De tijd is een reiziger

De tijd is een reiziger
Moderne en klassieke Koreaanse poëzie
Selectie en herdichting
Germain Droogenbroodt
Inleiding
Meer dan 35 jaar geleden bezocht ik voor het eerst ZuidKorea waarover men hier in het Westen alleen hoort als
zijn noorderburen alweer eens met kernwapens dreigen.
Vooral voor de natuurliefhebber die het massatoerisme
wil ontvluchten heeft dat mooie land veel te bieden.
De herfstkleuren op de berghellingen met hier en
daar een boeddhistische tempel zijn een verrukking
voor het oog. Ik heb het land talloze keren bezocht en
maakte er vrienden. Als dichter werd ik er op meerdere
internationale poëziefestivals geïnviteerd en leerde er de
belangrijkste, nog levende dichters kennen, die mij hun
poëziebundels schonken en mij niet alleen de moderne
maar ook de klassieke Koreaanse poëzie leerden kennen,
waaronder de in het Chinees geschreven gedichten, de
liefdesgedichten van de kisaeng (de Koreaanse geisha),
alsook de sijo, het typisch Koreaanse kortgedicht.
In de vorige publicatie heb ik mij uitsluitend tot moderne
dichters beperkt waarvan ik er meerdere persoonlijk heb
gekend. Niet alleen in de oudere, ook in de moderne
Koreaanse poëzie is de natuur goed vertegenwoordigd
en uiteraard ook de eeuwige thema’s zoals de liefde
en de onvermijdelijke dood. Kim Sowŏl, ’s lands meest
geliefde dichter, bezingt zoals geen ander zowel de lichtals de schaduwzijden van de liefde. De jongere dichteres
Kim Namjo doet dat op haar heel eigen manier, net
als dichter-schilder Cho Byung-hwa in het prachtige
kleingedichtje “Dag en nacht”. Eerder ongewoon voor
de Westerse lezer, vooral dan in de Nederlandstalige
poëzie, gaan de gedichten over oorlog, bezetting en
verbanning. Het schiereiland werd vanaf 1910 tot na de
Tweede Wereldoorlog door de Japanners bezet. Daarna
volgde de Koreaanse oorlog die tussen 1950 en 1953
woedde en twee miljoen mensenlevens zou kosten. Een
broedermoord tussen Noord- en Zuid-Koreanen, waarvan
de wreedheid en de zinloosheid onder andere in het mooie
gedicht “Hier rust een vijandelijke soldaat” van Cho Ji hoon
uitgedrukt wordt. Maar ook de mystiek duikt met regelmaat in
sommige verzen op. Korea is niet alleen een boeddhistisch land,
diverse moderne dichters hadden ook de klassieke Chinese
culturen bestudeerd. Na de wreedheden door de Japanners
begaan en de gruwel van de Koreaanse oorlog zou het nog jaren
duren voor Zuid-Korea een democratisch land zou worden.
Na dagenlange bloedige gevechten tussen politie en studenten
met als inzet een eis tot democratisering en opheffing van de staat
van beleg, liet op 27 mei 1980 de nieuwe regeringsleider Park
Choong Hoon in de stad Gwangju het leger de volksopstand
bloedig neerslaan, waarover het gedicht “Kumnanstraat” van de
bekende hedendaagse dichter Ko Un bericht.
Voor de vertaling in het Nederlands hebben meerdere Koreaanse
vrienden waardevolle informatie verstrekt. Dat af en toe
dichterlijke vrijheden nodig, ja noodzakelijk waren, is evident. De
Koreaanse syntaxis is zo verschillend van de Nederlandse (geen
grammaticaal geslacht, geen lidwoorden, geen onderscheid
tussen enkelvoud en meervoud enz), dat hier eerder het woord
herdichting dan vertaling, de lading dekt. Bij het omzetten heb
ik gepoogd de zegging zo goed als mogelijk te respecteren maar
ook, omdat het hier meestal om zeer lyrische verzen gaat, ze
enige muzikaliteit mee te geven, er op lettend zoveel als mogelijk
de Oosterse eigenheid te bewaren. Gezien er in het Nederlands
praktisch geen vertalingen van deze poëzie voorhanden zijn,
hoop ik met deze poëtische reis in de Koreaanse tijd menig
poëzieliefhebber te kunnen boeien.
Germain Droogenbroodt
De Koreaanse poëzie in een notedop
Iedere poëzieliefhebber kent de Japanse haiku, bestaande uit drie
regels van 5-7-5 lettergrepen, maar wie kent de Koreaanse sijo,
waarvan de haiku afgeleid zou zijn? De sijo, die zich tijdens de
500 jaar durende Yi-dynastie (1392-1910) over een ongemene
populariteit konden verheugen. Het Koreaanse kortgedicht telt
gemiddeld vijfenveertig lettergrepen en werd meestal gezongen.
In hun oudste vorm drukken de sijo vooral loyaliteit met de
heerser en de ethische waarden van het confucianisme uit,
maar toen de versvorm later steeds populairder werd, gaat de
handeling ook over de liefde, over de natuur, over het leven dat
vergaat en over het genot van de drank. Daarover hebben ook
de kisaeng of Koreaanse geisha’s - meestal anoniem - mooie
liefdesverzen achtergelaten.
De eerste twee regels zijn bijna steeds een (vast)stelling. In de
derde regel volgt dan een conclusie, zoals bijvoorbeeld het vers
van de befaamde dichter Chung Cheol (1536-1593): Aan de
wegrand staan twee stenen Boeddha’s naakt en uitgehongerd/
gegeseld door regen en wind, vorst en sneeuw/en toch benijd ik
ze, want de scheiding zoals bij mensen is hen vreemd.
De oudste verzen werden mondeling overgedragen of vertaald
uit het Chinees, de taal die in Korea, net als in Japan, door de
eeuwen heen als cultuurtaal fungeerde. Het Koreaanse schrift,
het Han’gul werd immers pas in de helft van de vijftiende eeuw
ontworpen en ingevoerd. Naast de sijo die hoofdzakelijk in de
taal van het volk geschreven werden, bestonden er nog andere
versvormen die in het Chinees werden geschreven.
Pas in het begin van deze eeuw kwam, door Choi Namsoen
(1890-1957), een modernistische beweging tot stand die met
de traditionele, op Chinese basis gevormde poëtische expressie
brak en die eenvoudiger versvormen propagandeerde. De
belangrijkste dichter van die eerste generatie moderne dichters
is ongetwijfeld Kim Sowŏl die met zijn romantische verzen op
het schiereiland nog steeds de grootste populariteit geniet. Een
van zijn bekendste verzen is het in deze bundel opgenomen
gedicht Azalea’s. Menig dichter leed ook onder het wurgende
juk van de Japanse bezetting die van 1910 tot 1945 plaatsvond
en zorgde voor poëzie met patriottische inslag of onmoed,
zoals in het melancholische Avondgloed van Yu Chihwan en in Geliefde herinnering en Het kruis van Yoon
Dong-ju. Meerdere dichters, waaronder laatstgenoemde,
werden trouwens door de bezetter gevangen genomen,
stierven aan ontbering of bezweken onder de medische
experimenten die de Japanners, net als de Nazi’s, op hun
gevangenen uitvoerden.
Andere dichters, waaronder de eveneens zeer belangrijke
dichter So Chŏng-ju en ook Park Mog-wŏl, vonden
tijdens de bezetting toevlucht in de natuur die trouwens
uit de Koreaanse poëzie niet weg te denken is. Wie het
schiereiland met zijn onvergetelijke berglandschappen
ooit bezocht, kan er de invloed best van begrijpen.
In een mannenmaatschappij, zoals de Koreaanse
er zeker een is, zijn de vrouwen in de poëzie
ondervertegenwoordigd. Kim Namjo mag zich aldaar
evenwel over een behoorlijke bekendheid verheugen en
schrijft verzen die soms bijzonder modern aandoen of
toch weer - zoals het gedicht Najaar - bijzonder lyrisch
zijn en die hun Oosterse voedingsbodem niet kunnen
loochenen.
Door de eeuwen heen werd Korea steeds weer door haar
machtige buren, de Chinesen en de Japanners bedreigd
en soms vele jaren bezet. Ook de scheiding tussen Noord
en Zuid duikt af en toe in de gedichten op zoals in Het
derde hemellichaam van Moon Dok-su. Maar ook de
voormalige dictatuur zorgde voor politiek getinte poëzie
waarvan (de in Korea zelf niet bijzonder gewaardeerde)
Kim Chi-ha in het Westen enige bekendheid geniet.
Van de jongere dichters, die vooral met het modernisme
van het Westen koketteren, wordt ondermeer Kang
Un-gyo genoemd die met haar sociaal-kritische poëzie
bij de generatie van de jaren 70 flink wat navolging
vond, daarnaast ook Kim Kwang-hyup, Shin Kyung-rim,
Hwang Tong-kyu enz. Door haar geschiedenis biedt de
Koreaanse poëzie een grote verscheidenheid en is ze,
zelfs in Azië, uniek en ongetwijfeld van grote poëtische
waarde.
____________ Byok Nam-kung ____________
Gras
Grassprieten, zomergras,
dauwdoordrenkt gras van de Yoyogivelden,
zacht, zoals het zoenen van verliefde lippen,
loop ik blootsvoets over jullie heen.
Zijn jullie niet de lippen van de aarde?
Maar indien mijn lopen jullie kwelt
stel ik voor dat als ik sterf
ik de aarde word onder jullie wortels
zodat jullie hoog op kunnen veren.
Maar als ook dat jullie kwelt
stel ik voor dat jullie en ik
bezield als we zijn, de grenzen
van de onsterfelijkheid bewandelen.
We zullen elkaar dan weerzien
op de weg van de eeuwigheid.
Dan kunnen jullie mij zijn en ik jullie
en jullie kunnen even zacht over mij lopen
zoals ik nu zo zacht over jullie loop.
7
_____________ Cho Byung-hwa ___________
Dag en nacht
Zoals de wind die door de bladeren waait
zo waar jij door mijn gedachten.
Zoals een vogel die tussen de bladeren slaapt
zo slaap jij in mijn gedachten.
8
____________ Cho Byung-hwa ___________
Dano, meifestival *
Soena:
onder de hemel
van deze mooie meidag
zullen we onze schommel plaatsen.
We zullen de vrees
in een hoek van de zolder achterlaten.
Kom, wandel over het licht
kom door de achterdeur
en loop omheen de bron,
je glanzende haren
in een vlecht
samengebonden met een mooi lint.
Kom in het geel gekleed
met een lange karmijnrode rok
en met schoeisel
dat de zachte kleur van de hemel draagt.
Kom heimelijk
met dat trouwe hart van jou.
Soena:
kom, wandel over het licht,
het licht
van de hemel volgend
waar onze schommel zich bevindt
in deze mooie maand mei.
9
____________ Cho Byung-hwa ___________
Vrouw
Een uitbarstende vulkaan
een verzegeld universum
een voortdurend vliedende stroom
een verraderlijk moeras
een onverzoenlijke,
opengegooide hemel
het woord voor alle verlangens
het teken voor alle begeerten
paleis van geheimen
ontbreidelde eeuwigheid
vruchtbare hartstocht
mysterie dat nimmer uitdooft.
10
____________ Cho Byung-hwa ___________
Liefde
Waar gisteren en vandaag
elkaar kussen
omhelsde ik een ogenblik de eeuwigheid.
Afscheid nemen, elkaar ontmoeten
met elkaar verbonden lippen:
een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid.
De dingen komen de dingen gaan
met elkaar verbonden lippen:
een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid.
Dingen die zijn en dingen die niet zijn
met elkaar verbonden lippen:
een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid.
Liefdes die terugkeren, één na één
iedere terugkeer naar zijn eigen eeuwigheid.
Licht, duisternis
met elkaar verbonden lippen
een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid.
Lip op lip
met een droeve hunkering verbonden
een ogenblik lang omhelsde ik de eeuwigheid.
11
_____________ Cho Byung-hwa __________
Het ontwaken van de insecten
Niet bij machte om nog langer weerstand te
bieden, spuwt eindelijk de winter
de lente uit.
Op de grond, op de bomen, aan de hemel,
barsten de kleuren los
een eruptie van bloesems.
12
KORTE BIOGRAFIE
Moderne Koreaanse dichters
BYOK Nam-kung
CHO Byung-hwa (1921-2003), geboren in Nansilli, studeerde
natuurwetenschappen in Japan. Hij was een van de productiefste
moderne Koreaanse dichters en had ook als schilder een degelijke
reputatie. Hij was jarenlang rector van de Kyung-hee Universiteit in
Seoel. Zijn poëzie valt op door de verrassende, soms metafysische
beelden.
CHO Chi-hun (1920-1968), geboren in Yeongyang, was dichter,
criticus en enige tijd directeur van de Korean poets’ Association.
CH’OE Nam-sŏn (1890-1957), geboren in Seoel, een van de
pioneers van de moderne poëzie in Korea, historicus en uitgever
van een literair tijdschrift.
CHO Ji-hoon (1920-1968), was een van de voorlopers van de
moderne Koreaanse poëzie. Geboren in een zeer gecultiveerde
familie leerde hij klassiek Chinees in zijn kinderjaren. Hij was
een bekend boeddhist en zette zich in voor de rehabilitatie van
het Koreaans, waarvan het gebruik tijdens de Japanse bezetting
verboden was geweest. Zijn poëzie is tegelijk intelligent en
gevoelig.
HAM Hyung-soo (1916-1946), heeft slechts enkele poëziebundels
gepubliceerd. Zijn poëzie heeft soms een neiging tot decadentie
maar is af en toe verrassend.
HWANG Kŭm-chan (1918 - ), bracht zijn jeugd door in NoordKorea, maar kwam naar Zuid-Korea in 1946. Zijn doorbraak als
dichter vond in het jaar 1952 plaats. Hij publiceerde een behoorlijk
aantal dichtbundels waarin, zoals in de meeste Koreaanse poëzie, de
natuur en het meditatieve element alomtegenwoordig zijn.
KIM Jong-han (1916-1944), was promotor van de pure
poëziebeweging en schreef meerdere gedichten die door Koreaanse
volksliederen waren geïnspireerd.
KIM Kwanggyun (1914–1993), reeds als twaalfjarige publiceerde
hij in een locale krant zijn eerste gedichten maar vanaf 1942 werd
zijn poëzie erg nihilistisch die uiteindelijke uitmondde in het
stopzetten van zijn poëtische activiteit.
KIM Kwang-sop (1905–1977), heeft een groot aantal poëziebundels
geschreven. Hij won in 1958 de culturele stadsprijs van Seoel.
KIM Namjo (1927- ), geboren in Taegu, Zuid-Kyonsang, wist
zich vrij vroeg als dichteres te profileren. Haar poëzie bevat
ongetwijfeld vrouwelijke elementen, maar is niet alleen daarom
interessant. Haar vrij aparte, moderne stijl vond in Korea heel wat
navolgers.
KIM Sowŏl, (1902-1934), geboren in Kwaksan, in de provincie
Noord-Pyong’an. Hij publiceerde reeds op zeventienjarige leeftijd
gedichten. Zijn complete werk, dat uit een 250 gedichten bestaat,
schreef hij in een periode van ongeveer vijf jaar. De bundel
Azalea’s verscheen in 1925. Hij is een van de belangrijkste dichters
die Korea heeft gekend.
KIM Tong-myong, (1901-1966)
KO UN (1933), geboren in Gusan, dichter en novellist.
Getraumatiseerd door de oorlog en overvloedig alcoholgebruik
ondernam hij een zelfmoordpoging. Zijn gedichten werden in
meerdere talen gepubliceerd en met meerdere premies bekroond.
Hij is internationaal een van de weinig bekende hedendaagse
Koreaanse dichters.
MOON Dok-su (1927- ), geboren in Ham An, studeerde
Koreaanse literatuur. Zijn poëtisch werk vertoont opvallend veel
surrealistische beelden. Het in deze bloemlezing opgenomen
gedicht “Het derde hemellichaam” verwijst naar de scheiding
tussen Noord- en Zuid-Korea.
NO, Chon Myong (1913-1950), geboren in Changyion. Dichteres
en journaliste. Was een van de belangrijkste vrouwelijke dichters.
PAK Mog-wŏl (1919-1978), geboren in Kyongju. Ook bij hem is
de natuur constant aanwezig, daarbij gebruikt hij ook legenden en
folkloristische elementen. Hij behoort tot de belangrijkste dichters
van het schiereiland.
SHIN Tong-choon (1931- ), bracht haar jeugd in Peking door
en vestigde zich na de bevrijding in Seoel. Ze doceerde Engelse
literatuur aan de Hanyang universiteit. Ze is vooral bekend om
haar activiteiten in de Koreaanse PEN en om haar inspanningen de
Koreaanse poëzie te internationaliseren.
SIN Sŏk-chŏng (1907-1974), geboren in Puan, in de Noord-Cholla
provincie. Hij is vooral bekend om de landelijke elementen in zijn
poëzie. Met zijn eerste bundel “Het kaarslicht”, wist hij zich vooral
als natuurdichter te profileren.
SŎ Chŏng-ju (1915- ), geboren in de provincie Noord-Cholla. Hij
studeerde het boeddhisme. Zijn eerste poëziebundel, getiteld De Slang,
verscheen in 1941. Hij week uit naar Mantsjoerije en verbleef er tot
na de bevrijding. Hij is ongetwijfeld een van de belangrijkste levende
dichter van zijn land.
YI Ha Yun (1906 - ?), heeft Engelse literatuur in Japan gestudeerd,
was journalist en directeur van een dagblad. Hij was ook vertaler.
YI Yook-sa, (1905-1944), geboren in Andon (Peking). Tijdens zijn
leven was Korea door Japan bezet. Hij was politiek actief, wat hem
meerdere jaren gevangenis kostte. Hij stierf in een Pekinese gevangenis
tijdens de Japanse bezetting.
YOON Dong-ju (1917-1945), werd in Mantsjoerije geboren waar zijn
ouders, zoals zoveel Koreanen, in exil leefden. Hij reisde naar Japan
om er Engels te studeren. Door de Japanse autoriteiten ervan verdacht
lid te zijn van een beweging die de onafhankelijkheid van zijn land
nastreefde, werd hij gevangen genomen en stierf in de gevangenis
minder dan twee jaar later, naar men vermoedt slachtoffer van
medische experimenten.
YU Chi-hwan, (1908-1967), geboren in Chungmu, Zuid-Kyongsan
provincie. Tijdens de bezetting verbleef hij langere tijd in Mantsjoerije
en keerde na de bevrijding, in 1945, naar Korea terug. Zijn vrij
lijvig poëtisch werk werd meermaals gelauwerd. Hij wordt tot de
belangrijkste Koreaanse dichters gerekend.
Klassieke Koreaanse dichters
CH’OE Ch’i-wŏn (857- ?), dichter en geleerde. Hij verbleef enige
tijd in China en na zijn terugkeer van China aan het hof. Ontgoocheld
door de corruptie van de high society trok hij zich terug en bracht zijn
laatste levensjaren door in een kluizenaarshut op de berg Kaya.
CH’OE Hang (?-1257), dichter, geleerde en belangrijk staatsambtenaar.
Hij was een devoot Boeddhist en vormde zijn residentie om in een
Boeddhistische tempel.
CHO Hŏn (1544-1592), dichter en aanvoerder van een leger dat de
door de Japanners bezette stad Chongju bevrijdde maar tijdens die
actie om het leven kwam.
CHŎNG Ch’ŏl (1536-1593), hij was gouverneur van een provincie,
persoonlijk secretaris van de koning en generaal. Hij schreef vooral
sijogedichten, waarvan er een honderdtal bewaard gebleven zijn.
CHŎNG Sang-gwan (18-19de eeuw)
CHU Ŭisik (1675-1720), was ook zanger. Er zijn slechts
veertien sijo van hem bewaard gebleven.
HŎ Ch’o-hi (1563-1589), dichteres die tijdens de
Chosunperiode heeft geleefd. Ze stierf amper 26 jaar oud.
Ze schreef zowel in de streektaal als in het Chinees.
HOEYON (laatste Koreaanse dynastie)
HONGNANG (1567-1608), dichteres en befaamde kisaeng.
Ze schreef het in deze uitgave opgenomen gedicht voor
de dichter Ch’oe Kyŏgchang toen die naar de hoofdstad
vertrok.
HWANG Chin-i (c.1506–1544), de beroemdste van alle
Koreaanse dichteressen die een grote aanhang had. Vooral
haar liefdesgedichten zijn bijzonder virtuoos.
KANG Se-hwang (1731-1799)
KIM Su-jang (1690-??), is een van de belangrijkste
sijodichters die ook een anthologie sijo heeft samengesteld.
Zijn poëzie bevat veel natuurelementen maar ook humor en
filosofische beschouwingen. Honderdendrie kortgedichten
zijn van hem bewaard gebleven..
KIM Tog-nyong (16de eeuw), no information
MYŎNGOK (LATE 16DE EEUW), over deze dichteres
is weinig geweten. Ze was een kisaeng (geisha) en bekend
onder de naam Schitterende Jade.
NA-ONG (1320-1376), hij was een befaamde
Boeddhistische monnik die tijdens de laatste jaren van de
Koryŏ dynastie heeft geleefd.
PAK Chi-Wŏn (1737-1805), geboren en gestorven in Seoel.
Hij was ook schilder en eminent kalligraaf.
PAK Hyogwan (1781-1880), wist van de aangename dingen
van het leven te genieten: muziek, gezang en drank. Zijn
poëzie gaat over liefde en verdriet, de levensregels van
Confucius en de vergankelijkheid van het leven. Samen met
een van zijn leerlingen stelde hij een van de belangrijkste
anthologieën sijo samen.
SONG In (1516-1584), was een ambtenaar aan het hof
en gewaardeerd dichter die, net als de vermaarde Chinese
dichter Li Bai, ook van de drank kon genieten.
SŎNG Sammun (1418-1456), was een van de ministers die
gemarteld en geëxecuteerd werd omdat hij loyaal bleef aan
de afgezette koning.
YANG Sa-un (1517-1584), was een magistraat van
meerdere steden, gelegen bij de Diamanten Bergen die hem
fascineerden en tot het beschrijven van hun schoonheid
leidden.
YI Hwang (1501-1571), was wellicht de beroemdste
neo-Confucianistische filosoof van Korea. Zijn cyclus
sijogedichten bezingt de schoonheid van Tosan in NoordKyŏnsang
Yi Kyu-bo (1168-1241), was een bijzonder productief
dichter, zijn oeuvre bevat meer dan tweeduizend gedichten.
Yi Ok-bomg (? -1592), dichteres tijdens de Chosun dynastie,
dochter van een concubine, werd ze ook gedwongen
een concubine te worden maar was tegelijk ook een zeer
gewaardeerde dichteres. Haar werk werd zelfs in het
Chinees gepubliceerd.
YI Shik (1584-1647)
YUN Sŏndo (1587-1671), wordt beschouwd als de meest
getalenteerde auteur van sijo maar was ook politiek actief
en verbleef veertien jaar in verbanning.
YUN Tu-sŏ (1668- ?), was schrijver en schilder. Een aantal
van zijn schilderijen hebben de tijd overleefd.
Nota’s
*Dano, meifestival, wordt de vijfde dag van mei volgens de
maankalender gevierd. Het is een van de belangrijkste traditionele
folkloristische feesten van Korea waar jongens
en meisjes van het dorp van het schommelen genieten (p.9).
*Kumnanstraat, na dagenlange bloedige gevechten tussen
politie en studenten in Zuid-Korea, met als inzet een eis tot
democratisering en de opheffing van de staat van beleg, liet op
27 mei 1980 de nieuwe regeringsleider Park Choon-hoon de stad
Gwangju het leger de volksopstand bloedig neerslaan
(p. 70).
* Ch’usŏk, is traditioneel de dag in de herfst waarop men
offergaven brengt aan overleden familieleden (p.136)
Inhoudstafel
Inleiding
De Koreaanse poëzie in een notedop
Gras7
Dag en nacht
8
Dano, meifestival
9
Vrouw10
Liefde
11
Het ontwaken van de insecten
12
De havik
13
Een vogel
14
Op zoek naar een droom
15
Kust 16
Trompetschelp17
Leven is de lucht ...
18
Aan mijn dochter 19
Mens20-21
Een bestaan
22-23
Ons geheim
24-25
De maan overdag
26
Waar ik mij nu bevind
27
Lentedag
28
Als ik mijn ogen ...
29
Grassprietjes30
Regen op de weegbree
31
”Hier rust een vijandelijke soldaat”
32-33
Op een berghelling, 34
Grafschrift tussen zonnebloemen 35
Het allermooiste
36-37
Rots en vlinder
38
Een vlinder op de bus
39
Kaarslicht40
Gedicht van de oude tuin
41
Hert42
Gevoelens op een herfstdag
43
Zomerse ochtend na de regen
44
Bloem45
Liefde
46
De winterse zee
47-48
Liefdesbericht
49
Geschenk50-51
Liefdescursiefje
52
Hymne53
Herfst54
Maken en gemaakt worden
55
Zij die naar de berg gingen
56
De mier
57
De zee 58
Mijn huis
59
De wolk
60
Halve maan
61
Liefdesgeschenk
62
Hoofdkussen voor twee
63
Azalea's 64
Aanroeping
65
De nacht
66
Onder de grote dorpsboom
67
Pyongok 68
Pongtae 69
Voor mijzelf
70
Kumnanstraat71
De begraafplaats voor de vijand
72-73
Lijntekeningen nr. 1
74
Lijntekeningen nr 2
75
Karma76
Het derde hemellichaam
77-78
Ik zou een onbekende vrouw willen zijn
79
De reiziger
80
Derde maand
81
April82
Perzikboom in het gebergte (1)
83
Perzikboom in het gebergte (3)
84
Op weg naar de bronnen van Suanbo
85-86
Bergen omringen mij
87
Viooltje88
Beneveld door het parfum
89
In het najaar 90
Als je me roept 91
Droevig beeld
92
Mijn liefste slaapt 93
Een ontluikende bloem
94
Zo stil …
95
De klaagzang van de koekoek
96
De melaatse
97
Bloemslang 98-99
De dennenbloemen staan …
100
Bij een chrysant
101
Geschenk van bloemen
102
Revolutie103
Het steegje
104
Waterrad
105
Bloemen106
De kale vlakte
107
Avondrood108
Een hoge boom
109
Meer 110
Geliefde herinnering
111
Het kruis 112
Verlangen113
Avondgloed 114
Zo sprak de Himalaja
115
Vaandel116
Tenslotte zal ik ervaren
117
Wanneer ik sterf
118
Rots119
Een kleine pauze
120
Aan mijn jonge zoontje
121-122
Op het slagveld
123
Leven en dood
124
Zoals een wilde bloem
125
Sijo en klassieke Koreaanse poëzie
Een anker wordt gelicht
127
In een boot
127
Hoe is liefde, hoe is ze? …
128
Witte reiger, blijf ver …
128
Indien ik mijn tranen …
129
Omgekeerd karma
129
Herinnering aan de liefde
130
Vlinders en bloemen
130
Een pruimenbloesem …
131
Als ik na het drinken …
131
Zicht vanaf de bergtop
132
Kwatrijn132
De motregen valt neer op de vijver …
133
Een plotse stortvlaag …
133
Veertigduizend schitterende parels …
134
De sneeuw valt neer …
134
Ik snij mijn hart uit …
135
Een schaduw weerspiegelt …
135
Hoe je het draait of keert …
136
Ch’usŏk136
Wat is het leven? …
137
Een arm meisje
137
In het najaar, als de maan ...
138
Ik heb je, mijn geliefde …
138
Tijdens een koude zonnewende
139
Heuvels blijven dezelfde …
139
Het is mijn verlangen 140
In het steegje
140
Mijn strobedekte kluizenaarshut
141
Bloemen vallen neer …
141
Van alle honden …
142
Het is helder …
142
Bezoekers weten …
143
Ik weet niet …
144
De talenten die …
145
Vuur in het hart
146
Men beweert dat …
146
Waarschuwing147
Op nieuwjaarsdag in de spiegel kijkend
147
Wilde ganzen snateren …
148
Dertig dagen in de maand …
148
Indien je me zou vragen …
149
Op de executieplaats
149
De mensen zeggen ...
150
Ik vertoef weer op …
151
De donder kan …
151
De wijze mannen …
152
De maan in de waterput
152
Poëzie: een chronische ziekte
153
Aan een minnaar
154
Een nieuwe zwaluw
154
Hoeveel vrienden ik heb? …
155
Jade155
Korte biografie, nota’s
156 -160
Inhoudstafel 161-164