Abstract workshop Voedselallergie Monique Gorissen, verpleegkundig specialist kinderlongziekten; Leonieke van Veen, kinderarts; Leerdoelen Na het volgen van deze workshop heft de cursist kennis betreffende 1. de pathofysiologie van voedselallergie bij kinderen 2. de verschillende diagnostische mogelijkheden: serologie, componentdiagnostiek, huidtesten en voedselprovocaties 3. nieuwe inzichten: tolerantie-inductie VOEDSELALLERGIE Voedselallergie hoort net als astma in het spectrum van atopische aandoeningen. Bij de behandeling van kinderen met astma zal dit dan ook een regelmatig terugkerend gespreksonderwerp zijn. Omgekeerd is een slecht ingesteld astma een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van een levensbedreigende reactie (anafylaxie) bij kinderen met een voedselallergie. In de workshops zal het onderwerp voedselallergie op een praktische manier aan de orde komen, waarbij inbreng wordt gevraagd van de deelnemers: casuïstiek en dilemma’s uit de dagelijkse praktijk. In deze workshop wordt de IgE-gemedieerde voedselallergie besproken; intoleranties of andere niet-IgE gemedieerde reacties op voeding (bv coeliakie) komen niet aan de orde. Koemelkallergie bij zuigelingen is evenmin een onderwerp van deze workshop. Definities 1. Van voedselallergie kan worden gesproken indien er een immunologisch mechanisme ten grondslag ligt aan de verschijnselen. 2. Men spreekt van voedselintolerantie als sprake is van een niet-immunologisch, maar wel bekend mechanisme (lactose-intolerantie). Prevalentie Voedselallergie is een toenemend probleem in de samenleving. Er is vooral aan het eind van de vorige eeuw een toename geweest van de prevalentie van alle atopische aandoeningen en daarmee ook van voedselallergie bij kinderen. De symptomen lopen uiteen van milde huidverschijnselen of orale symptomen tot ernstige reacties zoals anafylaxie. Er lijkt een verschuiving te zijn naar steeds jongere leeftijd en naar andere veroorzakende voedselallergenen. De prevalentie van voedselallergie bij kinderen in Nederland bedraagt ongeveer 2,5%. Een vermeende voedselallergie komt echter voor bij 12-25% van de kinderen. Klachten worden dus veelal ten onrechte toegeschreven aan een voedselallergie, waardoor kinderen ongefundeerde dieetmaatregelen opgelegd krijgen. Risicofactoren Risicofactoren voor het krijgen van een voedselallergie zijn o.a. een atopische constitutie, een positieve familie anamnese, timing en route van blootstelling aan voeding en dietaire invloeden. Ook contact met sigarettenrook (passief roken) is een risicofactor. Het is onbekend waarom en wanneer een atopische patiënt op een bepaald voedingsmiddel reageert. NL/AST/0016/13o Exp datum oktober 2015 Pathofysiologie Een IgE gemdieerde voedselallergie ontstaat doordat IgE antistoffen worden aangemaakt tegen specifieke voedselallergenen. Dit specifiek IgE koppelt zich aan mestcellen (sensibilisatie). Als het allergeen zich bij hernieuwd contact bindt aan IgE-moleculen op het mestceloppervlak (cross-linking), komen diverse mediatoren vrij zoals histamine, plaatjesactiverende factor en serotonine. Deze mediatoren veroorzaken de allergische reactie. IgE-afhankelijke reacties ontstaan binnen twee uur na contact met het allergeen. Een tiental allergenen is verantwoordelijk voor 90% van gevallen van de IgE-gemedieerde voedselallergie. Primaire vs secundaire voedselallergie Bij een primaire voedselallergie zijn er specifieke IgE (sIgE) antistoffen primair gericht tegen één voedselallergeen. Koemelk en kippenei komen bij jonge kinderen het meeste voor maar ook pinda, noten, vis, sesamzaad en kiwi belangrijke allergenen zijn. Bij een secundaire voedselallergie kan het gevormde sIgE niet alleen binden aan het eiwit waartegen het primair gericht is maar ook tegen eiwitten die qua structuur overeenkomen en aanwezig zijn in andere voedingsmiddelen (bv pinda en peulvruchten). Ook primair gevormd sIgE gericht tegen pollen kan zo kruisreageren met eiwitten uit de voeding (bv berkenpollen en steen-en pitvruchten) Inzicht in de verschillende pathofysiologische mechanismen is van belang voor de kinderarts om een betere uitspraak te kunnen doen over het beloop en de prognose van de klachten Diagnostiek Het is belangrijk de diagnose voedselallergie nauwkeurig te stellen of indien mogelijk te verwerpen, hetgeen in de praktijk een uitdaging blijkt. Het diagnostisch proces bestaat uit 3 stappen 1. anamnese 2. aantonen van specifiek IgE 3. aantonen van klinische reactiviteit Ad 1: De symptomen van een voedselallergie kunnen erg uiteenlopen; zowel de ernst van de reacties als de betrokken orgaansystemen zijn per allergeen en per individu verschillend. Meestal leidt een zorgvuldige anamnese naar het verdachte allergeen en vormt daarmee de belangrijkste peiler voor het stellen van de diagnose. Een allergische reactie op voeding ontstaat in de regel binnen 2 uur na inname van het allergeen. Het tijdsbeloop en de reproduceerbaarheid zijn belangrijke aspecten bij de anamnese. Ad 2: Specifiek IgE tegen het verdachte voedingsmiddel kan vervolgens bepaald worden middels bloedonderzoek of een huidtest. Het heeft geen zin om sensibilisatieonderzoek aan te vragen voor allergenen die het kind dagelijks zonder klachten eet of drinkt. Het kan niet genoeg worden benadrukt dat sensibilisatie niet gelijk staat aan allergie. Bloedonderzoek naar component allergenen wordt steeds vaker uitgevoerd maar zijn voor de praktijk nog niet altijd zinvol. Ad 3: De gouden standaard voor het stellen van de diagnose voedselallergie is de dubbelblinde placebo gecontroleerde voedselprovocatie. De uitvoering ervan is echter ingewikkeld, tijdrovend en belastend en niet zonder risico’s. Behandeling De behandeling van een voedselallergie bestaat op dit moment uit een eliminatiedieet. Hierbij speelt de diëtiste een belangrijke rol, vooral bij kinderen met multipele voedselallergieën en een complex dieet. “Kwaliteit van leven-studies” bij kinderen geven duidelijk weer hoe belastend dieetmaatregelen zijn voor de patiënt. Er wordt inmiddels dan NL/AST/0016/13o Exp datum oktober 2015 ook veel onderzoek gedaan naar alternatieven zoals immunotherapie en orale tolerantieinductie. Deze behandelvormen zijn echter voor de dagelijkse praktijk nog niet voorhanden. Prognose De prognose in geval van een koemelk en kippenei allergie is relatief gunstig: 80 % van de kinderen met een koemelk allergie heeft op de leeftijd van 5 jaar geen klachten meer. Bij kinderen met een kippenei allergie ligt dit percentage wat lager: op de leeftijd van 8 jaar is 66 % over hun allergie “heen gegroeid”. De kans dat kinderen over een pinda of noten allergie “heen groeien” is vele malen kleiner. Follow-up is bij kinderen met een voedselallergie erg belangrijk. Het is vooral bij jonge kinderen belangrijk om te evalueren of een eliminatie dieet nog strict noodzakelijk is. Literatuur - Nwaru BI, Hickstein L, Panesar SS, Muraro A, Werfel T, Cardona V, Dubois AEJ, Halken S, Hoffmann-Sommergruber K, Poulsen LK, Roberts G, Van Ree R, Vlieg-Boerstra BJ & Sheikh A on behalf of the EAACI Food Allergy and Anaphylaxis Guidelines Group. The epidemiology of food allergy in Europe: a systematic review and meta-analysis. Allergy 2014; 69: 62–75 - Sichere S et al. Food allergy: Epidemiology, pathogenesis, diagnosis, and treatment. J Allergy Clin Immunol 2014;133:291-307 - Lodge CJ et al. Primary prevention of food allergy in children and adults: systematic review. Allergy 2014 Jul;69(7):971-2. - Jones SM et al. Changing care for patients with food allergy. J Allergy Clin Immunol 2013;131:3-11. - Lack, G Update on risk factors for food allergy. J Allergy Clin Immunol 2012;129:1187-97. NL/AST/0016/13o Exp datum oktober 2015
© Copyright 2024 ExpyDoc