taal - Pieter Wijten

Taaldoelen periode 1 (september, oktober en november) Groep 2
Begrijpend luisteren
Spreken
Sociaal taalgebruik
Woordenschat en
woordleer
strategieën
Technisch lezen
Visuele discriminatie
Visuele analyse
Leesbegrippen
Luistert met aandacht naar de lkr.
en mede lln als zij in de groep
iets vertellen.
Doet mbv gerichte vragen verslag
v. gebeurtenissen buiten hier en nu
Neemt een aanbod beleefd aan of
slaat het beleefd af (ja, graag)
Breidt zijn woordenschat uit met
woorden voor een taalniveau van
5/6 jaar
Herkent beginrijm in langgerekte
woorden
Herkent een bepaalde letter tussen
letters en in woorden
Herkent grafemen van een woord
Voorspelt globaal waarover een
verhaal zal gaan en het vervolg
na een deel v.h. verhaal
Maakt gebruik van constructies die
volgorde aangeven (toen, daarna)
Gebruikt de aanspreekvorm "u" of
"jij" in de juiste situatie
Breidt zijn woordenschat met
begrippen voor beginnendegeletterdheid en gecijferdheid
Herkent beginrijm in gewoon
uitgesproken woorden
Deelt een woord op in losse grafemen
Kent de begrippen: daarna, ervoor, letter
Kent de betekenis van een punt
volgende, erachter, eerste, tweede, klank
Temporele ordening
Auditieve discriminatie
Auditieve synthese
Visuele synthese
Klank-teken-koppeling
Begrijpend lezen en
studerend lezen
Lees- en schrijfmotivatie
Strategisch schrijven
Technisch schrijven
Spelling
Toont dat het verhaal begrepen is
met steun van illustraties
Vertelt spontaan of gevraagd over
onderwerpen die hem bezighouden
Voert een eenvoudig telefoon
gesprek met bekenden
Wijst het juiste plaatje aan na
omschrijving van een woord
Gebruikt de begrippen: woord, zin
regel en bladzijde
Benoemt laatste klant van een
woord
Zegt een reeks van 4-5 woorden in
goede volgorde na.
Onderscheidt verschillende klanken
binnen een woord
Rijmt op een 1-lettergrepig woord
Benoemt eerste klank van een
woord
Hoort het verschil tussen lange
en korte woorden
Voegt lettergr. Samen tot een woord
Kent ongeveer 10 letters
Spreekt verwachtingen uit ahv
omslag en illustraties
Bekijkt uit zichzelf regelmatig een
boek of tijdschrift
Beseft dat je met letters woorden
kunt maken
Schrijft ontspannen met een
driepuntspotloodgreep
Koppelt het juiste foneem aan grafeem
Koppelt aan elk graf. het juiste fon.
Is actief bezig in lees/schrijfhoek
heeft plezier in het lezen/schrijven
Schrijft op kopieert enkele
letters
Behoudt tijdens het tekenen een
correcte zit- en schrijfhouding
"Leest" zelf een verhaal voor aan
klasgenootjes of knuffel.
Schrijft herkenbare klank- tekenkoppelingen
Schrijft met de voorkeurshand.
Voegt woorden samen tot een zin