cao-beoordeling voor de Waterbouw 2013-2014

Belastingdienst Rotterdam
Telefoon (0800) 05 43
1
>
Postbus 50961
Telefax
(088) 15 34 971
3007 BC ROTTERDAM
Datum
Waterbouw.nl
Bezuidenhoutseweg 12
2594 AV DEN HAAG
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
18 maart 2014
Uw kenmerk
Kenmerk
Fiscale beoordeling cao
Betreft
Cao Waterbouw 2013-2014, algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2014
Geachte mevrouw,
In het besluit van 17 december 2013, UAW Nr. 11500, heeft de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid bepalingen van de cao Waterbouw algemeen verbindend verklaard tot en met 31
maart 2014.
Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder
meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de
beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage
informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan
deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De
beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014, en is
dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van
deze brief op de hoogte te stellen.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt
u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie
wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
ON 563- 1Z*1ED
Hoogachtend,
Belastingdienst/Kennisgroep CAO
namens de inspecteur,
Bezoekadres
In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Laan op Zuid 45
ROTTERDAM
Kenmerk
2
Fiscale beoordeling cao
Bijlage
Fiscale beoordeling cao Waterbouw 2013-2014
In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014, uitgave januari (hierna:
Handboek). In dit Handboek is zowel de regelgeving over de werkkostenregeling opgenomen als de oude
regelgeving van de vrije vergoedingen en verstrekkingen, “de overgangsregeling”. Indien de nummering
van paragrafen van de werkkostenregeling en de overgangsregeling in het Handboek daartoe aanleiding
geeft, verwijs ik in de rapportage eerst naar de werkkostenregeling en vervolgens naar de
overgangsregeling.
U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst
(www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door
middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde caobeoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de
zoekterm “cao-beoordelingen”.
Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van
kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de
werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de
uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001
is vervallen.
De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5%
van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever
onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog
enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon
(in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De
werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de
overgangsregeling toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31
december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de
Belastingdienst met de zoekterm “wkr”.
Artikel 1
Definities
Dienstbetrekking
De cao bevat een definitie van de begrippen werkgever en werknemer.
De regels van de loonheffingen zijn van toepassing op alle arbeidsverhoudingen die als dienstbetrekking
zijn aan te merken. In de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen) spreken we meestal
van een inhoudingsplichtige. Bij de premieheffing werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet
(Zvw) spreken we meestal van werkgever. In deze beoordeling gebruik ik de term werkgever ook voor de
inhoudingsplichtige.
Inlening arbeidskrachten
Uitzendkrachten zijn in echte of fictieve dienstbetrekking bij de uitlener (het uitzendbureau) als aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. Het uitzendbureau moet daarom de loonheffingen inhouden,
aangeven en afdragen. Ik verwijs naar paragraaf 16.20 van het Handboek. De inlenende werkgever kan
overigens aansprakelijk worden gesteld voor, onder meer, de loonheffingen die betrekking hebben op de
door de uitzendkracht verrichte werkzaamheden. De inlenende werkgever kan zich tegen
aansprakelijkheid vrijwaren door de door de uitlener verschuldigde loonheffingen en de verschuldigde
omzetbelasting op een geblokkeerde (G-)rekening te storten en in de loop van 2014 in een depot bij de
Belastingdienst. Ik verwijs naar de paragrafen 11.6.1 en 11.6.5 van het Handboek.
18 maart 2014
Kenmerk
3
Fiscale beoordeling cao
Reistijdvergoeding
De vergoedingen voor reistijd woon-werkverkeer en reistijd op het werk behoren tot het loon.
Artikel 8
Aanvang en einde van het dienstverband
Voor de volledigheid wijs ik op de fiscale verplichtingen van de werkgever om uiterlijk de dag voordat de
werknemer gaat werken:
- de gegevens van de werknemer voor de loonheffingen te ontvangen;
- de identiteit van de werknemer vast te stellen.
Voor de inhoud van deze verplichtingen verwijs ik naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van het Handboek.
Het niet naleven van deze verplichtingen kan tot forse naheffingsaanslagen en/of tot grote
administratieve overlast leiden. In dit verband wijs ik tevens op de identificatieplicht van de werknemer,
(zie paragraaf 2.2.2 van het Handboek) en op de bewaarplicht van de werkgever (zie paragraaf 3.5 van
het Handboek).
Artikel 10
Uitkering bij overlijden
Volgens dit artikel hebben bij het overlijden van een werknemer de nagelaten betrekkingen recht op een
uitkering. Deze uitkering is gelijk aan het basisweekloon van de werknemer over de periode vanaf de dag
na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na de maand waarin het overlijden
plaatsvond.
Zowel de aanspraak op de uitkering als de uitkering zelf is vrijgesteld. Voor meer informatie over de
gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik
naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 van het Handboek. In deze paragrafen staan uitvoerig de gevolgen
beschreven van een aantal te onderscheiden situaties.
Artikel 11
Vervoer bij overlijden
Volgens dit artikel hebben de nabestaanden van een overleden werknemer onder voorwaarden recht op
een vergoeding van de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats van de
overledene. Deze vergoeding behoort niet tot het loon, ook niet onder de overgangsregeling.
Artikel 14.1
Algemene bepalingen ploegendiensten
Indien de werktuigen zijn voorzien van slaapaccommodatie worden de werknemers volgens onderdeel k
van dit artikel aan boord gehuisvest. Indien er geen slaapaccommodatie aanwezig is, worden de
werknemers gehuisvest in een aan wal staande verblijfsgelegenheid.
Huisvesting op de werktuigen wordt onder de werkkostenregeling op nihil gewaardeerd indien de
werknemer niet op het werktuig woont en zich redelijkerwijs niet aan deze voorziening kan onttrekken.
Dit geldt ook voor de verstrekking van bewassing, energie en water. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.12
van het Handboek. Onder de overgangsregeling is de verstrekking van huisvesting (waaronder
bewassing, energie en water) op de werktuigen onbelast voor zover de waarde in het economische
verkeer hoger is dan bepaalde normbedragen. Dit betekent dat ten minste de normbedragen als loon in
aanmerking moeten worden genomen. Ik verwijs naar paragraaf 27.18 van het Handboek.
Huisvesting aan wal is onder de werkkostenregeling gericht vrijgesteld als tijdelijke verblijfkosten indien:
• er sprake is van ambulante werknemers; of,
• zolang het redelijk is dat een werknemer (nog) niet bij de plaats van zijn werk gaat wonen.
Ik verwijs voor meer informatie hierover naar paragraaf 20.1.2 van het Handboek. Onder de
overgangsregeling is de huisvesting aan wal onbelast gedurende maximaal twee jaar. Ik verwijs voor
meer informatie hierover naar paragraaf 27.17 van het Handboek.
18 maart 2014
Kenmerk
4
Fiscale beoordeling cao
Artikel 15
Continudiensten in 4-ploegen (168 uur)
Vrije tijd
Voor informatie over de beloning in de vorm van vrije tijd verwijs ik naar mijn beoordeling van artikel 37.
Huisvesting
Volgens het tiende lid draagt de werkgever in geval van continudiensten in 4-ploegen zorg voor
huisvesting en voeding. Ik heb bij artikel 14.1 al de fiscale gevolgen van de verstrekking van huisvesting
weergegeven.
Maaltijden
De waarde van een maaltijd behoort tot het loon. De maaltijd moet worden gewaardeerd tegen de
waarde in het economische verkeer. Als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, is
de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hiervan is bijvoorbeeld sprake:
• als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten;
• tijdens werkzaamheden op niet permanente locaties;
• indien het niet mogelijk is voor de werknemer om de werkplek te verlaten zoals aan boord van
vliegtuigen, schepen en boorplatforms; of,
• bij overwerk of werk op koopavonden. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht
gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die
dag.
In het geval van verstrekking van maaltijden op grond van dit artikel moet beoordeeld worden of er
sprake is van een van de bovengenoemde gevallen. Dit geldt ook als de overgangsregeling van
toepassing is. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.3 / 27.23 van het Handboek.
Consumpties
Consumpties die op de werkplek worden verstrekt die geen onderdeel uitmaken van een maaltijd zijn
onbelast. Dit geldt ook als de werkgever de overgangsregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.6 /
27.8 van het Handboek.
Artikel 20.3
Loonsverhoging, Indexering en Eenmalige uitkering
De eindejaarsuitkering behoort tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de
tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere
beloningen tot een lagere inhouding leiden of als de werkgever uitsluitend premie voor de
volksverzekeringen op het loon inhoudt, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar
paragraaf 7.3.6 van het Handboek.
Artikel 23
Beloning bij overwerk
De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon.
Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer
verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag
de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar
paragraaf 7.3.6 van het Handboek.
Artikel 24
Individuele kapitaalopbouw bij overwerk
Volgens dit artikel heeft de werknemer het recht om zijn vergoeding voor overwerk te gebruiken voor
individuele kapitaalopbouw voor zijn (pre)pensioenregeling, spaarpensioenregeling en
levensloopregeling.
Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te
18 maart 2014
Kenmerk
5
Fiscale beoordeling cao
wijzigen, al dan niet via een zogenoemd cafetariasysteem. Een dergelijk systeem moet voldoende
realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de
overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding
van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende
situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden.
De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te
leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en
werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde
fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal al genoten, en wel
voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Ik verwijs naar de inleiding van hoofdstuk 4 en
paragraaf 4.16 / 27.6 van het Handboek en het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M (zie:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/).
Een verlaging van de overwerkvergoeding leidt in beginsel tot een verlaging van het fiscale
pensioengevend loon. Indien de overwerkvergoeding ook daadwerkelijk pensioengevend is, leidt dit tot
een verlaging van de pensioenopbouw. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze
voorwaarden staan in onderdeel vier van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M (zie:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0028256/
Artikel 25
Woon-werkverkeer en reiskostenvergoeding
Woon- werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. De maximale onbelaste vergoeding van zakelijke
kilometers, ongeacht het vervoermiddel, bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers elke
zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast
kunnen vergoeden. Volgens het vierde lid van dit artikel kan een werkgever een vergoeding geven van €
0,39 per zakelijke kilometer. Onder de werkkostenregeling dient in dat geval € 0,20 als werknemersloon
te worden aangemerkt of als eindheffingsloon te worden aangewezen. Voor eindheffingsloon kan gebruik
worden gemaakt van de vrije ruimte. Onder de overgangsregeling dient
€ 0,20 als werknemersloon te worden aangemerkt of te worden betrokken in de eindheffing. Ik verwijs
voor deze eindheffing naar paragraaf 24.11 van het Handboek.
Hoofdstuk 21 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over
reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels. Ik verwijs hiervoor naar
paragraaf 21.2 van het Handboek. De paragrafen 21.3 tot en met 21.8 van het Handboek gaan, onder
meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 21.9 / 20.9
staat dat, voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om
reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 21.10, 21.11 en 21.12 behandelen respectievelijk het
verstrekken of vergoeden van (kosten van) parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek
gezinsbezoek en het tijdelijk ander vervoer bij wegwerkzaamheden. Een vergoeding van de
vervoerkosten van de bagage van de werknemer volgt de fiscale behandeling van de vergoeding van de
reiskosten van de werknemer.
Artikel 26
Toeslagen en vergoedingen
Voedingstoeslag
Volgens het eerste lid van dit artikel ontvangt een werknemer een voedingstoeslag van € 14,54 per
gewerkte dag met uitzondering van de werknemer die in zijn woonplaats is tewerkgesteld of die iedere
avond als regel naar huis gaat (tenzij de werknemer een uur of meer nodig heeft voor het afleggen van
de afstand van huis tot plaats van werken en hij later dan 19.00 thuiskomt).
Een vergoeding voor maaltijdkosten behoort in beginsel tot het loon. Alleen als de maaltijd een meer dan
bijkomstig zakelijk karakter heeft, is de vergoeding van de maaltijd onbelast. Hiervan is bijvoorbeeld
sprake:
18 maart 2014
Kenmerk
6
Fiscale beoordeling cao
•
•
•
als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten;
tijdens werkzaamheden op niet permanente locaties;
indien het niet mogelijk is voor de werknemer om de werkplek te verlaten zoals aan boord van
vliegtuigen, schepen en boorplatforms; of,
• bij overwerk of werk op koopavonden. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht
gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die
dag.
In het geval van vergoeding van een maaltijd moet beoordeeld worden of er sprake is van een van de
bovengenoemde gevallen. Dit geldt ook als de overgangsregeling van toepassing is. Ik verwijs naar
paragraaf 20.1.3 / 27.23 van het Handboek.
Een vergoeding voor consumpties die geen onderdeel uitmaken van een maaltijd, behoort tot het loon.
Een werkgever kan hiervoor onder de werkkostenregeling gebruik maken van zijn vrije ruimte. Onder de
overgangsregeling is het mogelijk een vaste onbelaste vergoeding te betalen voor consumpties van
maximaal € 0,55 per gewerkte dag (2014). Ik verwijs naar paragraaf 20.2.6 / 27.8 van het Handboek.
Volgens dit artikel wordt een vaste vergoeding gegeven voor voeding. Een vaste kostenvergoeding
behoort in beginsel tot het loon. De benaming “kostenvergoeding” betekent niet dat er fiscaal sprake is
van een onbelaste kostenvergoeding. Een eventuele vaste kostenvergoeding dient onder meer,
voorafgaand aan de betaling, afzonderlijk te zijn vastgesteld en naar de aard en de veronderstelde
omvang van de kosten te zijn gespecificeerd. Past de werkgever de werkkostenregeling toe, dan geldt
tevens dat een nieuwe vaste kostenvergoeding voor kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt en
voor intermediaire kosten gebaseerd moet zijn op een daaraan voorafgaand onderzoek naar de werkelijk
gemaakte kosten. Ik verwijs naar de paragrafen 4.6.1 en 4.7.1 van het Handboek.
Conclusie: de fiscale behandeling van de vaste vergoeding voor voeding is afhankelijk van het karakter
van de maaltijden en op welke wijze de aard en de veronderstelde omvang vooraf is gespecificeerd.
Uitrustingstoeslag
Volgens het tweede lid van dit artikel ontvangt een werknemer een toeslag van € 1,90 per gewerkte dag
voor het noodzakelijk gebruik door de werknemer van de eigen uitrusting, tenzij de werkgever een pakket
persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer verstrekt.
Een vergoeding voor het noodzakelijk gebruik door de werknemer van de eigen uitrusting behoort tot het
loon van de werknemer. Onder de overgangsregeling is de vergoeding wellicht (voor een deel) onbelast.
Maar dit is afhankelijk van of en op welke wijze de aard en de veronderstelde omvang vooraf is
gespecificeerd.
De verstrekking van een pakket van persoonlijke beschermingsmiddelen behoort in beginsel tot het loon
tenzij er sprake is van een nihilwaardering zoals bij arbovoorzieningen. Een arbovoorziening behoort niet
tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. Ik verwijs naar paragraaf
20.2.5 van het Handboek. Ook onder de overgangsregeling is een arbovoorziening onder voorwaarden
onbelast. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 27.3 van het Handboek.
Voeding en logies voor stortpersoneel
Stortpersoneel ontvangt bovengenoemde toeslagen niet. De werkgever voorziet deze werknemers van
behoorlijke voeding en logies in het geval zij wekelijks naar huis reizen.
De verstrekking van voeding en logies behoort tot het loon van de werknemer tenzij wordt voldaan aan
de voorwaarden van de gerichte vrijstelling voor verblijfkosten en maaltijden. Zie voor de beoordeling
van de fiscale gevolgen hetgeen ik heb opgemerkt bij artikel 14.1 en 15.
Stagiairs
De vergoeding voor stagiairs is vastgelegd in bijlage 5 van de cao. Hierin is o.a. opgenomen dat de
18 maart 2014
Kenmerk
7
Fiscale beoordeling cao
vergoeding aan de stagiair is bedoeld als tegemoetkoming in de extra kosten en dat niet beoogd wordt
een beloning te geven voor het verrichten van werkzaamheden. Er wordt een maximale vergoeding
geadviseerd aan de werkgevers van € 77,05 per week.
Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het
ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking. Dit kan een
echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2
van het Handboek. Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers
stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Ik verwijs naar paragraaf 16.10 van het
Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik
tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M (zie:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0029134/).
In de bijlage wordt geconcludeerd dat de stagiair in fictieve dienstbetrekking staat tot de werkgever.
Indien de vergoeding inderdaad niet meer bedraagt dan € 77,05 per week deel ik die mening. Zoals ook
beschreven in de bijlage betekent dit dat over de vergoeding loonheffing en de werkgeversheffing Zvw
verschuldigd zijn maar geen premies werknemersverzekeringen.
Reiskosten stagiairs
Voor informatie over de vergoeding van reiskosten verwijs ik naar mijn beoordeling van artikel 25.
Huisvesting stagiairs
De stagiair heeft volgens de bijlage recht op een vergoeding van huisvestingskosten van maximaal
€211,65. Een vergoeding van huisvestingskosten is onder de werkkostenregeling gericht vrijgesteld als
tijdelijke verblijfkosten indien:
• er sprake is van ambulante werknemers; of,
• zolang het redelijk is dat een werknemer (nog) niet bij de plaats van zijn werk gaat wonen.
Ik verwijs voor meer informatie hierover naar paragraaf 20.1.2 van het Handboek. Onder de
overgangsregeling is de huisvesting onbelast gedurende maximaal twee jaar. Ik verwijs voor meer
informatie hierover naar paragraaf 27.17 van het Handboek.
Artikel 27
EHBO-diploma, BHV-diploma
Volgens dit artikel ontvangt een werknemer die in het bezit is van een geldig EHBO- of BHV-diploma
onder voorwaarden een brutovergoeding van € 279,19 van de Stichting Opleidings- en
Ontwikkelingsfonds Waterbouw (hierna: het Fonds). Het Fonds is opgericht door cao-partijen. Het
bestuur van het Fonds is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.
De inkomsten van het fonds bestaan voornamelijk uit een premieheffing op het pensioenplichtige loon
afkomstig uit de Bedrijfstakeigen Regelingen BTER Cao Waterbouw.
Een toeslag voor een werknemer met een EHBO- of BHV-diploma behoort tot het loon. Dit geldt ook
onder de overgangsregeling. De werkgever kan onder de werkkostenregeling gebruik maken van de vrije
ruimte. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5/27.3 van het Handboek.
Volgens de cao wordt de vergoeding door het Fonds uitbetaald aan de werknemer. De werkgever is
echter inhoudingsplichtig ten aanzien van deze vergoeding.
Artikel 28
Ongevallenverzekering
Volgens het eerste lid van dit artikel is de werkgever verplicht voor zijn werknemers een
ongevallenverzekering af te sluiten. Deze verzekering garandeert een uitkering in geval van blijvend
lichamelijk letsel of dood als gevolg van een ongeval dat de werknemer in of buiten dienstverband is
overkomen. Daarnaast dient deze verzekering volgens het tweede lid van dit artikel bij het overlijden van
18 maart 2014
Kenmerk
8
Fiscale beoordeling cao
de werknemer recht te geven op een uitkering van minimaal € 30.000 aan zijn nabestaanden. Bij
algehele blijvende invaliditeit van de werknemer geeft de verzekering recht op een uitkering van
minimaal € 46.000.
Indien de werkgever een ongevallenverzekering afsluit voor zijn werknemer verstrekt hij de verzekering
aan de werknemer. Bij toepassing van de werkkostenregeling behoort de verzekering volgens dit artikel
niet tot het loon. Dit is ook het geval onder de overgangsregeling.
Een eventuele uitkering uit de verzekering is loon uit vroegere dienstbetrekking. Daaruit volgt dat de
werkgever de uitkering niet kan aanwijzen als eindheffingsloon onder de werkkostenregeling. De
werkgever dient eventueel verschuldigde loonheffingen in te houden en af te dragen, waarbij de
werkgever voor de loonheffing mogelijk de tabel bijzondere beloningen moet toepassen. Ik merk op, dat
over de uitkering bij overlijden geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn en dat een
eenmalige uitkering bij overlijden tot maximaal driemaal het loon over een maand is vrijgesteld. Dit is ook
het geval onder de overgangsregeling. Ik verwijs naar de paragrafen 19.1.6 en 19.1.7 van het Handboek.
Artikel 29
Verlies van uitrusting en andere eigendommen van de werknemer
Volgens dit artikel vergoedt de werkgever onder voorwaarden schade aan de werknemer bij diefstal,
verlies of schade aan de uitrusting of andere eigendommen van de werknemer als gevolg van brand,
ontploffing, zinken van vaartuigen en andere calamiteiten. De schade dient toe te rekenen te zijn aan het
werk of het materieel, tenzij dit door de wet anders is geregeld.
Een vergoeding voor schade aan of verlies van persoonlijke zaken behoort niet tot het loon indien de
schade of het verlies is ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de
dienstbetrekking. Ik verwijs naar paragraaf 4.13.3 en 27.35 van het Handboek.
Artikel 37
Vakantie, snipperdagen, feestdagen
Aanspraken op vakantie(verlof) behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het
kalenderjaar, samen met aanspraken op compensatieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per
week, gerekend over een periode van 50 weken. De doorbetaling tijdens vakantiedagen behoort in dat
geval tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.1.3 van het Handboek.
Artikel 45
Inzet ouderen
Volgens dit artikel hebben bepaalde werknemers recht op een medische keuring. Als de werkgever de
werkkostenregeling toepast en de keuring plaatsvindt op de werkplek èn de keuring tevens als een
voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een
zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het
loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is onder meer dat
sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de
werkgever aan de werknemer de kosten van een keuring vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon
voor de loonheffingen. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5 van het Handboek. Als de werkgever de
werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt de facto géén uitsluiting voor vergoedingen. Evenmin geldt
als voorwaarde dat de keuring op de werkplek plaats moet vinden. Wel geldt onverkort de voorwaarde
dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik verwijs naar
paragraaf 27.3 van het Handboek.
Voor reiskosten voor medische keuringen en bezoek aan Arbo-arts/bedrijfsarts geldt hetgeen ik heb
opgemerkt bij artikel 25.
18 maart 2014
Kenmerk
9
Fiscale beoordeling cao
Artikel 41
Scholing
Volgens dit artikel heeft een werknemer onder voorwaarden recht om naar zijn keuze gedurende twee
dagen een bij- of omscholingscursus gerelateerd aan de waterbouwsector te volgen.
Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt in
het kader van de dienstbetrekking dan wel voor het verkrijgen van inkomsten uit werk en woning,
behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Hiervan is in dit
geval sprake. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de
paragrafen 20.1.4 en 20.1.5 / 27.11 en 27.38 van het Handboek.
Artikel 42
Erkenning van Verworven Competenties (EVC)
Volgens dit artikel biedt de werkgever de werknemer de gelegenheid om deel te nemen aan een EVCtraject.
Uitgaven en verstrekkingen voor het volgen van een EVC-traject behoren niet tot het loon. Ook niet
onder de overgangsregeling.
Artikel 44
Veiligheidsvoorschriften CROW
Indien er gebruik moet worden gemaakt van vergaande maatregelen ter bescherming van huid en
luchtwegen heeft de werknemer volgens dit artikel onder bepaalde omstandigheden recht op een
vergoeding van € 5 per gewerkte dag.
Deze vergoeding behoort tot het loon. Onder de werkkostenregeling kan gebruik worden gemaakt van de
vrije ruimte. Onder de overgangsregeling is de vergoeding wellicht (voor een deel) onbelast. Maar dit is
afhankelijk op welke wijze de aard en de veronderstelde omvang van de vergoeding vooraf is
gespecificeerd.
Artikel 46
Vorstverlet
De werknemer heeft volgens dit artikel onder bepaalde omstandigheden bij vorst recht op een aanvulling
op de aan hem toegekende werkloosheidsuitkering. De werkgever ontvangt de werkloosheidsuitkering
van het UWV en betaalt deze inclusief bovengenoemde aanvulling zo spoedig mogelijk uit aan de
werknemer.
Zowel de werkloosheidsuitkering als de aanvulling daarop behoren tot het loon. Bij de berekening van de
verschuldigde loonheffingen moet de werkgever de werkloosheidsuitkering en de aanvulling samentellen.
De witte tabel is van toepassing.
Artikel 47
Arbeidsongeschiktheid
Volgens onderdeel vier van dit artikel heeft een werknemer recht op een eenmalige re-integratiebonus
van 30% van het vast overeengekomen loon over de periode vanaf de eerste dag van het tweede
ziektejaar tot en met het moment van geslaagde re-integratie. Deze re-integratiebonus behoort tot het
loon. De witte tabel is van toepassing.
18 maart 2014