cao-beoordeling Gehandicaptenzorg 2014-2015

Kantoor Almelo
1
>
Postbus 5105
Telefoon 0800 - 0543
7600 GL ALMELO
Kennisgroep CAO
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
Postbus 413
3500 AK UTRECHT
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Datum
25 september 2014
Uw kenmerk
Kenmerk
TM140925-VGN
Betreft
Beoordeling CAO op fiscale aspecten
Geachte mevrouw,
In mijn brief van 3 juli 2012 heb ik u geïnformeerd over de fiscale aspecten van de CAO
Gehandicaptenzorg zoals die gold tot maart 2014.
In deze brief informeer ik u over de fiscale aspecten van de CAO Gehandicaptenzorg zoals deze geldt
van 1 maart 2014 tot 1 maart 2015.
Een belangrijk doelstelling van de beoordeling is de werkgevers in staat stellen om hun fiscale
verplichtingen zo goed mogelijk na te komen. Net zoals de vorige keer heb ik mijn beoordeling
beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar
de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014 en is dus inclusief de regels rondom de
werkkostenregeling.
Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor
zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van
deze brief op de hoogte te stellen.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Als u vragen of opmerkingen heeft, kunt u
mij bereiken op doorkiesnummer 088 - 154 84 38. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie
wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling betrokken cao-bepalingen.
Hoogachtend,
namens de inspecteur
ON 584- 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO
Bezoekadres
In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Stationsstraat 5
ALMELO
Kenmerk
2
TM140925-VGN
Bijlage
CAO Gehandicaptenzorg 2014-2015
In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014, uitgave juli (hierna: Handboek).
In dit Handboek is zowel de regelgeving over de werkkostenregeling opgenomen als de oude
regelgeving van de vrije vergoedingen en verstrekkingen, “de overgangsregeling”. Als de nummering van
paragrafen van de werkkostenregeling en de overgangsregeling in het Handboek daartoe aanleiding
geeft, verwijs ik in de rapportage eerst naar de werkkostenregeling en vervolgens naar de
overgangsregeling.
U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst
(www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door
middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde caobeoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de
zoekterm “cao-beoordelingen”.
Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van
kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de
werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de
uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001
is vervallen.
De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5%
van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever
onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog
enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon
(in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen.
De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de
oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die
luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van
de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”.
Artikel 1.1
Het werknemerbegrip
Onderdeel b van dit artikel bevat een definitie van het begrip werknemer evenals de uitzonderingen
daarop. Voor de volledigheid merk ik op dat de Wet LB een ruimere omschrijving van het begrip
werknemer kent. Een uurdocent bijvoorbeeld zal, zeker in een meer reguliere onderwijssituatie, voor de
Wet LB al snel als werknemer kwalificeren. Ik verwijs naar hoofdstuk 1 van het Handboek.
Artikel 1:3
Karakter van de CAO
Volgens deze bepaling geldt als hoofdregel dat werkgevers niet van de CAO af mogen wijken. Voor wat
betreft cafetaria-regelingen geldt een uitzondering: (alleen) als cao-partijen hem desgevraagd daartoe
toestemming verlenen, mag de werkgever van de CAO afwijken.
De bovenstaande bepaling heeft gevolgen voor de situatie waarin een werkgever, in het kader van
vooroverleg, de voor hem bevoegde inspecteur vraagt een cafetaria-regeling goed te keuren. Normaal
gesproken zal een inspecteur geen vooroverleg willen voeren over een regeling die in strijd is met een
cao. Dat betekent dat de voorgelegde regeling òf duidelijk in overeenstemming moet zijn met de CAO òf
dat de werkgever moet kunnen aantonen dat sprake is van concrete toestemming door de cao-partijen.
Kenmerk
3
TM140925-VGN
Artikel 2:1
Vastlegging en inhoud arbeidsovereenkomst
Dit artikel bevat een opsomming van (wijzigingen van) afspraken die de werkgever en de werknemer
schriftelijk in de arbeidsovereenkomst moeten vastleggen. Voor afspraken als bedoeld in artikel 1:3 van
de CAO geldt een expliciete uitzondering.
Deze uitzondering leidt tot een fiscaal risico.
Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te
wijzigen, al dan niet via een zogenoemd cafetariasysteem. Een dergelijk systeem moet voldoende
realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de
overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding
van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende
situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden.
De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te
leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en
werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde
fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel
voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast.
Ik verwijs naar de inleiding van hoofdstuk 4 en paragraaf 4.16 / 27.6 van het Handboek en het besluit
van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/).
Artikel 2:10
Pensioenfonds Zorg en Welzijn
De pensioenregeling heb ik niet beoordeeld. Meer in het algemeen geldt dat de reikwijdte van de
onderhavige beoordeling zich niet uitstrekt tot de (mogelijke) gevolgen van de CAO ten aanzien van
pensioenen en regelingen voor vervroegde uittreding (RVU’s).
Artikelen 3:4 en 3:6
Aansprakelijkheid en rechtsbijstand
Op grond van deze artikelen heeft de werkgever in bepaalde situaties van schade en rechtsbijstand,
indien sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, verhaalsrechten op de werknemer.
Betalingen door werknemers aan werkgevers op grond van deze rechten vloeien voort uit het civiele
recht en vormen geen negatief loon (zie paragraaf 4.10 van het Handboek). Als de werkgever geen (of
onvoldoende) gebruik maakt van zijn verhaalsmogelijkheden kan sprake zijn van loon.
Artikel 3:5
Vergoeding schade aan werknemer
Op grond van dit artikel heeft de werknemer onder bepaalde voorwaarden recht op een vergoeding door
de werkgever van materiële schade die hem door een cliënt is toegebracht.
Een vergoeding voor schade aan of verlies van persoonlijke zaken behoort niet tot het loon indien de
schade of het verlies is ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de
dienstbetrekking. Ik verwijs naar paragraaf 4.13.3 / 27.35 van het Handboek.
Artikelen 3:14 en 3:15 Geneeskundig, psychologisch en medisch onderzoek
Deze artikelen regelen in welke situaties (het aangaan of wijzigen van de) arbeidsovereenkomst tot een
geneeskundig, psychologisch of medisch onderzoek kan nopen. De werkgever draagt de aan de keuring
verbonden (reis- en verblijf)kosten.
Voor de fiscale aspecten van het onderzoek is van belang of de werkgever wel of niet de
werkkostenregeling toepast.
Kenmerk
4
TM140925-VGN
Als de werkgever de werkkostenregeling toepast en de keuring plaatsvindt op de werkplek èn de keuring
tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de
voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening
weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is
onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te
sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een keuring vergoedt, behoort de vergoeding
tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5 van het Handboek.
Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt de facto géén uitsluiting voor
vergoedingen. Evenmin geldt als voorwaarde dat de keuring op de werkplek plaats moet vinden. Wel
geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet
zijn gebaseerd. Ik verwijs naar paragraaf 27.3 van het Handboek.
Voor wat betreft de reis- en verblijfkosten verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel 9:2 van de CAO.
Artikel 3:16
Erfenissen, legaten en geschenken
In het tweede en derde lid van artikel is bepaald dat de werknemer alleen met nadrukkelijke toestemming
van de werkgever erfenissen, legaten en geschenken van cliënten mag aannemen.
Wanneer de werknemer zonder medeweten van de werkgever loon van derden ontvangt (onder welke
naam dan ook) valt dit niet onder het bereik van de Wet LB. In dat geval moet de werknemer dat loon als
inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeven. Indien sprake is van
dergelijk mèt toestemming van de werkgever aanvaard loon behoort dat (wel) tot het loon waarover de
werkgever loonheffingen moet inhouden. Bij twijfel kan de werkgever of de werknemer desgewenst de
fiscale gevolgen met de bevoegde inspecteur afstemmen.
Artikel 4:13
Gratificaties bij jubilea en OBU
Op grond van dit artikel heeft de werknemer die onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest
recht op een gratificatie bij een diensttijd van 12½ jaar, 25 jaar, 40 jaar en bij de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Een gratificatie bij een 25- en 40-jarig dienstverband is vrijgesteld tot maximaal het loon over een
maand. Een gratificatie bij een dienstverband van 12½ jaar behoort tot het loon. Ook een gratificatie bij
het einde van de dienstbetrekking zal in veel gevallen tot het loon behoren. Ik verwijs naar paragraaf
19.2.1 van het Handboek en tevens naar de fiscale aspecten bij artikel 16:15 van de CAO.
Artikel 5:3
Salarisschalen leerlingen
Dit artikel bevat de salarisschalen of regelt het recht op bruto zakgeld voor diverse leerlingen.
De arbeidsverhoudingen die uit de in dit artikel bedoelde leerovereenkomsten voortvloeien kwalificeren
in fiscaal opzicht als een (fictieve) dienstbetrekking. Waarschijnlijk ten overvloede merk ik op dat zakgeld
tot het loon behoort.
Artikel 5:5
Renteloze lening
Volgens dit artikel is de werkgever verplicht om werknemers met een leer-arbeidsovereenkomst
faciliteiten, zoals bijvoorbeeld een renteloze lening, aan te bieden.
Voor de fiscale gevolgen van een renteloze lening is van belang of de werkgever wel of niet de
werkkostenregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.8 / 27.29 van het Handboek.
Kenmerk
5
TM140925-VGN
Artikel 5:7
Stagiairs
Volgens deze bepalingen heeft een stagiair, onder voorwaarden, recht op een stagevergoeding van
€ 310 bruto per maand inclusief onkosten, waaronder reiskosten woon-werkverkeer.
Een dergelijke stagevergoeding behoort in beginsel tot het loon, ook als deze vergoeding mede als
kostenvergoeding is bedoeld. Als een werkgever kosten eventueel onbelast wil vergoeden,
moet hij de omvang van die kosten en de vergoeding afzonderlijk vaststellen. Als hij een vaste
kostenvergoeding wil verstrekken moet hij tevens de kosten naar hun aard en de veronderstelde omvang
vooraf of uiterlijk bij de betaling ervan specificeren. Ik verwijs naar paragraaf 4.5 van het Handboek.
Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het
besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0029134/).
Artikel 7:12
Vergoeding verschoven dienst
Volgens dit artikel heeft de werknemer bij verschoven diensten recht op een schadeloosstelling als hij al
uitgaven voor vrijetijdsbesteding heeft gedaan.
In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadeloosstelling mogelijk niet tot het loon.
De werkgever kan in concrete situaties, eventueel onder verwijzing naar deze brief, uitsluitsel vragen
aan de voor hem bevoegde inspecteur.
Artikel 7:21
Vergoeding voor begeleiding van cliënten tijdens meerdaagse vakanties
Dit artikel regelt, onder verwijzing naar een op instellingsniveau overeen te komen regeling, het
recht op (kosten)vergoeding voor het begeleiden van cliënten tijdens vakanties.
De geldelijke vergoeding behoort, ongeacht haar eventuele benaming, tot het loon. Een vergoeding van
kosten kan onder specifieke voorwaarden, waarbij onder meer van belang kan zijn of de werkgever al
dan niet de werkkostenregeling toepast, onbelast blijven. Ik verwijs naar paragraaf 4.6 / 4.7 van het
Handboek.
Artikel 8:8
Schadevergoeding bij intrekken vakantie
Volgens dit artikel heeft de werknemer bij intrekking van verleende vakantie, als hij daardoor geldelijke
schade lijdt, recht op een schadevergoeding.
Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 7:12 van de CAO.
Artikel 8:21
Premiebetalingen bij ouderschapsverlof
In dit artikel is onder meer geregeld dat de werknemer die recht heeft op ouderschapsverlof zonder
behoud van loon zijn pensioen- en/of ziektekostenverzekering op vrijwillige basis kan voortzetten.
Onder de voorwaarde dat de werknemer zijn dienstverband na het verlof ten minste zes maanden
voorzet neemt de werkgever een deel van de verschuldigde premies voor zijn rekening.
Pensioenverzekering
Voor zover een werkgever aan een werknemer een deel van de door de werknemer bij vrijwillige
voortzetting zelf te betalen pensioenpremie vergoedt, behoort deze vergoeding tot het loon.
Voor zover een werkgever echter een deel van de pensioenpremies ten behoeve van de
werknemer aan de pensioenverzekeraar afdraagt is in beginsel sprake van een vrijgestelde betaling. Dan
behoort deze vergoeding dus niet tot het loon. De pensioenpremie die de werkgever op het loon van de
werknemer inhoudt ter afdracht aan de pensioenverzekeraar mag hij dan op het fiscale loon in mindering
brengen (zie paragraaf 9.2.6 van het Handboek).
Kenmerk
6
TM140925-VGN
Indien men toch kiest voor rechtstreekse betaling van de pensioenpremies aan de pensioenverzekeraar
door de werknemer zelf wijs ik voor wat betreft de inkomstenbelasting voor de volledigheid op het besluit
van 27 april 2012, nr. BLKB2012/157M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0031543/). Kort gezegd biedt
dit besluit, onder voorwaarden, de werknemer de mogelijkheid de zelf door hem aan een verzekeraar
betaalde pensioenpremies in de aangifte inkomstenbelasting in aanmerking te nemen. Eén van de
voorwaarden is dat het loon dat de werknemer van de werkgever ontvangt onvoldoende is om de
inhouding en afdracht van pensioenpremies door de werkgever te laten plaatsvinden. Slechts het deel
van de pensioenpremie dat de werkgever niet in kan houden op het loon omdat dat loon te laag is, kan
de werknemer aftrekken in de inkomstenbelasting. Vooral bij vormen van betaald verlof zoals
levensloopverlof kan deze voorwaarde in de weg staan aan aftrek in de inkomstenbelasting.
Ziektekostenverzekering
Indien een werkgever (een deel van) de premie van de ziektekostenverzekering vergoedt,
behoort deze vergoeding tot het loon. Daarbij maakt het niet uit of de werkgever
de vergoeding rechtstreeks aan de ziektekostenverzekeraar of aan de werknemer betaalt.
Terugbetalingsverplichting
Alleen terugbetaling van genoten loon (en niet van een vrijgestelde vergoeding) kan tot negatief loon
leiden. Ik verwijs naar paragraaf 4.10 van het Handboek.
Hoofdstuk 8A
Persoonlijk Budget Levensfase (PBL)
Het PBL is bedoeld om de duurzame inzetbaarheid gedurende alle levensfasen van de werknemer te
bevorderen en bestaat uit een extra aantal verlofuren. De werknemer kan het PBL (deels) als verlof
opnemen, (deels) in tijd sparen, (deels) aanwenden om te sparen op zijn levenslooprekening, (deels)
laten uitbetalen of (deels) inzetten als bron in het meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden.
Over de fiscale gevolgen van het PBL is overleg gevoerd tussen de Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland (VGN) en het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP). Dit overleg heeft geleid tot een
brief van 30 mei 2012 van het CAP aan de VGN. Ik verwijs naar deze brief. Voor de volledigheid merk ik
op dat het in deze brief vermelde V&A 12-003 in september in september 2013 is geactualiseerd (zie
www.belastingdienstpensioensite.nl, onder V&A Handreikingen pensioen LB).
Artikel 9:1
Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer
Volgens het eerste lid van dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling treffen voor het
vergoeden van kosten van woon-werkverkeer. Als zo’n regeling achterwege blijft voorziet het artikel,
vanaf het derde lid, zelf in een regeling.
Woon- werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. De maximale onbelaste vergoeding van zakelijke
kilometers, ongeacht het vervoermiddel, bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers elke
zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast
kunnen vergoeden.
Hoofdstuk 20 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over
reiskosten.
Artikel 9:2
Reis- en verblijfkosten bij dienstreizen
Volgens het eerste lid van dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling treffen voor het
vergoeden van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen. Als zo’n regeling achterwege blijft voorziet het
artikel, vanaf het derde lid, zelf in een regeling. Volgens het vijfde lid moet de werknemer op verzoek van
de werkgever de bescheiden overleggen op basis waarvan het bedrag van de vergoeding kan worden
vastgesteld.
Kenmerk
7
TM140925-VGN
Voor wat betreft de vergoeding van reiskosten verwijs ik naar de opmerkingen bij artikel 9:1 van de CAO.
Voor wat betreft de vergoeding van verblijfskosten geldt als hoofdregel dat deze niet tot het loon behoort
als is voldaan aan twee voorwaarden:
De vergoeding is voor kosten die de werknemer voor de verwerving van zijn loon maakt.
De kosten zijn redelijkerwijs noodzakelijk voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.
Ik verwijs naar paragraaf 4.6 / 4.7 van het Handboek.
Het op verzoek van de werkgever moeten indienen van bewijsstukken impliceert het risico dat de
werkgever die niet om dergelijke bewijsstukken vraagt onvoldoende aannemelijk kan maken dat aan de
bovenvermelde voorwaarden is voldaan.
Artikel 9:3
Telefoonkosten
Volgens dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling voor noodzakelijkerwijs door zijn
werknemers in het kader van de dienstbetrekking gemaakte telefoonkosten treffen.
Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling
toepast.
Als de werkgever de werkkostenregeling toepast behoren vergoedingen en verstrekkingen tot het loon.
Als de werkgever de telefoon aan de werknemer ter beschikking stelt dan bedraagt de waarde daarvan nihil als
de werknemer a) de telefoon op de werkplek gebruikt en hem na werktijd daar achterlaat; of b) de telefoon voor
meer dan 10% zakelijk gebruikt. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.10 van het Handboek.
Als de werkgever de werkkostenregeling nog niet toepast is een vergoeding van uitsluitend zakelijke
gesprekskosten onbelast. Een verstrekking van een telefoon of een vergoeding voor een telefoon is
onbelast als de werknemer de betreffende telefoon voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. Ik verwijs naar
paragraaf 27.19 van het Handboek.
Artikel 9:4
Kost en inwoning
Volgens dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling treffen ten aanzien van het
verstrekken van kost en inwoning.
Voor de fiscale aspecten van zowel “kost” als “inwoning” is van belang of de werkgever wel of niet de
werkkostenregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.12 / 27.20 van het Handboek. Als een
werkgever twijfelt over de fiscale gevolgen van zijn concrete regeling kan hij, eventueel onder verwijzing
naar deze brief, uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur.
Artikel 9:5
Maaltijdverstrekking
Volgens dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling treffen ten aanzien van het aan
werknemers verstrekken van maaltijden.
Voor de fiscale aspecten van het verstrekken van een maaltijd is van belang of de werkgever wel of niet
de werkkostenregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.3 / 27.23 van het Handboek. Als een
werkgever twijfelt over de fiscale gevolgen van zijn concrete regeling kan hij, eventueel onder verwijzing
naar deze brief, uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur.
Artikel 9:6
Kleding
Volgens dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling treffen over verplichte kleding en
voor het vergoeden van dergelijke kleding.
Kenmerk
8
TM140925-VGN
Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling
toepast. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast is elke vergoeding voor kleding belast. Ik
verwijs naar paragraaf 20.2.7 / 27.42 van het Handboek.
Als een werkgever twijfelt over de fiscale gevolgen van zijn concrete regeling kan hij, eventueel onder
verwijzing naar deze brief, uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur.
Artikel 9:7
Verhuiskosten
Volgens de eerste twee leden van dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een regeling treffen
voor het vergoeden van verhuiskosten. Als zo’n regeling achterwege blijft moet de werkgever de in het
vierde lid van het artikel opgenomen regeling toepassen. Deze cao-regeling voorziet onder meer in een
vergoeding voor herinrichtingskosten ad maximaal bruto € 9.076.
De vergoeding voor verhuiskosten van een werknemer behoort tot het loon tenzij de verhuizing
voldoende verband houdt met de dienstbetrekking. Naast de vergoeding van de kosten van het
overbrengen van de boedel mag de werkgever maximaal € 7.750 onbelast vergoeden. Ik verwijs naar
paragraaf 20.1.6 / 27.41 van het Handboek.
Artikel 9:8
Werkgeversbijdrage Ziektekostenregeling IZZ
Volgens dit artikel heeft de werknemer recht op een werkgeversbijdrage ad € 13,67 bruto per maand in
de kosten van de basis aanvullende regeling Collectieve Ziektekostenregeling IZZ.
Deze vergoeding behoort tot het loon.
Artikel 9:9
Registratiekosten ex artikel 4 registratiebesluit BIG
Volgens dit artikel heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een vergoeding van de kosten die
voortvloeien uit de (her)registratie in het kader van de Wet BIG.
Deze vergoeding behoort niet tot het loon.
Artikel 9:10
Contributie beroepsverenigingen
Dit artikel geeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een gedeeltelijke vergoeding van de
contributie van een beroepsvereniging. Een van die voorwaarden is dat de betreffende vereniging
aantoonbaar beroepsinhoudelijke activiteiten ontplooit.
Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling
toepast.
Als de werkgever de werkkostenregeling toepast behoort deze vergoeding tot het loon. Ik verwijs naar
paragraaf 19.10 van het Handboek. Het gedeelte van de contributie dat is aan te merken als kosten van
een beroepsregister valt onder de gerichte vrijstelling voor cursussen etc. Ik verwijs naar paragraaf
20.1.4 van het Handboek.
Als de werkgever de werkkostenregeling nog niet toepast is in de regel sprake van een vrije vergoeding
van beroepskosten. Ik verwijs naar de paragrafen 4.75 en 19.10 van het Handboek.
Artikel 9:11
Vergoeding Verklaring Omtrent het Gedrag
Dit artikel bepaalt in welke situaties de werkgever aan een (kandidaat)werknemer de legeskosten van
een Verklaring omtrent het Gedrag moet vergoeden.
Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling
toepast. Als de werkgever de werkkostenregeling nog niet toepast behoort deze vergoeding niet tot het
Kenmerk
9
TM140925-VGN
loon. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast behoort deze vergoeding (wel) tot het loon
Artikel 9:12
Aanvullende vergoeding kinderopvang
Volgens dit artikel kan de werkgever in individuele situaties besluiten een werknemer een aanvullende
vergoeding in de kosten van kinderopvang te verstrekken. Deze vergoeding komt naast de wettelijke
tegemoetkoming die de werknemer in de kosten van de kinderopvang ontvangt.
Deze vergoeding behoort tot het loon.
Artikel 10:5
Scholing en persoonlijke ontwikkeling
Volgens dit artikel moet de werkgever op instellingsniveau een scholingsplan regelen, inclusief een
regeling voor kostenvergoedingen en een terugbetalingsregeling.
Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover
er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke
terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon
Zie de paragrafen 4.10.2 en 20.1.5 / 27.38 van het Handboek. Zie ook onderdeel 5 van het besluit van 23
juni 2014, nr. BLKB2014/1033M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0035269/).
Artikel 11:3
Maatregelen bij ziekteverzuim en reïntegratie
Volgens dit artikel draagt de werkgever reis-, verblijf- en studiekosten in verband met voor herplaatsing
noodzakelijke her-, om- en bijscholing. Als zo’n herplaatsing niet mogelijk is draagt de werkgever de
kosten van een alternatief reïntegratietraject. Als mogelijke voorbeelden van zo’n traject vermeldt de
CAO een persoonlijke coaching van de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer, een
sterkte/zwakteanalyse, een beroepskeuzetest en een sollicitatietraining.
Voor wat betreft de met scholing samenhangende kosten verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel
10:5 van de CAO.
Voor wat betreft de in de CAO genoemde voorbeelden van reïntegratiefaciliteiten geldt dat deze niet tot
het loon behoren.
Artt. 11:4 t/m 11:7
Aanvullingen of doorbetalingen van loon bij arbeidsongeschiktheid
In deze artikelen is voor verschillende situaties en onder verschillende voorwaarden het recht op
aanvulling of doorbetaling van loon tijdens arbeidsongeschiktheid geregeld.
Deze rechten als zodanig zijn vrijgesteld en behoren niet tot het loon. Eventuele aanvullingen of
doorbetalingen vormen (wel) loon. Gedurende ten hoogste twee jaar na het begin van de
arbeidsongeschiktheid dient de werkgever de witte tabel toe te passen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2
van het Handboek.
Hoofdstuk 12
Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden / Werkkostenregeling
In hoofdstuk 12, zoals dat tot 1 januari 2015 geldt, is het recht op uitruil van arbeidsvoorwaarden
opgenomen. Met ingang van januari 2015 betreft hoofdstuk 12 de invulling van de vrije ruimte van de
werkkostenregeling.
Uitruil arbeidsvoorwaarden
Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te
wijzigen, al dan niet via een zogenoemd cafetariasysteem. Een dergelijk systeem moet voldoende
Kenmerk
10
TM140925-VGN
realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de
overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding
van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende
situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden.
De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te
leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en
werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde
fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel
voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Ik verwijs naar de inleiding van hoofdstuk 4 en
paragraaf 4.16 / 27.6 van het Handboek en het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M (zie:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/).
De in hoofdstuk 12 voorgeschreven vormgeving draagt positief bij aan de zogeheten realiteitswaarde van
de keuzemogelijkheid. De fiscale gevolgen zijn afhankelijk van de uitvoering door de individuele
werkgever.
Voor de volledigheid wijs ik nog op de opmerkingen bij artikel 1:3 en bij hoofdstuk 8A van de
CAO.
Werkkostenregeling
In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de
werknemer.
Hoofdstuk 15
Wachtgeld
In dit hoofdstuk is het recht op wachtgeld geregeld. Artikel 15:10 geeft de wachtgeldgerechtigde de
mogelijkheid om, na negen maanden wachtgeld te hebben ontvangen, te kiezen voor een afkoopsom.
Indien een werkgever dat wenst kan hij in een feitelijke situatie, eventueel onder verwijzing naar deze
brief, aan de voor hem bevoegde inspecteur om een standpunt vragen.
Artikel 16:15
Overgangsbepaling gratificatie bij jubileum
Dit artikel bevat voor bepaalde werknemers een van het eerste lid van artikel 4:13 van de CAO
afwijkende gratificatieregeling. Feitelijk geldt voor deze werknemers een andere berekening van het
aantal dienstjaren. Voor hen telt niet uitsluitend de diensttijd bij een huidige werkgever, maar ook de
diensttijd onder bij werkgevers onder diverse andere cao’s.
In fiscaal opzicht tellen voor het bepalen van de in aanmerking te nemen diensttijd in beginsel alleen die
perioden mee gedurende welke de werknemer van in materieel opzicht dezelfde werkgever loon heeft
genoten. Voor zover dat maatschappelijk normaal is, mag een werkgever ook diensttijd bij andere
werkgevers meetellen. Dat kan het geval zijn ten aanzien van diensttijd bij andere werkgevers onder
dezelfde cao of van hetzelfde concern. Het meetellen van diensttijd die is volbracht bij werkgevers onder
andere cao’s die niet tot eenzelfde concern behoren, gaat in dat opzicht echter te ver. Een aldus
berekende diensttijd zal in het algemeen betekenen dat de jubileumuitkering fiscaal volledig tot het loon
behoort. Voor de overige fiscale aspecten van een diensttijduitkering verwijs ik naar de opmerkingen bij
artikel 4:13 van de CAO.