Maud Vanhauwaert, POËZIE-infiltrant in het cabaret ‘Het doet deugd te merken dat niet iedereen van mij houdt’ Maud Vanhauwaert moet zowat de enige Vlaming zijn die nog nooit stand-upcomedy heeft gezien. Uitgerekend zij schopte het tot in de finale van het Leids Cabaret Festival, wankelend op de grens tussen podium en poëzie. ‘“Wat een lef om iets totaal anders te doen”, hoor ik vaak. Maar ik kan alleen maar dit.’ Ann-Sofie Dekeyser, foto’s Marco Mertens 50 51 Maud Vanhauwaert, POËZIE-infiltrant in het cabaret K omt een jonge vrouw met een knalgeel valiesje het podium van een Nederlandse schouwburg op. Nee, dit is geen grap. Gefronste voorhoofden in het publiek, niet zozeer door haar tongval – ‘ah, een Vlaamse’ – maar door wat ze met die zachte ‘g’ zegt. Geen grap dus. Maar gedichten. Maud Vanhauwaert zal in totaal 40 keer op het grote logo van het Leids Cabaret Festival gaan staan. Als een van de drie finalisten toert ze momenteel door Nederland. Het zijn niet de minsten die haar voorgingen: een bataljon Nederlanders als Paulien Cornelisse en Javier Guzman, maar ook voor onze Wim Helsen, Alex Agnew en Bart Cannaerts betekende het de doorbraak in hun carrière. Vanhauwaert vult de avond samen met de andere twee finalisten. Bij Tim Fransen en Bart Melief regeert de lach. Bij haar klinken er ook haha’s, zeer zeker, maar de vervreemding is luider. Ze had het publiek gewaarschuwd: ‘Ik ben een infiltrant van de poëzie in het bastion van het cabaret.’ Vanhauwaert treedt al enkele jaren op met haar eigen gedichten en die van anderen. Tekstperformer noemt ze zichzelf. Cabaretière is ze niet. Ze toont zich kwetsbaar tussen de mannen die hun grapdichtheid minutieus timen. Minstens één mop om de 30 seconden. Het publiek is hongerig, gretig en popelt om de lachsalvo’s af te vuren. ‘Entertain ons.’ Beangstigt dat haar niet? ‘De voorbije maanden ben ik mij zeer bewust geworden van de verwachtingen van een publiek. Door de rijke cabarettraditie in Nederland hebben niet alleen de performers een stijl ontwikkeld, ook het publiek heeft zich gevormd. Er moet altijd vertrokken worden vanuit de grap, terwijl ik dat nooit doe. Mijn vertrekpunt is poëzie. “Wat een lef om iets totaal anders te doen”, hoor ik vaak achteraf in de foyer. Maar naar mijn gevoel heeft het niets met lef te maken, ik kan alleen maar dit.’ ‘Ik had nood aan die confrontatie. Net voor ik 30 werd, begin dit jaar, heb ik het beslist: de komende tien jaar ga ik niet alleen maar doen waar ik me goed bij voel. Ik trad drie, vier keer per week op voor een literair publiek. Mensen die erg open staan voor wat komt, die ervan uitgaan dat 90 procent van wat op het podium gezegd wordt aan hen voorbij zal gaan. En ‘Ik heb het nooit erg gevonden dat heel weinig mensen geïnteresseerd zijn in gedichten. Integendeel, de dag dat iedereen van poëzie houdt, stopt het voor mij’ die proberen iets te maken van die andere 10 procent. Heel geruststellend. Het was tijd om mezelf uit mijn comfortzone te halen.’ Loeiende koeien In hoeverre moet je voldoen aan de verwachtingen van het publiek? ‘Niet. Heel veel cabaretiers spelen alleen maar op de herkenning. Terwijl theater moet confronteren en vervreemden. Mensen moeten er zich ongemakkelijk voelen. Wat niet betekent dat ik deze tournee speel vanuit die stuurse, tegendraadse houding. Ik zou ervoor kunnen kiezen om een avond lang alleen hermetische gedichten voor te lezen. Zo begin ik wel, maar ik houd het niet vol.’ ‘Dit is een leerschool voor mij: wat kan ik hieruit leren en pikken? Vroeger deed ik nogal laatdunkend over stand-upcomedians en hun effectbejag. Nu heb ik bewondering voor hoe ze een grap als een drietrapsraket opbouwen, hoe ze de timing meester zijn.’ Je schrijft: ‘ik ben vergeten waarom ik op een podium stond/waarom alle mensen dezelfde richting opkeken/ en ik als enige, andersom’. Sta je graag op de bühne? ‘Ik ben geen tafelspringer. Nee dus. Maar ik heb een enorme fascinatie voor hoe je teksten op een podium kunt brengen. Wat een heel andere activiteit is dan het schrijven zelf. Veel schrijvers doen afbreuk aan hun eigen werk als ze eruit voorlezen. Ik zal mezelf nooit een volbloed schrijver noemen, maar ook geen rasechte performer. Ik wankel bewust op de grens tussen podium en poëzie.’ ‘Ik heb een dwangmatige hang naar perfectie in mijn manier van spreken. Terwijl ik met je praat, denk ik: ai, dat was wel een heel lange pauze. Of: ik ben de spanning aan het verliezen’ 52 Waarom? ‘Iedereen gaat op zoek naar een manier waarop hij het meest eerlijk kan zijn, of zich het meest kan tonen. Op een vreemde manier is dat bij mij het podium. Via de maskerade en theatraliteit kom ik af en toe tot een kwetsbaarheid waarbij ik het gevoel heb: hier laat ik mijn diepste wezen zien. Misschien is het een illusie, maar ik geloof dat ik zo veel dichter kom bij de andere mens dan in de dagelijkse communicatie.’ een andere finalist. Ik moet bekennen dat ik nog nooit een cabaret- of stand-upshow heb gezien in mijn leven. Hij probeert me nu in te wijden. In ruil heb ik hem Lil (zucht), gedichten van Astrid Lampe, uitgeleend.’ Bundels uitdelen aan poëzieleken en gedichten brengen voor een breed publiek. Mogen we Vanhauwaert een missionaris van de poëzie noemen? ‘Oei, oei, nee. Ik heb het nooit erg gevonden dat heel weinig mensen geïnteresseerd zijn in gedichten. Integendeel, ik ben gesteld op de kracht van de minderheid. Op het moment dat iedereen van poëzie gaat houden, stopt het voor mij. Ik zoek heel bewust een positie waarin ik het buitenbeentje ben.’ ‘Het is niet toevallig dat ik dat cabaretcircuit intrek, waarin niemand komt voor de gedichten. Van daaruit is het makkelijker om een eigenheid te ontwikkelen. Eigenlijk is dat mijn ambitie, dat ik niet meer de vraag krijg of ik nu actrice of cabaretière ben, maar dat ik mijn eigen hokje kan timmeren waarin ik zelf groots en almachtig ben, en dat ik kan zeggen: “ik ben het genre Maud Vanhauwaert”.’ Vreemd dat je denkt dichter bij de ander te komen, terwijl je alleen op een podium staat. ‘Dat is de paradox. De omweg brengt je dichter, dieper. Het voordeel van op een podium staan met je eigen tekst is dat je heel precies kunt bepalen hoe je de dingen zegt, waar je pauzes legt en hoe lang die dan zijn. Ik heb een dwangmatige hang naar perfectie in mijn eigen manier van spreken. Daar worstel ik erg mee, elke dag. Terwijl ik nu met je praat, denk ik: ai, dat was wel een heel lange pauze. Of: ik ben de spanning aan het verliezen. Ik erger mij ongelooflijk aan dat imperfecte en die weinig precieze manier van communiceren. Bij mezelf, maar ook bij anderen. Zelfs bij mijn lief. Ja, een fout kantje.’ Ik dacht dat schrijvers schreven om zichzelf de eeuwigheid te gunnen, om iets blijvends na te laten. Jij maakt van je teksten performances, zodat ze weer vergankelijk worden. ‘Ik heb zelf vaak moeite met poëzie. Dan kijk ik naar mijn bundel of die van een ander: gedichten als stillevens op een wit blad papier. Je kunt er niet meer aan tornen, en dan voel ik me uitgesloten. Ik wil mensen hier en nu raken, elke keer opnieuw. Het is niet mijn ambitie om mijn eigen dood te trotseren.’ Voor vroegere finalisten betekende het Leids Cabaret Festival de grote doorbraak. Voel je de druk? ‘Ik heb geen last van andermans verwachtingen. Ik ben vaak in de categorie “jong en beloftevol” gestopt. Terwijl ik toch helemaal geen belofte heb gemaakt. Bovendien geloof ik niet dat er ook maar iemand op mij zit te wachten. Het kan weinigen schelen of ik iets word of niet.’ ‘Oké, volgend jaar trek ik voor het eerst op tournee langs de culturele centra met een avondvullende voorstelling. En ja, ik ben benieuwd hoeveel centra daarop zullen intekenen. Maar ik zal de ongure winteravond niet vergeten dat ik met mijn kleine autootje ‘Net voor ik 30 werd, heb ik het beslist: de komende tien jaar ga ik niet alleen maar doen waar ik me goed bij voel. Het was tijd om mezelf uit mijn comfortzone te halen’ Volgende maand moet je nieuwe poëziebundel af zijn, heb je al een titel? ‘Voorlopig is het: Wij zijn evenwijdig. Evenwijdigen staan naast elkaar, maar raken elkaar in het oneindige. Net als mijn eerste bundel Ik ben mogelijk, wat potentie uitdrukt, heeft het iets wiskundig.’ Hoe weet je wanneer een poëziebundel af is? naar Noord-Nederland reed om een paar gedichten voor te lezen voor iemands jarige buurvrouw. Of die keer dat ik in een stal optrad waar amper zeven stoelen bezet waren en de koeien tijdens mijn voordracht niet ophielden met loeien. Dat zijn de optredens die mij het meest bijblijven, niet die poëzieavonden in grote zalen.’ Vanhauwaert en Giraf De dag voor dit optreden praatten we bij Maud Vanhauwaert thuis. Een flat aan de Antwerpse Singel. Zeven hoog, op het naambordje staat gegrift: ‘Vanhauwaert en Giraf ’. Ze is aan de buitenrand van de stad gaan wonen omdat ze meer rust wou, vertelt ze. Wat moet een meisje van 30 met rust? ‘Ik woonde vroeger op een klein appartementje. Het was er altijd slordig, enfin, meer dan slordig, het was er gewoon vuil. En als het rommelig is om mij heen, heb ik de neiging om in mijn hoofd helder en gestructureerd te denken. Als tegenreactie. Maar ik had behoefte aan chaos en onrust in mijn hoofd. Daarvoor had ik dus dit ordelijke en heldere appartement nodig.’ Uiterlijk is er inderdaad alleen maar rust. De enige spanning is die tussen De Kleine Charlemagne, het straatkatje dat Vanhauwaert redde, en Giraf - haar knalgele kanarie. Op tafel ligt de dvd van de Britse komiek Jimmy Carr – ‘een hele show lang grove oneliners, nul de botten poëzie’ – naast een dikke bundel verzamelde gedichten. ‘Die dvd kreeg ik van 53 ‘Ik denk dat elke maker, of het nu een dichter of beeldend kunstenaar is, bij elk nieuw werk moet streven naar: heb ik in dit werk, binnen dit paradigma, alles, maar dan ook alles gezegd? Dat is de opdracht die ik mezelf opleg: geef pas iets uit handen als je de hele wereld hebt gegeven.’ Dan is je eerste toch een vrij dunne bundel geworden. ‘Ja, maar ik heb zo in dat werk geleefd dat ik het gevoel had dat het met de kosmos samenviel. Toch voor ik het gepubliceerd had. Het gekke is dat op het moment dat die bundel er dan officieel lag, de magie voorbij was. Het was alsof iemand een kind van iemand anders in mijn armen legde. Ik had er geen enkele connectie mee. Het realiteitsbesef kletste in mijn gezicht. Niemand zat te » Maud Vanhauwaert, POËZIE-infiltrant in het cabaret wachten op dat boekje. Wie maalt erom of ik nog ooit in mijn leven poëzie schrijf? Er zal heus niet plots een massa opstaan die zich verwaarloosd voelt en aan mijn mouw komt trekken. Die relativerende houding werkt verlammend, ik heb geworsteld voor ik weer iets nieuws kon schrijven. En de enige goede voedingsbodem om poëzie te maken, is de pretentie: ik ga de wereld een draai geven met wat ik hier schrijf, dit is een bom.’ Maar poëzie is nu eenmaal niet levensnoodzakelijk. ‘Ah, een gevaarlijke uitspraak. Maakt poëzie je tot een beter mens? Natuurlijk niet. Ik ken heel veel mensen die nooit een boek lezen en geen bal geven om gedichten, maar die ik ethisch hoger inschat dan mezelf. Dus, oké, poëzie en literatuur zijn niet noodzakelijk. Maar het is wel zo dat poëzie uitdaagt om op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden.’ ‘Poëzie bestaat uit verschillende beelden die daarvoor nog nooit bij elkaar zijn geplaatst. Dichter en lezer vinden nieuwe bruggetjes in hun eigen denkpatronen, gaan op zoek naar een nieuwe metaforiek. Die link kun je doortrekken naar de maatschappij op hoger niveau. Ook voor de politiek moet dat de opdracht zijn: nieuwe verbindingen maken, op zoek gaan naar nieuwe mogelijkheden. Bovendien leunt poëzie heel goed aan bij onze hedendaagse manier van leven. Ik kom zelf ook zelden toe aan het lezen van een dikke roman wegens tijdgebrek. Een gedicht past beter bij ons gefragmenteerde bestaan.’ Kerkhaantje Toch is poëzie een slecht verkopend genre. ‘Binnen het onderwijs wordt het niet goed aangebracht. In de middelbare school beginnen ze bij de oude klassiekers, ver weg van de leefwereld van jongeren. En in het zesde jaar eindigen ze, als er eventueel nog wat tijd over is, met moderne poëzie. Maar tegen dan heeft iedereen er al een degout van. Dat moet je omkeren, begin bij Herman de Coninck. Of, waarom niet, Justin Bieber. En leg in godsnaam niet langer de verantwoordelijkheid voor een tekst bij de schrijver, maar bij de lezer. Deze bundel (wijst naar ‘Ik ben mogelijk’, red.) is momenteel evenveel van jou als van mij. Ik hoop dat een gedicht over mijn moeder veel meer gaat over jouw moeder.’ gaat het dus al snel meer over de tekst dan over mij persoonlijk. Op de computer kun je dat perfectioneren voor iemand anders het leest. Ik zou het een nachtmerrie vinden mocht iemand onaffe teksten van mij lezen.’ Je hebt een braaf en ongevaarlijk uiterlijk, zeg je zelf. Ben je bitsig genoeg? ‘Het onderwijs begint bij de oude klassiekers en eindigt met moderne poëzie. Tegen dan heeft iedereen er al een degout van. Begin bij Herman de Coninck. Of, waarom niet, Justin Bieber’ Als een dichter iemand is die beelden maakt met woorden, waarom dan nog via de woorden gaan en niet rechtstreeks naar de beelden? ‘Simpelweg uit gebrek aan vaardigheden. Ik kan niet tekenen, ik kan geen film regisseren. Het is niet erg om iets te doen vanuit een gebrek, dat is net heel schoon. Dat je iets doet omdat je niets anders kunt. Waardoor je blijft worstelen met het medium, zoals ik. Opnieuw kun je de parallel trekken met de liefde. Het is door moeite te hebben met iemand, of eigenschappen van iemand, dat het waardevol is om in interactie te gaan. Ik zou niet kunnen samenzijn met iemand die met mij samenvalt.’ Voor een project met het Vlaams Radio Koor ben je de brieven tussen Johannes Brahms en Clara Schumann aan het lezen. Wat zou ik van jou ontdekken als ik jouw geheime briefwisseling zou lezen? ‘Dat ik mijn hart niet kan uitstorten in geschreven taal. Ik schrijf ze nog wel, de echte brieven met pen en papier. Naar een hartsvriendin bijvoorbeeld. Maar ik speel vals; ik maak ze eerst op de computer. Het moment dat ik begin te schrijven, heb ik het gevoel dat een instantie meekijkt die zich afvraagt: is deze alinea wel goed opgebouwd, moet hier een punt of een komma, met een hoofdletter of kleine letter? Zodra ik iets op papier zet, 54 ‘Nee, dat is mijn grote zwakte. Ik zie mezelf niet uitgroeien tot een echt grote kunstenaar omdat ik te meegaand ben. Het kerkhaantje dat meedraait met de wind, dat heb ik in mij. Ik ben heel tegemoetkomend, lief en vermijd conflicten. Terwijl kunst vaak ontstaat vanuit conflict en koppigheid, en de kunstenaar zo toch mensen achter zich krijgt. Daar sta ik dan, ik draai me snel naar de mensen toe en vraag of ik iets voor hen kan doen. Dat botst met mijn ijdelheid. Want ijdel ben ik wel; ik heb altijd het gevoel gehad dat ik de beste poëzie schrijf. Wat moeilijk te rijmen valt met middelmatigheid.’ ‘Tegendraadsheid van een maker komt erop neer dat hij zich verhoudt ten opzichte van iets. Een economisch bestel, een politiek idee, waaruit je engagement kunt puren. Dat is voor mij een wezenlijk probleem: ik heb niet iets ten opzichte waarvan ik me verhoud. Oké, ik heb mijn bedenkingen bij bepaalde maatschappelijke tendensen, maar niet zo fel dat ik er kracht en inspiratie uit put. Het is tegenwoordig zo dat je overal een mening over moet hebben, of je telt niet mee. Dan is het wel handig om ergens moeite mee te hebben. Maar ik heb een heel gezonde, goede jeugd gehad. En ik wil eigenlijk ook geen kunsttaal ontwikkelen die alleen maar uit boosheid of negativisme ontstaat.’ ‘Het belang van vragen wordt onderschat. Ik heb een vraag altijd iets heel moois gevonden; het gaat omhoog en heeft een opening op het einde. Terwijl een antwoord altijd neervalt. Punt. Gedaan. Vandaag de dag wordt engagement weleens verward met het hebben van een mening. Terwijl je ook geëngageerd kunt zijn door heel bewust iets niet te weten. Dichters en kunstenaars in het algemeen moeten de vragenstellers zijn.’ ‘Ik durf het ook wel eens te vergeten, dat ik iets te verdedigen heb. Dan schuil ik in een naïeve wereld waarin iedereen van poëzie houdt en iedereen van mij houdt. Het doet deugd om af I en toe te merken dat dat niet het geval is.’
© Copyright 2024 ExpyDoc