4/7/2014 Printversie tekst nieuwsbericht - OpMaat Indiensttreding bij payrollbedrijf vereist ondubbelzinnige wilsverklaring van werknemer 04-04-2014 Werkneemster stemt op verzoek van werkgever (een café) in met indiensttreding bij payrollbedrijf, dat haar vervolgens naar werkgever detacheert. Als het café de inleenovereenkomst opzegt, meldt werkneemster zich ziek. Het payrollbedrijf betaalt het loon volgens de ABU-CAO door. Werkneemster vordert onder meer naleving van de Horeca-CAO door het café, met wie de arbeidsovereenkomst volgens haar nooit rechtsgeldig zou zijn geëindigd. De kantonrechter wijst haar vorderingen toe. Werkneemster had weliswaar verklaard bij het payrollbedrijf in dienst te treden, maar het café had moeten nagaan of haar wil daar ook daadwerkelijk op was gericht. Feiten Werkneemster werkt sinds 2006 bij café De Pintelier. De Pintelier brengt haar personeel in 2011 onder bij payrollbedrijf Servorg Payroll, met welk bedrijf werkneemster geen arbeidsovereenkomst sluit. Nadat Servorg Payroll onder meer aan werkneemster een aantal maanden geen salaris uitbetaalt, gaat De Pinter met een ander payrollbedrijf in zee: Mutua Fides. Werkneemster tekent een detacheringsovereenkomst, waarin staat dat zij in dienst treedt bij Mutua Fides en tewerk zal worden gesteld bij De Pintelier. In 2013 verzoekt De Pintelier het personeel tijdens een bijeenkomst, waarbij ook vertegenwoordigers van Mutua Fides aanwezig zijn, om loon in te leveren vanwege de financieel zorgelijke situatie van De Pintelier. Omdat De Pintelier weigert een financiële onderbouwing te verstrekken, gaat het personeel niet akkoord. Vervolgens legt De Pintelier werkneemster vanwege bedrijfseconomische redenen een beëindigingsovereekomst voor die zij weigert te ondertekenen. Daarop deelt Mutua Fides werkneemster mede dat De Pintelier de opdrachtovereenkomst heeft beëindigd en dat zij niet meer bij De Pintelier tewerk zal worden gesteld, maar vervangende werkzaamheden zal krijgen. Werkneemster meldt zich ziek, waarna Mutua Fides 91% van haar loon doorbetaalt op grond van de ABU-CAO (en geen 95% op grond van de Horeca-CAO). Standpunten partijen Werkneemster stelt dat sprake was van een wilsgebrek. Zij heeft door het sluiten van de arbeidsovereenkomst met Mutua Fides haar arbeidsovereenkomst met De Pintelier niet willen prijsgeven. Ze vordert wedertewerkstelling van en bij De Pintelier en doorbetaling van het loon krachtens de Horeca-CAO door De Pintelier. Volgens De Pintelier en Mutua Fides heeft werkneemster met de nieuwe arbeidsovereenkomst ingestemd nadat alle ins en outs hiervan met haar waren besproken. Oordeel voorzieningenrechter De voorzieningenrechter oordeelt voorlopig dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en Mutua Fides, welk oordeel impliceert dat aan de arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en De Pintelier met wederzijds goedvinden een einde is gekomen. Beoordeling Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2340 Volgens het hof is ook op deze casus de jurisprudentie van toepassing die geldt bij ontslagname door een werknemer en bij instemming van een werknemer met een beëindigingsovereenkomst. Gelet op de verstrekkende gevolgen die het beëindigen van het dienstverband voor de werknemer kan hebben, kan een werknemer alleen aan zijn ontslagneming worden gehouden als sprake is van een ondubbelzinnige, op http://opmaatarbeidsrecht.sdu.nl/opmaatarbeidsrecht/show/nieuws/full.do?type=nieuws&key=AR-2014-0161&anchor= 1/3 4/7/2014 Printversie tekst nieuwsbericht - OpMaat beëindiging van het dienstverband gerichte wilsverklaring. Als een werknemer een overeenkomst heeft getekend, die ten doel heeft de bestaande arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, dient de werkgever zich er met een redelijke mate van zorgvuldigheid van dient te vergewissen of de werknemer de diverse consequenties van de ondertekening heeft ingezien (zie onder meer Hof Leeuwarden van 12 december 2012, LJN BY9401). Deze criteria gelden evenzeer in onderhavige zaak, waarin werkneemster een overeenkomst heeft getekend die inhoudt dat zij de voorheen in dienst van De Pintelier verrichte werkzaamheden voortaan zal verrichten als uitzendkracht in dienst van payrollbedrijf Mutua Fides. Dit klemt temeer nu werkneemster door de ondertekening van het nieuwe arbeidscontract haar anciënniteit heeft prijsgegeven en ermee heeft ‘ingestemd’ dat haar ook andere werkzaamheden kunnen worden opgedragen dan haar gebruikelijke werkzaamheden. Dat deze gevolgen uitvoerig met werkneemster zouden zijn besproken, komt weinig aannemelijk voor. Waarom zou werkneemster zonder meer met een aanzienlijke verslechtering van haar arbeidsvoorwaarden akkoord gaan? Dat werkneemster ondubbelzinnig heeft verklaard bij Mutua Fides in dienst te zullen treden, betekent niet dat De Pintelier heeft onderzocht of deze op zichzelf duidelijke verklaring ook een uitdrukking van de werkelijke wil van werkneemster was. Het lijkt er meer op dat werkneemster het nieuwe contract met Mutua Fides heeft ondertekend om haar maandelijkse loonbetaling veilig te stellen, nu zich in dat verband al eerder problemen hadden voorgedaan. Het hof is daarom - anders dan de kantonrechter - van oordeel dat de kans reëel is dat de bodemrechter zal oordelen dat nog steeds sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en De Pintelier, zodat de daarop gebaseerde vorderingen van werkneemster jegens De Pintelier zullen worden toegewezen. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2340 Opmerkingen Voor een geldige opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer is een duidelijke en ondubbelzinnige, op beëindiging van het dienstverband gerichte wilsverklaring van de werknemer vereist (zie onder meer HR 19 april 1996). Daarbij heeft de werkgever een onderzoeksplicht. De werkgever dient zich ervan te vergewissen of de werknemer weet wat hij doet en de gevolgen overziet (HR 14 oktober 2005, JAR 2005/270). Ook is relevant of de werknemer niet onder druk is gezet (Hof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2013, JAR 2013/246), voldoende bedenktijd heeft gekregen (Ktr Haarlem 3 februari 2011, LJN BP7584) en niet heeft gehandeld in een hevige emotionele gemoedstoestand (Hof Den Haag 12 februari 2013, LJN CA3052) of uit psychische onmacht (Hof Den Bosch 26 maart 2013, JAR 2013/123). Bovendien heeft de werkgever een informatieplicht. Hij moet de werknemer wijzen op de negatieve gevolgen van de opzegging, zoals het verlies van WW-aanspraken (Ktr Haarlem 24 april 2012, LJN BW7380). Deze criteria gelden ook bij een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden (Gerechtshof Amsterdam 20 juli 2010, JAR 2010/214), maar weer niet als de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd (HR 10 juni 2005, JAR 2005/157). De ratio van de werknemersbescherming gaat hier immers niet op. De vraag of de werkgever de overeenkomst heeft opgezegd, moet daarom worden beoordeeld aan de hand van de algemene maatstaf van de artikelen 3:33 en 3:35 BW (de wils-/verklaringsleer). Zie ook: Kantonrechter Leeuwarden 12 oktober 2012, JAR 2012/284 (een werkgever die zijn personeel bij een payrollbedrijf wil onderbrengen, moet zijn personeel volledig informeren over de gevolgen hiervan. Bovendien moet het personeel duidelijk en ondubbelzinnig met een wisseling van het werkgeverschap hebben ingestemd. Dit nieuwsbericht is geschreven door mevrouw mr. E.M. Bevers, als advocaat verbonden aan Clingendael Advocaten te Den Haag (www.clingendaeladvocaten.nl). Wetgeving artikel 7:610 BW; artikel 7:690 BW; artikel 3:33 BW; artikel 3:35 BW http://opmaatarbeidsrecht.sdu.nl/opmaatarbeidsrecht/show/nieuws/full.do?type=nieuws&key=AR-2014-0161&anchor= 2/3 4/7/2014 Printversie tekst nieuwsbericht - OpMaat Jurisprudentie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2340 Officiële publicaties Europese regelgeving Soort nieuws Uitspraak Publicatiedatum 04-04-2014 Nummer 2014/161 http://opmaatarbeidsrecht.sdu.nl/opmaatarbeidsrecht/show/nieuws/full.do?type=nieuws&key=AR-2014-0161&anchor= 3/3
© Copyright 2024 ExpyDoc