Versterking positie flexwerkers WWZ

Versterking rechtspositie flexwerkers
Werk aan de winkel!
Het kabinet heeft de Wet werk en zekerheid aangenomen. Per 1 januari 2015 gaan de eerste wijzigingen, die
zien op de versterking van de rechtspositie van de flexwerkers, in. De hervorming van het ontslagrecht alsmede de beperking van de bestaande ketenregeling volgen een halfjaar later, per 1 juli 2015.
In deze advieswijzer aandacht voor de wijzigingen per 1 januari 2015. Neem er kennis van en pas arbeidsovereenkomsten tijdig aan.
Loondoorbetaling
De hoofdregel ‘geen arbeid, geen loon’ komt te vervallen (artikel 7:627 BW). U bent als werkgever vanaf 1
januari 2015 verplicht het loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening
van de werknemer behoort te komen (artikel 7:628 BW). Er geldt dus een omkering van de bewijslast, omdat
u moet stellen – en zo nodig aannemelijk maken – dat bij de werknemer de bereidheid ontbrak de bedongen
arbeid te verrichten. Slaagt u hier niet in, dan bent u gehouden het loon door te betalen.
Als voorbeelden van verhindering van de kant van de werknemer zijn genoemd: detentie, te laat komen en
niet meewerken aan re-integratie.
Gedurende de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst kan de loonbetalingsverplichting schriftelijk
worden uitgesloten. Dit gebeurt vaak bij nul-urencontracten. In een cao mag tot dusverre deze termijn onbeperkt worden opgerekt. Dit mag vanaf 1 januari 2015 niet langer. Alleen bij werkzaamheden zonder vaste
omvang en van incidentele aard mag de termijn worden opgerekt naar 78 weken. Bestaande afwijkingen in
cao’s worden geoorloofd tot de expiratie van de cao, maar uiterlijk tot anderhalf jaar na 1 januari 2015.
Aanpassing proeftijdregeling
De duur van een proeftijd (artikel 7:652 BW) is gekoppeld aan de duur van een arbeidsovereenkomst en
varieert van één maand tot maximaal twee maanden. Nieuw is dat het vanaf 1 januari 2015 niet langer
mogelijk is een proeftijd op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor zes maanden of korter. Gebeurt dit
toch, dan geldt er geen proeftijd. Zo’n overeenkomst met korte looptijd brengt immers al veel onzekerheid met
zich mee en daarin past niet de extra onzekerheid van een proeftijd. De werkgever moet de afweging maken
tussen een overeenkomst van zes maanden (of korter) zonder proeftijd of een overeenkomst langer dan zes
maanden, met proeftijd.
Schematisch weergegeven ziet dit er als volgt uit:
Duur arbeidsovereenkomst
Huidig
Nieuw vanaf 1 januari 2015
< 6 maanden
maximaal 1 maand
niet toegestaan
tussen 6 maanden en 24 maanden of
voor de duur van project
maximaal 1 maand
maximaal 1 maand
24 maanden of langer
maximaal 2 maanden
maximaal 2 maanden
1 van 3
Aanpassing concurrentiebeding
Vanaf 1 januari 2015 mag een concurrentiebeding alleen nog worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (artikel 7:653 BW). Een concurrentiebeding opgenomen in een overeenkomst
voor bepaalde tijd is nietig. Er geldt dan dus helemaal geen concurrentiebeding. Er is een escape: kunt u als
werkgever schriftelijk uitleggen waarom een dergelijk beding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
noodzakelijk is, dan mag u een dergelijk beding wel opnemen. Wettelijk is hierover het volgende bepaald: ‘als
uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is
vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen’. Ontbreekt zo’n schriftelijke motivering, dan is het beding
nietig. De motivering moet ook overtuigend zijn. Dit laatste zal bij discussies hierover door de rechter worden
getoetst. Ook in de Wet Aanpassing Arbeidsduur is het criterium van ‘zwaarwegende belangen’ genoemd, op
basis waarvan de werkgever een aanpassing kan tegenhouden. Uit de rechtspraak blijkt dat rechters een
beroep hierop niet snel honoreren. Op basis daarvan is de verwachting dat een concurrentiebeding in een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd slechts zelden toegestaan zal zijn. Daarnaast kan een werkgever
straks niet langer een beroep doen op een concurrentiebeding als het eindigen of niet voortzetten van de
arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van zijn kant. Niet meer van
belang is dus of sprake is geweest van een schadeplichtig ontslag, oftewel een ontslag waarbij ten onrechte
geen of een onjuiste opzegtermijn is gehanteerd.
Bij de beoordeling van het concurrentiebeding kijkt de rechter ook of er zowel op het moment van het
afspreken van maar ook op het moment waarop een beroep op het beding wordt gedaan, sprake was van
een zwaarwegend belang. Het kan immers gebeuren dat de situatie na het afspreken zodanig gewijzigd is dat
het niet langer mogelijk is de werknemer aan het concurrentiebeding te houden.
Let op: op proeftijd- en concurrentiebedingen die zijn overeengekomen vóór 1 januari 2015 blijft het
huidige recht van kracht.
Aanzegtermijn
Nieuw is dat er bij tijdelijke arbeidsovereenkomsten met een looptijd van minimaal zes maanden een
‘aanzegtermijn’ gaat gelden (artikel 7:668 BW). Dit betekent dat u uw werknemer tijdig, dat wil zeggen
minimaal één maand voor afloop van de tijdelijke arbeidsovereenkomst, schriftelijk moet laten weten:
 of u van plan bent de arbeidsovereenkomst voort te zetten; en
 zo ja, onder welke voorwaarden.
Laat u dit na, dan bent u aan uw werknemer een boete verschuldigd van een bruto maandsalaris. Zegt u te
laat aan, dan betaalt u een pro rato-boete. Het is niet vereist de reden aan te geven van het al dan niet
verlengen van de arbeidsovereenkomst.
De aanzegtermijn geldt niet als het einde van de arbeidsovereenkomst niet aan een kalenderdatum is
gekoppeld of als er een tussentijdse opzegmogelijkheid of een uitzendbeding is opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Op de werknemer rust geen aanzegplicht. Geen vergoeding is verschuldigd bij een
faillissement, surseance van betaling of als de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen van toepassing is.
Aanzeggen staat niet gelijk aan opzeggen. Bij aanzegging draait het om de informatieplicht over het mogelijke
vervolg van een arbeidsovereenkomst. Bij opzegging gaat het om een actieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst waarbij de gebruikelijke regels gelden, zoals het vooraf verkrijgen van toestemming van het
UWV.
Let op: de aanzegtermijn geldt ook voor opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. U zult dan
dus steeds opnieuw een aanzegging moeten doen. De aanzegtermijn geldt voor arbeidsovereenkomsten
die eindigen op of na 1 februari 2015.
2 van 3
Tot slot
De Wet werk en zekerheid wordt in fasen ingevoerd. U staat aan de vooravond van de invoering van de
eerste fase per 1 januari 2015. Check of de arbeidsovereenkomsten WWZ-proof zijn. Vooruitlopend op de
invoering van de hervorming van het ontslagrecht per 1 juli 2015, wanneer u te maken zult krijgen met een te
betalen transitievergoeding bij een werknemer van wie u afscheid wilt nemen, is het zaak nu alvast aan de
slag te gaan met scholing. De waarde van de activiteiten die u heeft ondernomen in het kader van van-werknaar-werk-begeleiding en duurzame inzetbaarheid van uw medewerkers mag u namelijk op de alsdan door u
te betalen transitievergoeding in mindering brengen. Het credo luidt immers: ‘van baan- naar werkzekerheid’.
Voor vragen kunt u altijd terecht bij uw SRA-adviseur.
Disclaimer
Bij het vervaardigen van deze nieuwsbrief is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Desondanks bestaat altijd de mogelijkheid dat
bepaalde informatie na verloop van tijd achterhaald is of niet meer (geheel) juist of volledig is. De Kok accountants en adviseurs is dan
ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen op basis van de informatie zoals deze in deze
nieuwsbrief is opgenomen. Op grond van de in deze nieuwsbrief opgenomen informatie dienen derhalve geen acties te worden
ondernomen zonder voorafgaand deskundig advies.
© De Kok accountants en adviseurs 2014
3 van 3