Kantoor Almelo 1 > Telefoon 0800 - 0543 Postbus 5105 Kennisgroep CAO 7600 GL ALMELO Datum Koninklijke Horeca Nederland Postbus 566 3440 AN WOERDEN . . . . . . . . . . . . . 16 december 2014 Uw kenmerk Kenmerk TM141216-AVRKHN Betreft Beoordeling Model Arbeidsvoorwaardenreglement op fiscale aspecten Geachte heer, In mijn brief van 11 april 2013 heb ik u geïnformeerd over fiscale aspecten van de CAO voor het Horeca- en aanverwante bedrijf zoals deze tot ultimo vorig jaar gold. Via internet heb ik kennisgenomen van het Model Arbeidsvoorwaardenreglement (AVR) zoals door Koninklijke Horeca Nederland opgesteld. Ook dit AVR (versie 2.2 van mei 2014) heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de werkgevers van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde bepalingen van het AVR. ON 587- 1Z*1ED Hoogachtend, Belastingdienst/Kennisgroep CAO Namens de inspecteur Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden Stationsstraat 5 ALMELO Kenmerk 2 TM141216-AVRKHN Beoordeling van het Model Arbeidsvoorwaardenreglement KHN, versie 2.2 mei 2014 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014, uitgave juli (hierna: Handboek). In dit Handboek is zowel de regelgeving over de werkkostenregeling opgenomen als de oude regelgeving van de vrije vergoedingen en verstrekkingen, “de overgangsregeling”. Indien de nummering van paragrafen van de werkkostenregeling en de overgangsregeling in het Handboek daartoe aanleiding geeft, verwijs ik in de rapportage eerst naar de werkkostenregeling en vervolgens naar de overgangsregeling. Werkgevers kunnen het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vinden zij hier tevens het laatste nieuws, waarover zij zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde beoordelingen van cao’s en dergelijke zijn eveneens op de site van de Belastingdienst te vinden (www.belastingdienst.nl, zoekterm “cao-beoordelingen”). Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. De werkkostenregeling wordt met ingang van 1 januari 2015 op enkele punten gewijzigd. Meer actuele informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst (zoekterm “wkr”). Artikel 1.5 Musici en artiesten Het AVR is niet bedoeld voor bepaalde groepen werknemers en evenmin voor musici en artiesten. Wellicht ten overvloede merk ik op dat de Wet LB niet alleen betrekking heeft op werknemers, maar ook op - opdrachtgevers van - artiesten. Een artiest is volgens de Wet LB iemand die ingevolge een overeenkomst van korte duur als musicus of anderszins als artiest optreedt. Uitgebreide informatie over de loonheffing(en) van artiesten vindt u in de aparte “Handleiding Loonheffingen 2014 Artiesten- en beroepssportersregeling” op www.belastingdienst.nl. Artikel 1.13 en 2.2 Stagiairs Volgens artikel 2.2 is het AVR niet van toepassing op de stagiair zoals deze in artikel 1.13 van het AVR is gedefinieerd. Hoewel het AVR kennelijk niet op stagiairs van toepassing is, bevat artikel 5.10 van het AVR wel weer specifieke bepalingen over hun arbeidsvoorwaarden. Zo moet de werkgever zorgen voor een evenwicht tussen de theorie- en praktijkcomponent van de opleiding van de stagiair en kan hij de stagiair onder voorwaarden werkzaamheden laten verrichten. Kenmerk 3 TM141216-AVRKHN Op uw site trof ik de volgende vraag en antwoord aan: Ben ik verplicht om stagevergoeding te betalen? Nee, het verstrekken van een stagevergoeding aan een stagiair gebeurt op vrijwillige basis. Koninklijke Horeca Nederland hanteert een model stageregeling die u als richtlijn kunt hanteren bij het opstellen van de stageovereenkomst met uw stagiair. Uiteraard bent u wel gehouden aan vergoedingsafspraken die u in de stageovereenkomst vastlegt. Let op: Als tegenover de stagevergoeding geen gemaakte onkosten staan is loonheffing verschuldigd.” Volgens de Wet LB werkt een stagiair in dienstbetrekking als hij een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek. Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Ik verwijs naar paragraaf 16.10 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0029134/). Artikel 1.30 Afspraken over commissies Volgens dit artikel is de werknemer die in het front office van de logiesverstrekker werkt, verplicht de werkgever te informeren over verwijzingen en adviezen aan gasten en eventuele commissies die daar betrekking op hebben. Als de werknemer hierover afspraken maken, moeten zij die schriftelijk vastleggen. Het is voor de werknemer niet toegestaan om zonder schriftelijke afspraak met zijn werkgever vanuit die adviezen en verwijzingen commissies te ontvangen. Als een werknemer met medeweten van de werkgever commissies of ander loon van derden ontvangt, onder welke naam dan ook, moet de werkgever daarover loonheffingen inhouden. Als een werknemer zonder medeweten van de werkgever loon van derden ontvangt, valt dit niet onder het bereik van de Wet LB. In dat geval moet de werknemer dat loon als inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeven. Ik verwijs naar paragraaf 4.4.2 van het Handboek. Bij twijfel kan de werkgever of de werknemer desgewenst de fiscale gevolgen met de bevoegde inspecteur afstemmen. Artikel 2.9 Verrekening minuren bij einde dienstverband Volgens dit artikel mag de werkgever bij de eindafrekening van het dienstverband het eventueel wegens minuren te veel uitbetaalde loon verrekenen. Bij verrekening in geld van te weinig gewerkte uren is sprake van negatief loon. Ik verwijs naar paragraaf 4.10 van het Handboek. Artikel 3.24 Schadevergoeding bij wijziging tijdvak vakantie Volgens dit artikel heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een schadevergoeding als de werkgever een eerder vastgesteld tijdvak van vakantie wijzigt. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke vergoeding mogelijk niet tot het loon. De werkgever kan in concrete situaties, eventueel onder verwijzing naar deze brief, uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 4.19 Inhoudingen Volgens dit artikel mag de werkgever volgens de daarvoor geldende regels bedragen op het loon inhouden. Als voorbeeld vermeldt het artikel dat de werkgever de helft van de gedifferentieerde premie voor de WGA op de werknemer mag verhalen. Kenmerk 4 TM141216-AVRKHN Als de werkgever de WGA-premie (WGA-vast en WGA-flex) gedeeltelijk op de werknemer verhaalt, moet hij de verhaalde premie inhouden op het nettoloon. Ik verwijs naar paragraaf 5.6.9 van het Handboek. Voor sommige andere inhoudingen geldt dat de werkgever ze als aftrekpost voor alle heffingen in aanmerking mag nemen. Ik verwijs naar paragraaf 9.2.6 van het Handboek. Artikel 6.1 Uitruil arbeidsvoorwaarden Volgens het eerste lid van dit artikel kan de werknemer arbeidsvoorwaarden (bronnen) uitruilen voor aanwending voor of financiering van fiscaal toegestane doelen. Volgens het tweede lid moet de uitruil voldoen aan de richtlijn voor de loonheffing en schriftelijk vastgelegd in een aanvullende arbeidsovereenkomst. Het derde lid regelt het de verlaging van het loon in ruil voor een vergoeding van vakbondscontributie. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen, al dan niet via een zogenoemd cafetariasysteem. Een dergelijk systeem moet voldoende realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Ik verwijs naar de inleiding van hoofdstuk 4 en paragraaf 4.16 / 27.6 van het Handboek en het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/). In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 27.10 van het Handboek. De vergoeding van in een eerder jaar gemaakte kosten behoort in beginsel tot het loon. Dit is slechts anders als de werknemer in dat eerdere jaar al een onvoorwaardelijk recht op die vergoeding had. Bij een cafetariasysteem ontstaat zo’n onvoorwaardelijk recht eerst als de werknemer zijn keuze daadwerkelijk aan zijn werkgever kenbaar maakt. Als de werknemer dat pas na de jaarwisseling doet, kan de werkgever, indien hij de oude regelgeving toepast, de vakbondscontributie van het voorafgaande jaar niet meer onbelast vergoeden.
© Copyright 2024 ExpyDoc