2014 _gedichtendag_tekstFrankyDevos

GEDICHTENDAG 2014
Goeiemiddag,
Neen, het tegenovergestelde beweren zou blazé en een leugen zijn.
Ook al zou die me hier, in dit verfijnd gezelschap van “Kortrijkse vrienden van de poëzie”, goed
uitkomen. Maar helaas, dus. Bij mij geen boekenplanken vol dichtbundels, of ingekaderde verzen in
de slaapkamer. Romans, dat wel. En boeken over verre landen of reisgidsen, dat ook. Te nostalgisch
om ze weg te gooien. Vooral romans voor tijdens dat reizen. Dan – en helaas veel te vaak alleen dan eindelijk rust in mijn kop. En catalogi, historische non-fictie, stapels vakliteratuur en van die – maak
aub geen misbruik van mijn openhartigheid - bijeengespaarde reeksen bij de Morgen, Knack of
Humo.
Marketingbedrog. Zeker weten. Maar ach, als de val het aura van erudiete geletterdheid oplevert,
wie van ons trapt er dan niet in?
Je vindt me niet op zondag op de bank met Klara, koeken, Cees Nooteboom of Gerry Florizoone.
Wat wel? Genieten van elke goed geformuleerde tekst. Elke dag, behalve zondag al voor zeven uur
Hugo Camps op de front. Veel onderlijnde passages ook. Ik schrijf in boeken. Als bewijs dat ik het
vakmanschap van de auteur erken.
Wow, dat is goed gezegd.
Zoals dit:
“Op een glorieuze woensdag lieten ze een trein vol onwaarschijnlijke hoeren komen, weelderige
vrouwen die uiterst bedreven waren in de meest onvergetelijke behandelingen en die beschikten
over allerlei zalfjes en toestellen om de krachtelozen te stimuleren,
de schuchteren aan te vuren,
de veeleisenden te verzadigen,
de eenvoudigen van harte te verrukken,
de veelzijdigen te overbluffen
en de eenzelvigen tot andere gedachten te brengen.”
Wow, dat is goed gezegd. Marquez, 100 jaar eenzaamheid.
Of eerder in dat boek dit ene zinnetje. Het viel als een blok op mijn kop. Ik was zes lange dagen in
Noord Nepal één bergpas boven 6000 meter verwijderd van Tibet. Niets rondom mij behalve bergen,
yaks en een lokale familie die me onderdak bood. En dan dat zinnetje:
“Toen kwam kolonel Aureliano Buendia moeizaam tot het besef dat het geheim van de ouderdom uit
niets anders bestaat dan een eerzaam verdrag met de eenzaamheid.”
Hier kon ik wel de berg mee op.
Eén zin, soms hoeft het echt niet meer te zijn. Een paar woorden, maar dan wel selectief de juiste en
in een volgorde zoals je ze dan, die dag, dat uur, wil horen. Zoals deze, mijn zus was ernstig zoek.
Uit Connie Palmen – Echt contact is niet de bedoeling.
“Ik heb nooit veel gewild, maar dat weinige wel heel graag.”
Twee maanden later stond het gedrukt op haar doodsbericht. Zoveel schoons voor de mooiste vrouw
ter wereld. Dat kan alleen de dichter.
In een taal die raakt, in een taal die je aan het lachen brengt.
Uit Het Land van de Wangen, Luk Gruwez:
“Ik ben er vast van overtuigd dat een ander soort taal een ander soort mens genereert. Hoewel mijn
dialect mijn moedertaal is, heb ik er mij nooit anders dan stotterend in kunnen uitdrukken. Maar
alleen al de gedachte Nederlands te moeten praten in een omgeving waar ik mij al die jaren
uitsluitend van het plaatselijke dialect heb bediend, bezorgt mij angstzweet. Nederlands betekent : ik
ben nu beter; sorry voor jullie, ik ben inmiddels beschaafd, ik ben niet meer van jullie.
Er is in Vlaanderen geen enkele andere provincie waar aan beschaafde taal zozeer het odium van
hoogmoed kleeft. Het wordt beslist minder erg gevonden onvervalst pretentieus te zijn dan dat niet te
kunnen verbergen. Wie zich in de standaardtaal uitdrukt, is geen haar beter dan die omhooggevallen
bourgeoisie die het, zeker toen ik klein was, bij het uitgaan van de hoogmis in een stad als Kortrijk
bestond mankementig Frans te kwetteren.Een van de deugden die bij veel West-Vlamingen nog altijd
groot aanzien genieten, is het vermogen zich zo gewoon mogelijk voor te doen, zeker als men
middelerwijl, quasi-achteloos, iets buitengewoons verricht. Vandaar dat hoog en laag, edel en triviaal
hier zo vaak met elkaar gecontamineerd worden. Het feit , denk ik wel eens, dat een West-Vlaming de
klanken “g” en “h” niet van elkaar kan onderscheiden, is daar een koldereske illustratie van. ‘Wordt
dat met een ‘gaa’ naar boven of met een ‘hee’ naar beneden geschreven?” Hoe vaak heb ik die vraag
niet gehoord wanneer men over de spelling van een bepaald woord in het ongewisse verkeerde.
Maar wat de naam van de Allerhoogste betreft, zitten wij, West-Vlamingen, goed: ‘God’ spreken wij
uit met de h naar boven. En naar boven willen wij.”
Beste vrienden van de dichtkunst,
Verwacht van mijn niet de definitie van poëzie, noch een indicatie waar de lat ligt tussen goede en
slecht, tussen correcte en foute. Dit is ook niet mijn zorg. Bij mij zit het poëtische niet in een
gedichtenbundel, maar in de honderden teksten die dagelijks voorbij schuiven. Twee zinnen, een
passage, een flard, een fragment, een strofe uit een lied. Meestal onverwacht. In de finale van de
Beste Singersong writer op de Nederlandse televisie, bijvoorbeeld:
Maaike Ouboter, piepjong, voor haar pas overleden mama – Dat ik je mis:
Je kust me, je sust me.
Omhelst me, gerust me.
Je vangt me, verlangt me.
Oneindig ontbangt me
Je roept me, je hoort me.
Je redt en verstoort me.
Geloof me, beroof me.
Verstikt en verdoof me.
Je ademt en leeft me.
Siddert en beeft me.
Vertrouwt me, beschouwt me
Als mens en weerhoudt me
Van bozige dromen
Die op komen dagen
De eenzame vragen
Van eindig geluk.
Met je krullen als nacht
Hoe je praat hoe je lacht
Hoe je stem zo dichtbij
Als een engel verzacht
In mijn dromen doorstromen
Oneindige leegte
Je remt me, je temt me
Je roert en beweegt me
Ik mis je, ik mis je
Ik grijp je, ik gris je
Ik wil je, bespeel je
Ik roer en beveel je
Om bij me te blijven
In donkere nachten
Om niet meer te smachten
Naar jou
Oh ik smoor je, bevroor je
Verlos en verloor je
Weg naar een andere plek
Maar ik hoor je
Omarm je, verwarm je
Ik zie en ik voel je
Ik aai je, ik streel je
Ik knuffel en kroel je
Je rijdt me begrijpt me
Verwart en misleidt me
Het schrikt me soms af
Hoeveel ik op je lijk nu
En laat me los
Ik kan het alleen
Maar houd me vast als het nodig is
In gedachten en ik vind je
In alles om me heen
Maar al denk ik soms
Dat het zo beter is
Kan ik het niet helpen
Dat ik je soms mis
Ik erger me dood aan de Eva Deroovers en Hannelore Beederts en vraag me af wie Radio1 al zo lang
sensueel masseert om hun zoete riedels alsmaar prominenter mijn wagen of mijn living te laten
vullen. Maar dit nummer. Graag. ‘s Morgens in de mist en ’s avonds terwijl mijn patatten koken en
mijn hamburger braadt.
Even terug naar mijn studententijd. Vijfde Latijnse – denk ik.
Cicero, eerste Catelinarische rede.
Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?
Hoelang nog in 's hemelsnaam, Catilina, zal je ons geduld misbruiken?
Hoelang nog zal die razernij van jou met ons de draak steken? Tot welk uiterste
zal jouw lef zich grenzeloos roeren?
Ik leerde de vertaling rats van buiten en slaagde er ooit in om op het examen acht regels te vertalen
terwijl er maar vier in het Latijn werden opgegeven. Knal door de mand. Mijn talenkennis was niet
fantastisch, mijn geheugen daarentegen.
Of het nu komt van vriend of vijand, van schoolmeester of politicus. Meer dan welk gedicht dan ooit.
Drie zinnen uit een speech, dat zijn de zaken die mij raken. Die ken je:
“If there is anyone out there who still doubts that America is a place where all things are possible;
who still wonders if the dream of our founders is alive in our time; who still questions the power of
our democracy, tonight is your answer.
It's the answer told by lines that stretched around schools and churches in numbers this nation has
never seen; by people who waited three hours and four hours, many for the very first time in their
lives, because they believed that this time must be different; that their voices could be that difference.
It's the answer spoken by young and old, rich and poor, Democrat and Republican, black, white,
Hispanic, Asian, Native American, gay, straight, disabled and not disabled - Americans who sent a
message to the world that we have never been just a collection of individuals or a collection of Red
States and Blue States: we are, and always will be, the United States of America.”
Fucking hell, drie zinnen uit een speech. 4 november 2008. Obama won. Gewoon wat woorden, maar
dan wel selectief de juiste en in een volgorde zoals je ze dan, die dag, dat uur, wil horen. Dat zei ik al.
Tot slot. Als zelfkritiek op mijn bescheiden bijdrage deze middag, een fragment uit de
aanvaardingsspeech, vorige week bij Pasa Porta van onze gloednieuwe Dichter des Vaderlands
Charles Ducal:
“Poëzie in haar gewone kleren van dichtbundels, tijdschriften, verzamelde werken en bloemlezingen
wordt tegenwoordig dermate stiefmoederlijk behandeld in het onderwijs en de media dat
gedichtendag soms meer weg heeft van een schaamlapje dan van een feestjurk. Misschien hadden de
organisatoren vanuit die constatering de titel van Dichter des Vaderlands beter aan een
mediagenieke figuur gegeven dan aan een ‘echte dichter’. De suggestie in de krant De Tijd Stromae
Dichter des vaderlands te maken is me niet ontgaan en ik kan er in komen, want een zanger zingt nu
eenmaal in dichtvorm en soms in uitstekende dichtvorm.”
Maar toch, hoor ik u denken. Vloeken? Niets boven de echte.
Allé, dan toch. Graag: Herman De Coninck
DICHTER
voor hem zijn alle dingen
glazen wijn: zeer verfijnde zijnden
om te laten staan tot later
en het is alsof hij heel traag
drinkt terwijl hij wacht
want verlangen wordt bezitten van een verlangen
en geluk is wachten
op geluk.
Franky Devos,
06/02/2014