Nieuws van het waarborgfonds Sprokkels Herbeoordelingen Begin dit jaar is per mail aan de WFZ-deelnemers gemeld dat de ‘traditionele’ bevestigingsbrief, die jaarlijks werd verzonden in het kader van de herbeoordeling met daarin de mededeling dat aan de WFZ-deelnamecriteria werd voldaan, voortaan achterwege zal blijven. Aangezien er toch nog enkele vragen bij het WFZ binnengekomen zijn van deelnemers in de trant van ‘waar blijft onze brief?’, wil ik dit besluit hier kort toelichten. Herman Bellers, directeur WFZ 24 Enkele jaren geleden was het voldoen aan de deelnamecriteria van doorslaggevende betekenis in het kader van garantieverlening. Hierbij was bepalend of de organisatie zijn zaken goed op orde had. Was dit zo, dan kon vervolgens een bouwvergunning zonder meer door het WFZ worden gehonoreerd met een garantie. Inmiddels is de wereld ingrijpend veranderd. Om voor garantie in aanmerking te komen wordt niet louter gekeken naar de organisatie als zodanig, maar is een degelijke onderbouwing van het investeringsplan van doorslaggevende betekenis. Nut en noodzaak, haalbaarheid en betaalbaarheid van de investering moeten overtuigend worden aangetoond. En tenslotte wordt nog gekeken naar het financieringsarrangement in brede zin (waaronder rente- en herfinancieringsrisico’s, aanwezigheid van eventuele derivaten, verhouding geborgd-ongeborgd, enzovoorts). Dat de organisatie (nauwkeuriger gezegd: de juridische entiteit die als deelnemers bij het WFZ staat ingeschreven) voldoet aan minimale eisen van kredietwaardigheid is dus nog steeds van belang, maar is sec niet meer vol- oktober 2014 doende om voor garantie in aanmerking te komen. Het separaat bevestigen dat ‘uw organisatie voldoet aan de deelnamecriteria van het WFZ’ heeft hierdoor zijn oorspronkelijke betekenis verloren. Om deze reden laat het WFZ dit voortaan dan ook achterwege. Wat gebeurt er wel? Het WFZ maakt, na ontvangst van de herbeoordelingsstukken, intern een rangschikking van alle deelnemers, op basis van een lijst met aandachtspunten. De deelnemers waarbij sprake lijkt te zijn van risicovolle ontwikkelingen worden (begrijpelijk) als eerste nader onder de loep genomen en bezocht voor overleg. De uiteindelijke bevindingen van het WFZ - wel of niet positief - worden na dit overleg schriftelijk bevestigd. Dit betekent dat de WFZ-deelnemers waar op het eerste gezicht geen sprake is van risicovolle ontwikkelingen, later in de tijd aan de beurt komen voor diepgaande beoordeling en gesprek. Deze deelnemers ontvangen in de tussenliggende periode geen bericht. (Echter, mocht er om welke reden dan ook bij een deelnemer behoefte bestaan aan een schriftelijke bevestiging van ‘hoe kijkt het WFZ naar onze organisatie’ dan kan dat natuurlijk op elk gewenst moment.) Renteherziening bij geborgde leningen Een ander punt dat ik onder de aandacht wil brengen is de renteherziening op lopende leningen onder WFZ-garantie. Ik moet op basis van wat ik op mijn bureau langs zie komen helaas constateren dat sommige instellingen hier nog altijd te weinig alertheid tonen. Een tamelijk willekeurig voorbeeld: twee WFZ- deelnemers krijgen te maken met een renteherziening per 1 juli op een 20-jarige geborgde lening, beide voor een volgende periode van 10 jaar. De een betaalt (bij een sectorbank) 1,68% de ander (bij een commerciële bank) 2,9%. We hebben het hierbij dus over een aanzienlijke besparingsmogelijkheid die niet wordt benut. Dit lijkt mij zeker in deze tijd nauwelijks nog te verantwoorden. Kortom, breng - voor zover dit nog geen gemeengoed is - de bestaande leningenportefeuille goed in kaart en bewaak deze proactief. Hierbij hoort dus ook het tijdig signaleren van renteherzieningsmomenten en het opnieuw opvragen van prijzen bij verschillende geldgevers. Fusie Tenslotte nog een opmerking over fusies tussen WFZdeelnemers en niet-deelnemers. Hierbij kunnen twee aspecten relevant zijn. De eerste is de kredietwaardigheid van de fusie-organisatie die tot stand gaat komen. Treedt hier een zodanige verslechtering op dat dit als een reëel risico moet worden beschouwd voor de overige deelnemers aan het WFZ, dan kan het WFZ zijn medewerking aan de beoogde fusie onthouden. Een tweede aspect dat relevant kan zijn is het activiteitenprofiel van de fusie-organisatie. In de WFZ-statuten is vastgelegd dat het merendeel (mini- maal twee derde) van de activiteiten van een organisatie op het werkterrein van het WFZ moet liggen om als deelnemer te kwalificeren. Dit betekent dat een WFZ-deelnemer die wil fuseren met een organisatie die vanuit de WMO of jeugdzorg gefinancierd wordt, hierdoor over de 1/3-2/3 grens zou kunnen schuiven, aangezien deze activiteiten buiten het werkterrein van het WFZ vallen. Ik wil benadrukken dat het overschrijden van deze formele deelnamegrens voor het WFZ in het specifieke geval van WMO of jeugdzorg niet een reden als zodanig is om een fusie te blokkeren. Immers, er zijn ook WFZ-deelnemers die door de stelselwijzigingen ‘ongevraagd’ te maken krijgen met een vergelijkbare ingrijpende verschuiving van hun activiteiten buiten de wettelijke zorgverzekering. De toetsing op de kredietwaardigheid van de fusie-organisatie blijft vanzelfsprekend wel van kracht als basis voor instemming van het WFZ. Los van de vraag of het aandeel van de omzet uit (zorg-) activiteiten buiten de zorgverzekering ‘van bovenaf’ of door eigen besluitvorming toeneemt tot meer dan een derde, is de consequentie dat toekomstige garantieverlening aan de desbetreffende deelnemer hierdoor niet langer tot de mogelijkheden behoort. Bij fusiebeslissingen is dit een punt van aandacht om in de afwegingen mee te nemen. oktober 2014 25
© Copyright 2024 ExpyDoc