Kantoor Arnhem Telefoon Telefax 1 > Postbus 9001 0800 - 0543 (088) 154 98 52 Kennisgroep CAO Doorkiesnummer 6800 DB ARNHEM Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Secretariaat CAO voor de Tandtechniek Postbus 3183 3502 GD UTRECHT . . . . . . . . . . . . . Datum 22 juli 2014 Uw kenmerk Kenmerk KG CAO/14/Beoordeling CAO Tandtechniek 2013-2014 Betreft Cao voor de Tandtechniek 2013-2014 Geachte mevrouw, In 2013 is een nieuwe cao voor de tandtechniek gesloten voor de periode 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014. Deze cao heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014 en is dus inclusief nieuwe regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovenvermeld doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen. Hoogachtend, ON 572- 1Z*1ED namens de inspecteur Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden Groningensingel 21 Arnhem Kenmerk 2 KG CAO/14/Beoordeling CAO Tandtechniek 2013-2014 Algemeen In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014 (hierna: Handboek). U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de zoekterm “cao-beoordelingen”. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Als sprake is van loon voor alle loonheffingen, dan gebruik ik de term “loon”. Artikel 7 Vakopleiding Dit artikel bevat (o.m.) bepalingen aangaande een reiskostenvergoeding voor leerlingen aan de vaktechnische opleiding in de tandtechniek. Woon- werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. De maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers, ongeacht het vervoermiddel, bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast kunnen vergoeden. Hoofdstuk 21 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels, ik verwijs naar paragraaf 21.2 van het Handboek. De paragrafen 21.3 tot en met 21.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 21.9 / 20.9 staat dat, voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 21.10, 21.11 en 21.12 behandelen respectievelijk het verstrekken of vergoeden van (kosten van) parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek en het tijdelijk ander vervoer bij wegwerkzaamheden. Kenmerk 3 KG CAO/14/Beoordeling CAO Tandtechniek 2013-2014 Artikel 9 Terugbetaling opleidingskosten bij ontslag Dit artikel regelt de vergoeding door de werknemer van opleidingskosten bij ontslag. Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding of verstrekking die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie de paragrafen 4.10.2 en 20.1.5 / 27.38 van het Handboek. Zie ook onderdeel 5 van het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/1033M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0035269/). Artikel 13 Overwerk Dit artikel bevat een aantal bepalingen over overwerk. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Bij het opsparen van verlof, bijvoorbeeld ter compensatie van meerwerkuren, kan een belaste aanspraak ontstaan. Zie de paragraaf 19.1.3 van het Handboek. Bovendien kan in fiscaal opzicht sprake zijn van een regeling voor vervroegd uittreden (hierna: RVU) indien een werknemer voortijdig stopt met - in voldoende mate - werken. In geval van een RVU is de werkgever, naast de reguliere heffing, een eindheffing verschuldigd van 52% over de werkgeversbijdrage aan die regeling. Ik verwijs naar de paragrafen 19.4.2 en 24.3 van het Handboek. In bepaalde situaties leidt het (tijdelijk) minder werken of zelfs volledig stoppen met werken niet tot een RVU. Van een RVU is onder meer geen sprake als de vermindering van de arbeidsduur volledig het gevolg is van het opnemen van levensloopverlof. Evenmin kan een RVU ontstaan enkel door het opnemen van stuwmeerverlof, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: - de aanspraken op verlof bedragen niet meer dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken; - de verlofaanspraken worden niet op een zodanig moment toegezegd dat opname alleen nog mogelijk is voorafgaande aan pensioen; - aan het toekennen van de (extra) verlofaanspraken wordt niet de voorwaarde verbonden dat de werknemer het verlof voorafgaande aan pensioen moet opnemen. Ook combinaties van levensloopverlof en stuwmeerverlof (bijvoorbeeld wekelijks twee dagen levensloopverlof en drie dagen stuwmeerverlof) leiden niet tot een RVU. Echter, bij samenloop van bovenbedoelde verlofsoorten met een seniorenregeling kan wèl een RVU ontstaan. Bij zo'n samenloop is van belang dat de werknemer wekelijks in voldoende mate feitelijk blijft werken. Voldoende betekent: ten minste de helft van de arbeidsduur in het laatste kalenderjaar voorafgaand aan het begin van de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Daarbij hoeft de werkgever overigens geen rekening te houden met ziekte, arbeidsongeschiktheid of in het (betreffende) kalenderjaar toegekend (regulier) vakantieverlof. Ik verwijs naar V&A 12-003 op www.belastingdienstpensioensite.nl (V&A Handreikingen pensioen LB), zoals in september 2013 geactualiseerd. Voor de volledigheid merk ik op dat het aankopen van verlofrechten gevolgen kan hebben voor het pensioengevend salaris. Ik verwijs naar het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0028256/). Kenmerk 4 KG CAO/14/Beoordeling CAO Tandtechniek 2013-2014 Artikel 19 Vakbondscontributie De werkgever faciliteert eenmaal per jaar de mogelijkheid om de betaling van de vakbondsbijdrage via de werkgever te laten verlopen. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Dit artikel lijkt geen vastlegging in de vorm van een schriftelijke overeenkomst voor te schrijven. Als werkgevers en werknemers aan het wijzigen van arbeidsvoorwaarden onvoldoende aandacht besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten en wel direct voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Het beleid dat de Belastingdienst hanteert over het wijzigen van beloningen is verwoord in het Besluit van 28 januari 2011, nr. DGB 2011/1M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/ ). De vergoeding van in een eerder jaar gemaakte kosten behoort in beginsel tot het loon. Dit is slechts anders als de werknemer in dat eerdere jaar reeds een onvoorwaardelijk recht op die vergoeding had. Bij een cafetariasysteem ontstaat zo’n onvoorwaardelijk recht eerst als de werknemer zijn keuze daadwerkelijk aan zijn werkgever kenbaar maakt. Als de werknemer dat pas na de jaarwisseling doet, kan de werkgever in voorkomende gevallen geen onbelaste vergoeding meer geven. Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het Besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0028256/ ). In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 27.10 van het Handboek. Artikel 23 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid De werkgever heeft de inspanningsverplichting om een verzekering ter dekking van het WGA-gat te faciliteren. Deze verplichting bestaat alleen voor een collectieve verzekering. Indien de werkgever de verzekeringnemer is, vormt de bijdrage van de werknemer aan de premie van een dergelijke verzekering een aftrekpost voor alle heffingen en de aanspraak behoort niet tot het loon. (Dit is slechts anders indien de WIA-uitkering samen met aanvullingen hierop leidt tot een hoger loon dan het te vervangen oorspronkelijke loon.) De uitkeringen uit deze polis behoren wel tot het loon voor de loonheffing. Onder de werkkostenregeling kan de werkgever een belaste aanspraak aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije ruimte onderbrengen. De uitkeringen zijn loon uit vroegere dienstbetrekking en kunnen niet worden aangewezen als eindheffingsloon en worden ondergebracht in de vrije ruimte. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.4 / 18.1.4 van het Handboek. Kenmerk 5 KG CAO/14/Beoordeling CAO Tandtechniek 2013-2014 Artikel 25 Uitkering bij overlijden Voor zover een overleden werknemer drie jaren of meer in dienst van de werkgever is geweest, ontvangen de nagelaten betrekkingen een uitkering van vier maandsalarissen. Voor de gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 van het Handboek. In deze paragrafen staan uitvoerig de gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties. Nu de uitkering hoger is dan driemaal het maandloon, is het meerdere belast. Artikel 26 Pensioenfonds De pensioenregeling heb ik niet beoordeeld. Artikel 27 Sociaal Fonds Deze regeling heb ik niet beoordeeld. Artikel 29 Reorganisatiemaatregelen Bij zowel individueel als collectief ontslag kan sprake zijn van een RVU. Ik verwijs naar mijn commentaar hierboven op artikel 13.
© Copyright 2024 ExpyDoc