Amelander Krankheit, die ~D zie onder Campylobacter jejuni cholesterineD oude Ned. term voor ‘cholesterol’. zie cholesterol in Duits nog steeds gangbaar als Cholesterin DeutungD zie duiding <D ‘duiding, verklaring, uitleg’ esD PSYCHOANAL. een door Sigmund Freud onderscheiden psychische instantie, te weten het geheel van de drijvende krachten in het onbewuste. zie ook ich <D ‘het’ (lidwoord) fehlleistungD foutieve handeling of vergissing waarvoor bij nader onderzoek een (verborgen, onbewust) motief blijkt te bestaan; Duitse term van Sigmund Freud, enigszins in onbruik geraakt. Frühsommer-MeningoenzephalitisD / ‘frühsommer’-meningo-encefalitisN (FSME) zie tekenencefalitis zie taaluitleg in taalartikel aaneenschrijven of los schrijven van delen van bepaalde samengestelde woorden gegenhalten zie motorische oppositie <D ‘tegenhouden’; werkw. geheimratsecken hoeken opzij van het voorhoofd waar het hoofdhaar als onderdeel van alopecia androgenetica terugwijkt. zie ook alopecia androgenetica <D Geheimrat = raadsheer ich 1 PSYCHOANALYSE/FREUD een van de 3 door Sigmund Freud onderscheiden psychische instanties in zijn psychoanal. theorie: es (id), ich (ego) en über-ich (superego); es (id) = het geheel van de drijvende krachten in het onbewuste; ich (ego) = het grotendeels bewuste, maar deels onbewuste deel van de persoonlijkheid dat een evenwicht zoekt tussen het es en het über-ich; über-ich (superego) = het geweten (de morele censor) dat bewust en onbewust het ich aanzet tot verweer tegen de onverenigbare driften uit het es. syn egoL 2 filosofisch begrip: subject van alle gevoelens, gedachten, waarnemingen, voorstellingen, enz., zetel van het zelfbewustzijn. <D ich = ik; lidw. het ~ katzenschwirren zie kattengespin knorpelknötchen zie schmorlknötchen mittelschmerz pijnsensatie ter hoogte van de onderbuik bij sommige vrouwen tijdens de ovulatie. zie ook premenstrueelsyndroom <D ‘middenpijn’ münzenklirren metaalachtig geluid bij percussie, als de lucht uit een caverne door een nauwe opening wordt uitgedreven. <D ‘muntgerinkel’ schlottergelenk zie paralytische luxatie schmorlnoduli / Schmorl-noduli▪ op röntgenfoto waarneembare uitpuiling (prolaps) van discuskraakbeen in het wervellichaam; meestal symptoomloos; komt voor bij ziekte van Scheuermann. syn schmorllichaampjes, schmorlknötchen, lichaampjes van Schmorl zie taaluitleg in taalartikel medische vaktaalspelling voor het Nederlands spät- aan Duits ontleend woordvoorvoegsel met de betekenis ‘laat optredend’; vb. ‘Spätneuritis’ (ICD-10). <D ‘laat’; verouder(en)de, ‘obsolete’ term sperrarterie arterie die zichzelf kan afsluiten door opzwelling van de epithelioïde cellen van de wand of door contractie van spiervezels; vb. vena jugularis. syn drosselvene <D sperren = afsluiten sperrung zie gedachtestop <D sperren = versperren, blokkeren totenlade nieuw gevormd kapsel van beenweefsel rondom een door botnecrose ontstane sekwester (bijv. bij osteomyelitis). zie ook sekwester <D Totenlade = ‘dodenlade’, muurlade in een mortuarium waarin het lijk wordt geschoven über-ich zie ich <D über-ich = opper-ik vorbeireden zie paralogie <D ‘eraan voorbij praten’; uitspr. forbaai...; Duits werkw., in Ned. vnl. gebruikt als zelfst. naamwoord: ’het vorbeireden door pat.‘ witzelsucht gedragspatroon dat optreedt na letsel van de frontale kwabben, bestaand uit ontremming, agitatie, impulsiviteit, decorumverlies en de neiging om veelvuldig ongepaste grapjes te maken. <D ‘neiging tot grappenmaken’ wortsalat 1 onsamenhangend onbegrijpelijk gebabbel bij sommige psychotische patiënten. 2 onbegrijpelijk, schijnbaar onsamenhangend gepraat van pat. met receptieve afasie, a.g.v. verhaspeling van woorden en letters. <D ‘woordsalade’
© Copyright 2024 ExpyDoc