Diagnostische Toets Wis B VWO Hoofdstuk 8 Vermoedens en bewijzen Getal en Ruimte wiskunde uitwerkingen www.uitwerkingensite.nl 8.5 Diagnostische toets bladzijde 144 1 ∠A = ∠A ∠ADC = ∠ACB = 90° } !ADC !ACB (hh) ∠B = ∠B ∠BDC = ∠BCA = 90° } !BDC !BCA (hh) !ADC !CDB } !ADC !CDB !ACB !ACB AB 2 = AC 2 + BC 2 AB 2 = 25 + 144 AB2 = 169 AB = 13 !ABC volgt Uit !ADC 2 a ∠A = ∠A AD 1 = AC 3 1 AE 1 2 1 = = AB 4 12 3 } !ABC CD AC = BC AB CD 5 = 12 13 5 ⋅ 12 CD = = 4 138 13 !AED (zhz) b !AED !ABC dus ∠AED = ∠ABC, dus DE // BC (F-hoeken). ∠DEF = ∠BCF (Z-hoeken) !DEF !BCF (hh) ∠EDF = ∠CBF (Z-hoeken) } c 3 BC AC = DE AD BC 3 = DE 1 BF BC 3 = = dus BF : DF = 3 : 1. DF DE 1 a ∠B = ∠B ∠BAC = ∠EDC = 90° b !ABC !DEC dus CD DE = AC AB CD = 3 CD + 2 12 7 } !ABC !DEC (hh) 7CD = 3CD + 7 12 4CD = 7 1 2 CD = 1 78 4 AF 1 = AC 2 AD 1 = AB 2 } } !ADF !ABC (zhz) ∠A = ∠A Dus ∠AFD = ∠C en DF // BC (F-hoeken) BE 1 = BC 2 BD 1 !BDE !BAC (zhz) = BA 2 ∠B = ∠B Dus ∠BED = ∠C en DE // AC (F-hoeken) 124 Hoofdstuk 8 224968 H8.indd 124 01-11-2007 11:25:21 ∠BED = ∠D2 (Z-hoeken) ∠BED = ∠C } ∠D2 = ∠C 5 ∠ACG = 90° + ∠ACB ∠ACG = ∠DCB ∠DCB = 90° + ∠ACB AC = CD (vierkant) BC = CG (vierkant) !ACG !DCB (ZHZ), dus AG = BD. ∠ACG = ∠DCB } } bladzijde 145 6 Gegeven: De vierhoeken ABCD en EFGH. Hierbij zijn E, F, G en H middens van zijden van vierhoek ABCD. Te bewijzen: EFGH is een parallellogram. Bewijs: Teken BD. AE = 12 AB AH = 1 2 AD ∠A = ∠A CG = 12 CD CF = 12 CB ∠C = ∠C } } !AEH !ABD (zhz) dus EH = 12 BD } C G D H F A EH = FG E B !CGF !CDB (zhz) dus FG = 12 BD Op dezelfde manier: EF = GH. Van vierhoek EFGH zijn twee paren overstaande zijden even lang, dus EFGH is een parallellogram. 7 a Gegeven: Ruit ABCD met het snijpunt S van de diagonalen. Te bewijzen: S ligt even ver af van de zijden van ruit ABCD. Bewijs: Teken ABCD en de loodlijnen uit S op de zijden. Zie de figuur hiernaast. SA = SA ∠SHA = ∠SEA = 90° !AHS !AES dus SH = SE. ∠SAH = ∠SAE (diagonaal ruit) Op dezelfde manier kun je bewijzen dat A SE = SF, SF = SG en SG = SH. SH = SE SE = SF SH = SE = SF = SG dus S ligt even ver af van de zijden van ruit ABCD. SF = SG SG = SH b Als van een vierhoek het snijpunt van de diagonalen even ver af ligt van de vier zijden, dan is die vierhoek een ruit. Gegeven: Vierhoek ABCD. Het snijpunt S van de diagonalen ligt even ver af van de zijden. Te bewijzen: ABCD is een ruit. Bewijs: D G C H S } F E B } G D H 1 A 8 1 C 7 6 5S 2 3 4 2 E F B Vermoedens en bewijzen 125 224968 H8.indd 125 01-11-2007 11:25:23 SE = SH ∠AES = ∠AHS !AES !AHS (ZZR) dus ∠A1 = ∠A2 en ∠S1 = ∠S2 AS = AS Op dezelfde manier toon je aan ∠S3 = ∠S4, ∠S5 = ∠S6 en ∠S7 = ∠S8. ∠S1 + ∠S2 + … + ∠S8 = 360° ∠S23 + ∠S67 = 180° ∠S2 = ∠S2, ∠S3 = ∠S4, ∠S5 = ∠S6, ∠S7 = ∠S8 ∠S23 = ∠S67 = 90° ∠S23 = ∠S67 (overstaande hoeken) dus AC ⊥ BD AS = AS !ABS !ADS (HZH) dus AB = AD ∠A1 = ∠A2 ∠S23 = ∠S18 = 90° Op dezelfde manier toon je aan AD = CD en CD = BC, dus ABCD is een ruit. } } } } 8 a Gegeven: Driehoek ABC met ∠C = 90° en hoogtelijn CD. Te bewijzen: AC 2 = AD ⋅ AB en BC 2 = BD ⋅ AB. Bewijs: ∠A = ∠A !ADC !ACB (hh) ∠D = ∠C = 90° AD AC = dus AC2 = AD ⋅ AB AC AB ∠B = ∠B !BDC !BCA (hh) ∠D = ∠C = 90° BD BC = dus BC2 = BD ⋅ AB BC BA C } } A B D b Gegeven: Driehoek ABC met ∠C = 90° en hoogtelijn CD. Te bewijzen: AC 2 + BC 2 = AB 2 Bewijs: AC 2 = AD ⋅ AB en BC 2 = BD ⋅ AD dus AC 2 + BC 2 = AD ⋅ AB + BD ⋅ AB = AB(AD + BD) = AB ⋅ AB = AB 2 9 a In !ADC is AD = CD AD = C 3 5 3 = 5 3 ⋅ 3 3 = 5 3 = 1 23 3 3 AB = AD + BD = 1 23 3 + 5 b Teken EF loodrecht op AB. !BCD is een vergroting van !BEF met factor 2, E 5 60° A D C B 5 dus, EF = 12 ⋅CD = 12 ⋅5 = 2 12 1 1 2 2 AF = AB − BF = 1 3 3 + 5 − 2 2 = 1 3 3 + 2 2 2 1 EF tan ∠BAE = = 2 2 1 AF 1 3 + 2 3 2 ∠BAE ≈ 25° E 5 BF = DF = 12 ⋅ BD = 12 ⋅5 = 2 12 60° A D F B 10 Vermoeden: ∠CPQ + ∠CQP = ∠A. 11 Vermoeden: CE = DF. 12 Gegeven: Driehoek ABC, waarbij zwaartelijn CD de helft is van AB. Te bewijzen: ∠ACB = 90° Bewijs: D is het midden van AB AD = BD = CD CD = 12 AB AB is middellijn van een cirkel die door C gaat dus ∠ACB = 90° (omgekeerde stelling van Thales). C } A D B 126 Hoofdstuk 8 224968 H8.indd 126 01-11-2007 11:25:28 13 Gegeven: Driehoek ABC met de zwaartelijnen AD en BE zo, dat AD = BE. Te bewijzen: Driehoek ABC is gelijkbenig. Bewijs: AZ = 23 AD (zwaartelijnstelling) AD = BE (gegeven) } AZ = BZ en EZ = DZ AZ = BZ EZ = DZ ∠Z1 = ∠Z3 (overstaande hoeken) } !AZE !BZD (ZHZ) BZ = 2 3 BE (zwaartelijnstelling) DZ = 1 3 AD (zwaartelijnstelling) EZ = 1 3 BE (zwaartelijnstelling) Dus AE = BD AE = 1 2 AC BD = BC 1 2 } C E D Z 1 4 2 3 A B AC = BC dus !ABC is gelijkbenig. 14 Gegeven: Koordenvierhoek ABCD met de lijnen AB en CD die elkaar snijden in P en de lijnen AD en BC die elkaar snijden in Q. Te bewijzen: ∠P1 + ∠Q1 = ∠A Bewijs: Q 2 1 D 2 3 1 C 4 A B 1 2 P ∠A + ∠C1 = 180° (koordenvierhoekstelling) ∠C3 + ∠A = 180° ∠C1 = ∠C3 (overstaande hoeken) ∠C3 + ∠P1 + ∠Q1 = 180° (hoekensom driehoek) } } ∠A = ∠P1 + ∠Q1 15 Gegeven: Vierkant ABCD met het punt E op zijde BC en punt F op zijde CD zo, dat CE = DF. Het snijpunt van AF en DE is G. Te bewijzen: ABEG is een koordenvierhoek Bewijs: ∠D12 = ∠C = 90° DF = CE !ADF !DCE dus ∠A1 = ∠D1 AD = CD (vierkant) ∠D1 + ∠D2 = 90° ∠A1 + ∠D2 = 90° ∠A1 = ∠D1 ∠G1 = 90° ∠G1 = 180° - ∠A1 - ∠D2 (hoekensom driehoek) ∠G2 = 180° - ∠G1 (gestrekte hoek) dus ∠G2 = 90°. ∠B + ∠G2 = 90° + 90° = 180° dus ABEG is een koordenvierhoek. (omgekeerde koordenvierhoekstelling). } } D 2 F 1 G 1 C 2 E A 1 2 B } Vermoedens en bewijzen 127 224968 H8.indd 127 01-11-2007 11:25:31
© Copyright 2025 ExpyDoc