Faculteit Geesteswetenschappen Ondernemingsraad Spuistraat 134 1012 VT Amsterdam Aan de decaan van de faculteit Prof. dr. F.P.I.M. van Vree Spuistraat 210 1012 VT Amsterdam T 020 525 4697 Datum Uw kenmerk 24 april 2014 fgw14u 0172 Contactpersoon Ons kenmerk Natacha de Casparis ORu 14-13 Onderwerp advies BA Talen en culturen van Zuidoost-Europa Geachte decaan, beste Frank, De ondernemingsraad heeft kennis genomen van de door u voorgenomen ontwikkeling van een nieuwe bacheloropleiding Talen en Culturen van Zuidoost-Europa, die wordt uiteengezet in uw adviesaanvraag (d.d. 11 maart 2014) en waarover wij tijdens diverse overlegvergaderingen al gesproken hebben. In deze brief reageert de ondernemingsraad op dit voornemen en doen wij enkele suggesties voor het vervolg van het ontwikkeltraject. Op de eerste plaats zijn wij blij dat we al in een vroeg stadium betrokken worden in de plannen en dat we op deze manier mee kunnen denken over de haalbaarheid en wenselijkheid van een nieuwe opleiding. Toch constateren we dat er rondom de medezeggenschap bij de instelling en opheffing van bacheloropleidingen een lacune is ontstaan. In 2012-2013, rondom de invoering van de Brede Labels, is door het College van Bestuur besloten dat de medezeggenschap op het onderwijsaanbod primair bij de facultaire raden zou moeten liggen. Opheffing, instelling en naamsverandering van opleidingen en programma’s zou door de facultaire medezeggenschap inhoudelijk moeten worden beoordeeld, waarna de centrale medezeggenschap enkel de procedures toetst zoals die door de faculteiten zijn afgesproken. Vooralsnog is aan de FGw alleen voor de meest urgente categorie – de masterprogramma’s die voorheen opleiding waren – een (overigens zeer zorgvuldige) procedure tot stand gekomen en wacht de rest van het beleid nog op nadere uitwerking. De ondernemingsraad plaatst de oprichting van de opleiding Talen en Culturen van Zuidoost-Europa nadrukkelijk in het licht van dit beleid en is dan ook van mening dat het instemmingsrecht in deze bij de facultaire ondernemingsraad en studentenraad ligt. Om deze kwestie helder en zorgvuldig te regelen, zou dan ook vooraleerst een facultaire procedure instelling en opheffing van bacheloropleidingen moeten worden vastgesteld. Ons kenmerk ORu 14-13 Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van uw voornemen om een opleiding Talen en Culturen van Zuidoost-Europa te starten, is de ondernemingsraad blij dat het faculteitsbestuur actief heeft gezocht naar mogelijkheden voor de instandhouding en versterking van kleine talen aan onze faculteit. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat wij op een aantal belangrijke terreinen nog niet over voldoende informatie beschikken. Tijdens de overlegvergadering van 25-3 hebben wij de voornaamste vragen en opmerkingen reeds genoemd: - - Hoe groot is het draagvlak voor de nieuwe opleiding onder de staf die er direct of indirect mee te maken krijgt? De opleiding wordt formeel ondergebracht bij het cluster Geschiedenis, Europese Studies en Religiestudies, maar zal in praktijk voor een belangrijk deel bestaan uit taal- en literatuurcolleges. Bovendien vormt de besproken regio weliswaar een geografische – en wellicht culturele – eenheid, maar vormen Turks, Nieuwgrieks, Servisch/Kroatisch en Roemeens bepaald geen taalkundige eenheid. Wat is het oordeel van de direct betrokken docenten over een dergelijk programma en de inbedding daarvan binnen de faculteit, en wat betekent de overheveling van Servisch/Kroatisch bijvoorbeeld voor de BA Slavische talen en culturen? Hoe groot is de te verwachten belangstelling voor de nieuwe opleiding? U rekent op een instroom van tenminste 20-30 studenten per jaar, terwijl het totale aantal studenten dat de huidige programma’s volgt slechts 15 is. Bovendien heeft de opleiding Nieuwgrieks de afgelopen jaren zeer onder druk gestaan en is Roemeens zelfs al afgeschaft. De ondernemingsraad vraagt zich of de verwachte instroom niet wat optimistisch is en of er niet nader onderzoek zou moeten worden verricht naar de potentiële belangstelling voor de opleiding. In een tijd waarin de rendabiliteit van onderwijsaanbod onder de loep ligt en sommige opleidingen te kampen hebben met flinke kortingen in het programma, acht de ondernemingsraad het onwenselijk dat er grote sommen worden vrijgemaakt voor een opleiding met een onzekere potentie. Wij zijn ons bewust van het feit dat de meeste van deze vragen op dit moment niet beantwoord kunnen worden, maar de Ondernemingsraad gaat er van uit dat een instemmingsverzoek nog volgt en dat daarbij het draagvlak onder de staf en de rendabiliteit van de opleiding nader worden geëxpliceerd. In de tussentijd blijven wij graag met u in gesprek over de voortgang van dit dossier en zullen we de komende periode aangrijpen om onszelf nader te informeren, onder andere door in gesprek te gaan met betrokken stafleden en met de afdelingsvoorzitters. Ook over de facultaire procedure rondom de instelling en opheffing van bacheloropleidingen denken wij graag mee. Met vriendelijke groet, namens de ondernemingsraad, Jonneke Bekkenkamp voorzitter Pagina 2
© Copyright 2024 ExpyDoc