5 VWO EXTRA OPGAVEN SCHEIKUNDE H11: "STERKE EN ZWAKKE ZUREN EN BASEN" 1. Geef de reactievergelijking als er in de onderstaande gevallen een reactie plaatsvindt. Vindt er geen reactie plaats, leg dan uit waarom niet. a Men voegt zoutzuur toe aan een oplossing van natriumfluoride. b Men voegt een overmaat van een oplossing van azijnzuur (CH3COOH) bij een oplossing van kaliumcarbonaat (K2CO3). c Men voegt een oplossing van azijnzuur (CH3COOH) bij een oplossing van natriumfluoride. d Men voegt een oplossing van kaliumcyanide (KCN) bij ammonia. e Men voegt een oplossing van kopersulfaat (CuSO4) bij een oplossing van natriumfosfaat (Na3PO4). f Men voegt een oplossing van natriumwaterstofsulfaat (NaHSO4) bij een oplossing van kaliumsulfiet (K2SO3) 2. Peter lost 20,0 gram azijnzuur op tot een oplossing van 400 mL. Bereken de pH. 3. Natriumoxalaat heeft als formule Na2C2O4. Cynthia heeft 1,00 L natriumoxalaatoplossing gemaakt. De pH van de oplossing is 9,0. Bereken hoeveel gram natriumoxalaat Cynthia heeft opgelost. 4. In de kast staat een oplossing van joodperzuur (HIO3). Sjaak meet de pH van deze oplossing. Deze blijkt 1,4 te zijn. Bereken hoeveel gram HIO3 in een liter opgelost is. 5. Leg uit of een oplossing van natriumwaterstoffosfaat (Na2HPO4) zuur of basisch zal zijn. 5 VWO ANTWOORDEN EXTRA OPGAVEN SCHEIKUNDE H11: "STERKE EN ZWAKKE ZUREN EN BASEN" 1. a H3O+ + F- H2O + HF b 2 CH3COOH + CO32- 2 CH3COO- + H2O + CO2 c Geen reactie. Het zuur en de base zijn niet sterk genoeg om met elkaar te reageren (het zuur staat onder de base in tabel 49 van Binas). Er is ook geen ander soort reactie mogelijk. d Geen reactie. Er worden twee basen bij elkaar gedaan (CN- en NH3). Die reageren niet met elkaar. Er is ook geen ander soort reactie mogelijk. e 3 Cu2+ + 2 PO43- Cu3(PO4)2 Er vindt geen zuur/base reactie plaats (er is geen zuur aanwezig), maar er vindt wel een neerslagreactie plaats f HSO4- + SO32- SO42- + HSO3HSO3- is ook een base, maar HSO4- is niet sterk genoeg om met HSO3- te reageren (zie tabel 49 van Binas) 2. 20,0 gram CH3COOH = 0,333 mol (MCH3COOH = 60,05 g/mol) Opgelost in 400 mL water => [CH3COOH] = 0,833 M Het volgende evenwicht stelt zich echter in: CH3COOH (aq) + H2O (l) CH3COO- (aq) + H3O+ (aq) Dus bij evenwicht geldt [CH3COOH] = 0,833 - x [CH3COO-] = [H3O+] = x [CH3COO- [H3O+] ------------------------- = Kz invullen: [CH3COOH] x ------------(0,833 - x) 10-5 x verwaarlozen t.o.v. 0,833 => x2 10-5 10-5 10-3 + x mag verwaarloosd worden (< 10% t.o.v. 0,833), dus [H3O ] = x = 0,833 M pH = -log[H3O+] = 2,4 (twee significante cijfers, want Kz staat in 2 significante cijfers) 3. 89 g natriumoxalaat 4. Let op: x niet te verwaarlozen t.o.v. [HIO3]. antwoord: 8,6 gram HIO3. 5. Een oplossing van natriumwaterstoffosfaat is basisch. De baseconstante (Kb groter dan de zuurconstante (Kz 10-13), zodat het evenwicht 22HPO4 + H2O H2PO4 + OH- veel verder naar rechts ligt dan HPO42- + H2O PO43- + H3O+ Er zit dus meer OH- in de oplossing dan H3O+ 10-7) is
© Copyright 2025 ExpyDoc