk dat objectief wordt gemeten en geëvalueerd als een indicator van
een bepaalde ziekte
PLMD (Periodic Limb Movement Disorder): aandoening waarbij iemand ’s nachts dikwijls
wakker wordt door onbewuste, onrustige bewegingen van armen en benen
Polysomnografie: onderzoek van de slaap waarbij hersen- en lichaamsfuncties worden
gemeten, zoals het patroon van de slaapcyclus, het hartritme en de ademhaling
Slaapapneu: voluit Obstructief Slaapapneusyndroom; perioden van ademstilstand tijdens de
slaap
Copyright ME/cvs Vereniging