Nr. 3, december 2014

Waarborgfonds voor de Zorgsector
Jaargang 16, nummer 3, december 2014
bulletin
Nieuw normenkader
financieel beheer en toezicht
In de Miljoenennota 2014 is aangegeven dat het kabinet werkt aan een gemeenschappelijk normenkader voor
goed financieel beheer en extern financieel toezicht bij instellingen die een publiek belang dienen. Het uitgewerkte normenkader heeft het karakter van een set minimumeisen voor sober en ordentelijk financieel beheer
en de verantwoording naar stakeholders. Onderdeel van de kaders zijn een meer toekomst- en risicogericht
perspectief op basis van een meerjarige begroting. Ondanks dat de exacte uitwerking van het normenkader
voor de zorgsector nog even op zich laat wachten, geeft een aantal Raden van Toezicht van zorginstellingen
hier reeds invulling aan. In dit kader spreken we met Rob Rötscheid, lid van de Raad van Toezicht van drie
zorginstellingen en partner bij Finance Ideas.
Interview met
Rob Rötscheid
Op welke manier is het risicoprofiel in de zorgsector
veranderd?
“Al enige jaren is men bezig met het verleggen van de
budgettaire verantwoordelijkheid van de zorgsector naar
de verzekeraars en gemeenten. Zij krijgen daarbij meer
financiële verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor
zorginstellingen zelf die daarmee het risicoprofiel zien
veranderen. Zeker indien er sprake is van relatief hoge
financieringslasten, vaak veroorzaakt door recente vastgoedinvesteringen, is het risicoprofiel gestegen.”
En hoe kunnen zorginstellingen hier het best mee omgaan?
“Zorgorganisaties moeten zich in mijn optiek snel aanpassen aan deze nieuwe realiteit en vooral hun sturingsinstrumenten hierop aanpassen. Tot voor kort was het
voldoende om alleen te kijken naar de korte termijn. Nu is
het veel meer van belang om te ramen hoe de toekomst er
de komende vijf tot tien jaar uitziet.”
Hoe ziet het externe financiële toezicht in de zorgsector eruit?
“Er is in de zorgsector geen overkoepelende externe toezichthouder die toeziet op de financiële continuïteit van
individuele zorginstellingen. Zo houdt de NZa, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, geen toezicht op
de financiële situatie van individuele instellingen. In de
corporatiesector is dit bijvoorbeeld wel het geval. Jaarlijks rapporteren corporaties bij het Centraal Fonds voor
de Volkshuisvesting (CFV) over de voorgaande periode.
Daarnaast wordt van ze verwacht dat zij inzicht geven in
een 5-jarige prognose. In de zorgsector bestaat een dergelijk instituut niet.”
dragend in moeten stappen. Naast geborgde financiering
hebben veel zorginstellingen zodoende ook ongeborgde
leningen uitstaan. Op deze ongeborgde financiering is het
risico voor commerciële partijen hoger, waardoor de controle op de financiële continuïteit scherp is.”
Waar ligt het financiële toezicht dan in de zorgsector?
“Naast de interne verantwoordelijkheid van de zorginstelling en haar Raad van Toezicht, zien we ook dat externe
partijen een grotere verantwoordelijkheid dragen. Traditioneel ligt het (gedeelde) risico bij het Waarborgfonds
voor de Zorgsector (WFZ). Sinds een aantal jaren hebben
zij de lijn uitgezet dat ook commerciële financiers risico-
De minister van Financiën heeft een normenkader
voor prospectief toezicht afgegeven. Welke rol kan
het normenkader spelen in het versterken van het
toezicht?
“Het normenkader stelt een aantal minimale eisen aan onder meer de financiële meerjarenprognose en kan bijdragen aan het waarborgen van de financiële continuïteit in
“Zorgorganisaties
moeten hun
sturingsinstrumenten
aanpassen.”
de sector. Ook legt het normenkader instellingen op een
meerjarenprognose op te nemen in het jaarverslag. Dit alles zal leiden tot meer transparantie. Misschien nog wel
belangrijker is dat een dergelijk proces zorginstellingen
bewuster maakt van de financiële effecten van beleidskeuzes en hun helpt om indicatoren te signaleren die vertrouwen geven in de toekomst.”
Maakt u als Raad van Toezicht gebruik van dit normenkader?
“We vragen absoluut naar de inzichten die in het normenkader zijn opgenomen. Op veel punten gaan we hier zelfs
nog een stap verder. Zo vragen we een prognose voor
minstens tien jaar om te zien of de organisatie op de lange
termijn ook financiële continuïteit kan waarborgen. Ook
vragen we ze om verschillende scenario’s door te rekenen
en inzicht te geven in de mogelijkheden om bij te sturen
indien prognoses niet uitkomen.”
“Zorginstellingen
moeten er aan
wennen om
meer naar de
toekomst te
kijken.”
Hoe moet volgens u een dergelijke meerjarige prognose eruitzien?
“Om een volledig beeld te krijgen moet een financiële
meerjarenprognose gemaakt worden die de vastgoedplanning, de zorgexploitatie en de financiering integreert. De
meest recente jaarrekening vormt hiervoor het uitgangspunt. Het meest onzekere element in een dergelijke prognose blijft de zorgexploitatie, die ook nog eens de grootste impact heeft op de financiële continuïteit. Belangrijk is
dat de aannames die gemaakt worden voor bijvoorbeeld
de ontwikkeling van de tarieven of zorgproductie, degelijk onderbouwd worden. Zoals ook in het normenkader
is opgenomen, moet de prognose verder meer risicogericht opgesteld worden. Door middel van een scenario- of
impactanalyse kan worden gekeken naar de financiële effecten van externe onzekerheden. De negatieve scenario’s
zullen ertoe kunnen leiden dat de financiële continuïteit in
gevaar komt. In dat geval is het belangrijk om nu al inzichtelijk te maken welke acties noodzakelijk zijn en welke
sturingsmogelijkheden de instelling heeft. Flexibiliteit van
het personeel en het vastgoed kunnen hierbij een grote
rol spelen.”
Omdat de onzekerheden groot zijn, vinden veel instellingen het lastig om prognoses te maken. Hoe
kunnen zij hiermee omgaan?
“Natuurlijk is de toekomst onzeker, maar je mag niet verwachten dat een derde, of dit nu een bank is of het WFZ,
geld uitleent of borg staat zonder dat de zorginstelling
kan aantonen dat onder redelijke aannames de rente en aflossingen betaald kunnen worden. Om de uitgangspunten
te onderbouwen kan bijvoorbeeld gekeken worden naar
verschillende benchmarks voor tarieven of kostprijzen.
Dit geeft een indicatie of verzekeraars/zorgkantoren/gemeenten in de nabije toekomst zullen inzetten op tariefdruk en hoeveel ruimte er is om kosten te besparen. Een
scenario- of impactanalyse kan vervolgens het vertrouwen
geven dat een organisatie ook onder minder gunstige omstandigheden het hoofd boven water kan houden.”
Waar liggen de grootste uitdagingen voor een dergelijke prognose?
“Zorginstellingen moeten eraan wennen om meer naar
de toekomst te kijken. Waar zij voorheen vaak gericht
waren op het rapporteren over het afgelopen jaar en de
budgetten voor het volgende jaar, moeten zij nu verder
vooruit kijken en prognoses maken. Ook blijft het lastig
om reeds bestaande prognoses voor de vastgoedplanning,
de zorgexploitatie en de financiering te integreren in één
prognose.”
Welke resultaten wilt u als Raad van Toezicht zien?
“Als Raad van Toezicht moet je op veel dingen toezien.
Het gaat er daarom om dat met compacte informatie de
juiste inzichten gegeven kunnen worden. Om de financiële continuïteit te kunnen garanderen zijn een aantal
aspecten van belang. Wij hanteren daarbij dezelfde uitgangspunten als de banken. Ten eerste moeten de rente
en aflossing van de langlopende leningen te allen tijde
betaald kunnen worden. Banken toetsen dit aan de hand
van de debt service coverage ratio (dscr). Een dscr van 1,0
houdt in dat de operationele kasstromen in dat jaar precies
voldoende zijn om aan de financieringsverplichtingen te
voldoen. Banken hanteren vaak een norm van circa 1,4.
Daarnaast toetsen banken aan de solvabiliteit van de zorg­
instelling. De norm hiervoor ligt op circa 20%, wij gaan
vaak nog iets hoger zitten. Verder vragen we periodiek
inzicht in een aantal basis KPI’s. Denk hierbij aan de bezetting, het verloop van de productie, de formatie van het
personeel (direct/indirect) en de flexibele schil in het personeelsbestand.”
De exacte uitwerking van het normenkader voor de
zorgsector is nog niet bekend. Hoe ziet u dit het liefst
uitgewerkt?
“Het centraal vaststellen van definities en normen voor
dergelijke kasstroom- en vermogensratio’s en het verplichten van zorginstellingen om ook een meerjarige
prognose op te geven, leidt mijns inziens alleen maar tot
nog meer bureaucratie. Je zou hiervoor kunnen volstaan
met het opnemen van algemeen geaccepteerde normen.
Daarnaast ben ik van mening dat door middel van de interne controle en de risicodragende posities van het WFZ
en de banken, de controle vanuit de markt al voldoende
is om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen.”
Ontwikkeling financiële positie
WFZ-deelnemers
WFZ deelnemers hebben in 2013 gemiddeld een exploitatieresultaat van 1,8% behaald. Het weerstandsvermogen 2013 kwam hiermee gemiddeld op 23,1%.
Exploitatieresultaten
De exploitatieresultaten 2013 laten uitschieters zien van
-24,5% tot +18,3%, maar liggen voor het overgrote me-
rendeel in de bandbreedte van 1 tot 3%. De gemiddelden per sector staan in de tabel op de volgende pagina.
Voor alle sectoren geldt dat het gemiddelde financiële
resultaat 2013 ten opzichte van 2012 is afgenomen.
Verandering
in
20122013procentpunt
Ziekenhuizen (alg. en cat.)
GGZ
Ouderenzorg
Gehandicaptenzorg
Totaal
(gewogen gemiddeld)
2,2%
1,1%
2,5%
2,9%
2,1%
0,8%
1,7%
1,5%
- 0,1
- 0,3
- 0,8
- 1,4
2,3% 1,8%
- 0,5
Dat het gemiddelde financiële resultaat is afgenomen
zien we ook terug in de toename van het aantal deelnemers met een negatief resultaat. In 2013 had 9,3% van
de deelnemers een negatief exploitatieresultaat, in 2012
was dit nog 5,8%.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen 2013 (het gewogen gemiddelde, uitgedrukt als percentage van de totale opbrengsten)
bedroeg 23,1%, een toename ten opzichte van 2012 met
1,3%. Het gemiddelde per sector is weergegeven in de
navolgende tabel.
Verandering
in
2012 2013procentpunt
Ziekenhuizen (alg. en cat.)
GGZ
Ouderenzorg
Gehandicaptenzorg
Totaal
(gewogen gemiddeld)
19,8%
19,1%
25,9%
22,3%
21,5%
19,6%
27,3%
23,8%
1,5
0,5
1,4
1,5
21,8% 23,1%
1,3
Het weerstandsvermogen 2013 kent uitschieters van
-0,7% tot +115,7%. Het merendeel van de WFZ-deelnemers (93,3%) heeft een weerstandsvermogen van
15% of hoger. Het aantal deelnemers in de lagere vermogensklassen neemt af.
Continuïteitsrisico’s zorginstellingen nemen toe
De groei van het weerstandsvermogen bij zorginstellingen in de afgelopen jaren neemt niet weg dat het
WFZ met zorg kijkt naar de ontwikkelingen in de komende jaren. Op de eerste plaats is sprake van zeer
ingrijpende systeemwijzigingen. Geabstraheerd van
sectorale verschillen, staat ‘extramuralisering’ centraal
in het overheidsbeleid. Algemeen gesteld is de trend
om patiënten zoveel mogelijk buiten de intramurale instellingen te houden. De productie-ontwikkeling staat
mede hierdoor in elke sector onder druk. De geestelijke gezondheidszorg heeft te maken met een forse
reductie van bedden. In de ouderenzorg en gehandicaptenzorg speelt het scheiden van wonen en zorg.
In de sector ziekenhuizen geven de zorgverzekeraars
de hen toebedeelde rol van ‘selectieve inkoper’ meer
inhoud, waardoor de druk op de prijzen en de omzet
toeneemt. Contractering is niet meer vanzelfsprekend.
Ook de spreiding en concentratie van medisch specialistische zorg, en de substitutie naar de eerste lijn raken
de positie van ziekenhuizen. De verdere verhoging van
het eigen risico en de eigen bijdragen in de komende
jaren is eveneens van belang. Dit behelst meer dan alleen een lastenverschuiving van collectief naar privaat.
Er zit ook een ‘remgeld-effect’ aan vast. Op de tweede
plaats is de liquiditeitspositie van zorginstellingen een
grotere risicofactor geworden. Door het wegvallen van
de bevoorschotting door zorgverzekeraars en de toenemende druk op de kredietverlening door banken is de
kans op problemen met betrekking tot de beschikbaarheid van geld (en daarmee de continuïteit) voor zorginstellingen toegenomen.
Risicobewaking WFZ
Met het oog op de belangen van de deelnemende zorg­
instellingen en het Rijk als achterborg, volgt het WFZ
de ontwikkelingen bij deelnemers nauwlettend. Waar
nodig wordt de bewakingsintensiteit opgevoerd. Momenteel geldt dit voor 33 van de 322 deelnemers. Naargelang de ernst van de situatie wordt hierbij onderscheid
gemaakt in een drietal categorieën.
De deelnemers die het meest risicovol geacht worden
krijgen ‘code rood’. Zij hebben een eigen vermogen dat
lager is dan 5% in combinatie met meerjarig aaneengesloten negatieve exploitatieresultaten, of een onbalans
in de exploitatie van zodanig grote omvang en/of structurele aard dat deze op afzienbare termijn een bedreiging kan vormen voor de continuïteit van de organisatie.
Momenteel vallen er 11 deelnemers onder de categorie
rood. In 2013 waren dit er 8.
‘Code oranje’ deelnemers voldoen weliswaar niet aan
de kredietwaardigheidseisen van het WFZ, maar de
problematiek is minder urgent. Te denken valt aan aanbieders met een zwak eigen vermogen van 6 à 7%, die
er al meerdere jaren niet in slagen om hun financiële
positie te verbeteren, of waar sprake is van langdurig
negatieve exploitatieresultaten. Momenteel vallen er
9 deelnemers onder de categorie oranje. In 2013 waren
dit er 8.
Bij de derde categorie van deelnemers onder verhoogde
bewaking is sprake van een minder zorgelijke situatie,
maar zijn er wel redenen om vooralsnog geen aanvullende garanties te verstrekken en de vinger aan de pols
te houden. Plannen voor een fusie of overname, een bestuurlijk conflict of een fors investeringsprogramma kunnen aanleiding zijn om een deelnemer te kwalificeren als
‘code geel’. In deze categorie bevinden zich momenteel
13 deelnemers. In 2013 waren dit er 14.
Garantierisico
Indien een zorgaanbieder onverhoopt niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, neemt het WFZ de rente- en
aflossingsverplichtingen van de desbetreffende deelnemer over. Ter illustratie: in het onwaarschijnlijke
scenario dat alle 11 ‘rode’ instellingen tegelijkertijd in
betalingsproblemen zouden komen, bedragen de totale
rente- en aflossingsverplichtingen voor het WFZ over
2014 € 32,3 miljoen (over de resterende looptijd van
deze leningen bedragen de totale aflossingsverplichting­
en € 274,5 miljoen).
Aangezien het WFZ niet in één keer de lening aflost
maar de jaarlijkse betalingsverplichtingen overneemt,
biedt het aanwezige risicovermogen (begin 2014:
€ 235 miljoen) meer bescherming dan op het eerste ge-
Waarborgfonds voor
de Zorgsector
Oudlaan 4
Postbus 9696
3506 GR Utrecht
T 030 273 96 36
[email protected]
www.wfz.nl
Ontwerp: Avant la lettre, Utrecht
Druk: Drukkerij Damen, Werkendam
zicht lijkt. Het inroepen van de obligoregeling waarbij
deelnemers aan het WFZ een lening dienen te verstrekken is immers pas aan de orde wanneer het risicovermogen slinkt tot een cruciale ondergrens van 0,25%
van het restant geborgde leningen. Dit neemt niet weg
dat het WFZ zich met het oog op de belangen van de
stakeholders voortdurend bezint op de vraag of de ontwikkeling van het collectieve risicovermogen van het
WFZ nog adequaat is in het licht van de toenemende
risico’s bij de deelnemers.
Voorwaarden en aandachtspunten
omzetting stichting naar BV
“De
voorwaarden en
aandachtspunten
zijn erop gericht
om risico’s
hanteerbaar te
houden.”
Verschillende ontwikkelingen zorgen er voor dat de verscheidenheid aan juridische structuren in de zorg de komende jaren waarschijnlijk zal toenemen. Van belang zijn
daarbij de wet voor het vergroten van investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg (‘Wet winstuitkering’) waarover de Eerste Kamer binnenkort zal stemmen en de invoering van de integrale tarieven voor de
medisch specialistische zorg. Indien medisch specialisten
gaan participeren in een ziekenhuis, dan zal dat samen
gaan met een verandering van juridische structuur.
de genoemde veranderingen er niet direct toe zullen leiden dat zorgaanbieders massaal voor een andere juridische structuur kiezen, zijn de genoemde ontwikkelingen
voor het WFZ wel aanleiding geweest om op de website
een document te publiceren dat inzicht biedt in de voorwaarden en aandachtspunten bij de omzetting van Stichting naar een BV.
Als een stichting die aan het hoofd staat van een WFZdeelnemer wordt omgezet naar een BV dan heeft dit
gevolgen voor aspecten met betrekking tot de doelstelling, het eigendom, de governance structuur en structuurrisico’s. Dergelijke wijzigingen in de juridische structuur
moeten daarom door deelnemers aan het WFZ worden
voorgelegd ter goedkeuring.
De voorwaarden en aandachtspunten zijn geformuleerd
met het oogpunt op de toetsing die door het WFZ zal
plaatsvinden op grond van het Reglement van Deelneming. De voorwaarden en aandachtspunten zijn er op gericht om risico’s hanteerbaar te houden. Risico’s voor het
WFZ, de andere deelnemers en de staat als achterborg
mogen niet groter worden als gevolg van wijzigingen in
de juridische structuur. Het gepubliceerde document bevat ook een toelichting waarin het doel van de voorwaarden en aandachtspunten nader toegelicht wordt.
Vooralsnog lijken veel ziekenhuizen en medisch specialisten te kiezen voor een samenwerkingsmodel. Hoewel
Het document is te vinden op www.wfz.nl/Publicaties/
Overige publicaties.
Gezocht: lid van de Raad van Toezicht WFZ
met kennis en ervaring in de caresector
De Raad van Toezicht (RvT) van het Waarborgfonds voor
de Zorgsector bestaat volgens de statuten uit minimaal
5 leden en maximaal 7 leden. Als gevolg van verloop op
grond van het rooster van aftreden lopen op dit moment
twee procedures voor de werving van geschikte kandidaten. Bij het ontstaan van vacatures stelt de Raad telkens
een specifiek profiel op voor de gezochte kandidaat. Voor
alle kandidaten gelden de standaard zorgvuldigheidseisen,
die passen bij de rol en positie van het WFZ.
Gelet op de ingrijpende beleidsmatige ontwikkelingen in het
werkveld van het WFZ, zoekt het WFZ thans voor een van
de vacatures specifiek naar kandidaten die kennis en ervaring
hebben in de care sector (bij voorkeur de V&V-sector).
Geïnteresseerden worden hierbij nadrukkelijk uitgenodigd om kennis te nemen van de uitgebreide profielschets die via de website van het WFZ is te downloaden
(www.wfz.nl/publicaties/overige publicaties).