taal - Pieter Wijten

Taaldoelen periode 2 (januari, februari en maart) Groep 2
Begrijpend luisteren
Spreken
Sociaal taalgebruik
Woordenschat en
woordleer
strategieën
Technisch lezen
Visuele discriminatie
Visuele analyse
Leesbegrippen
Onderscheidt mbv picto's
hoofdcomponenten van een
verhaal (wie, wat waar)
Vertelt gestructureerd over een
gebeurtenis mbv visueel materiaal
Nodigt iemand in een 1-op-1
gesprek uit
Beschrijft de juiste betekenis van
de aangeboden woorden
Past beginrijm toe
Luistert gericht naar een korte
voorgelezen tekst (beantwoordt
een vooraf gestelde luistervraag)
Vertelt een voorgelezen verhaal na
mbv illustraties
Vervult zowel de rol van luisteraar
als spreker in 1 gesprek.
Gebruikt aangeboden woorden
actief tijdens de taalles (met
correct gebruik van de lidwoorden)
Maakt de beginklank van een
woord los van de rest vh woord
Herkent een bepaalde letter tussen
letters en in woorden
Herkent grafemen van een woord
Deelt een woord op in losse grafemen
Kent de begrippen: daarna, ervoor, letter
Kent de betekenis van een punt
volgende, erachter, eerste, tweede, klank
Temporele ordening
Auditieve discriminatie
Auditieve synthese
Visuele synthese
Klank-teken-koppeling
Begrijpend lezen en
studerend lezen
Lees- en schrijfmotivatie
Strategisch schrijven
Technisch schrijven
Spelling
Zegt een reeks van 4-5 woorden in
goede volgorde na.
Onderscheidt verschillende klanken
binnen een woord
Rijmt op een 1-lettergrepig woord
Benoemt eerste klank van een
woord
Hoort het verschil tussen lange
en korte woorden
Voegt lettergr. Samen tot een woord
Kent ongeveer 10 letters
Spreekt verwachtingen uit ahv
omslag en illustraties
Praat over teksten
Koppelt het juiste foneem aan grafeem
Voert na het luisteren naar een
instructieve tekst de genoemde
handeling uit. (versje met gebareren)
Geeft instructie (voor een
spelletje)
Neemt initiatieven in een
1-op-1 gesprek
Gebruikt de begrippen: woord, zin
regel en bladzijde
Benoemt laatste klant van een
woord
Voegt woorden samen tot een zin
Koppelt aan elk graf. het juiste fon.
Begrijpt het permanente karakter
en com.doel van iets wat geschreven is
Vertelt wat hij van een verhaal of
andere tekst vindt
Schrijft (stukje ervan) eigen naam
Legt, schrijft of stempelt
woordjes na of typt op de pc
Schrijft guirlandes (
), arcades
Behoudt tijdens het tekenen een
(
), rechte (--), gofl- ( ), zaaglijn
correcte zit- en schrijfhouding
( ), o-vorm (oo), losse halen (///)
Analyseert klankzuivere woorden in afzonderlijke klanken in de juiste volgorde (m/a/n)
Spreekt zijn waardering uit over
een tekst
Gebruikt geschreven taal als
communicatiemiddel
Schrijft met de voorkeurshand.